De Voorzitter van de Tweede Kamer der Postbus 90801
Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA1XA
Contactpersoon Uw brief 19 april 2007
Doorkiesnummer Ons kenmerk ARBO/KON/2007/16090
Faxnummer Datum 29 mei 2007
E-mail
Onderwerp Verzoek om nadere inlichtingen van de vaste
commissie voor SZW over de oprichting van enkele
beheerstichtingen tbv wettelijk verplichte
certificering op arbo-terrein
Bij brief van 19 april 2007 heeft u op voorstel van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid gevraagd om nadere inlichtingen over de oprichting van enkele
beheerstichtingen ten behoeve van wettelijk verplichte certificering op arbo-terrein
(Kamerstuk 30 993 nr. 1). De vaste commissie heeft in verband hiermee vervolgens een aantal
vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Om deze vragen goed te kunnen beantwoorden wordt onderstaand eerst de context geschetst
waarbinnen deze stichtingen gaan opereren.
Context van de stichtingen
Voor de afgifte van certificaten op arbo-terrein heeft de wetgever gekozen voor een niet-
publieke opzet uitgevoerd door privaatrechtelijke organisaties, die zorgen voor een adequate
werking van het stelsel van certificering. Een belangrijk onderdeel van stelsel zijn de
zogenaamde beheerstichtingen, die onderdak bieden aan Centrale Colleges van Deskundigen
en die de certificatieschema's beheren. Inmiddels functioneren vijf stichtingen reeds op
dergelijke wijze. Het zijn stichtingen van en voor partijen. Enkele Colleges van Deskundigen
zijn echter nog niet opgenomen in een beheerstichting. Zij zijn verbonden aan een
certificerende instelling. Daarom worden deze colleges in drie nieuwe op te richten
onafhankelijke beheerstichtingen ondergebracht. Transparantie en uniformiteit van
certificeringsregelingen worden hiermee bevorderd. Daarnaast wordt de positie van het
College ten opzichte van de certificerende instelling die de certificeringsregeling uitvoert
duidelijker en wordt belangenverstrengeling tegengegaan.
De Centrale Colleges in de beheerstichtingen bestaan uit een representatieve
vertegenwoordiging van belanghebbende partijen (met name sociale partners uit het betrokken
werkveld). De beheerstichtingen zijn zelf verantwoordelijk voor het opstellen en beheren van
de certificatieschema's en zullen deze voorleggen aan SZW. Daarmee wordt het functioneren
Ons kenmerk ARBO/KON/2007/16090
van het stelsel geborgd door toestemming van SZW. De schema's worden hierdoor
normstellend voor de certificerende instelling bij het afgeven van certificaten.
De oprichting van de stichtingen zou geheel buiten de overheid om kunnen gebeuren, ware het
niet dat de aanleiding daarvoor gelegen is in het wettelijke kader en dat aan de stichtingen een
eenmalige aanvangssubsidie wordt verstrekt. De betreffende stichtingen zullen geen publieke
taken uitoefenen, ofschoon hun werkzaamheden wel van publiek belang zijn, omdat
toestemming voor de schema's wordt gegeven. Uitsluitend vanwege de eenmalige
aanvangssubidie is artikel 34, lid 1 van de Comptabiliteitswet van toepassing. Daarin is sprake
van het "doen oprichten" van de stichtingen. Als zodanig gaat het om de "lichtste" variant uit
het kader voor het oprichten van stichtingen, dat het kabinet in december 2006 aan de Tweede
Kamer zond. Dit kader bevat een nadere uitleg van het "doen oprichten". Onder "doen
oprichten" wordt verstaan de situatie waarbij het Rijk anderen heeft bewogen een stichting op
te richten. Dit door zodanig specifieke afspraken te maken met de oprichters van een stichting,
dat mag worden aangenomen dat zonder deze afspraken de oprichting door derden niet tot
stand zou komen.
Bepalend voor de beantwoording van de vraag of artikel 34 van de Comptabiliteitswet van
toepassing is in de onderhavige situatie, is dus of de stichtingen er zouden komen als de
overheid zich er niet mee zou hebben bemoeid. Uitsluitend vanwege de genoemde subsidies
luidt het antwoord negatief, zodat de in artikel 34 vastgelegde procedure is gevolgd.
Deze voorziet onder meer in een rol van de Algemene Rekenkamer. Het advies van de
Algemene Rekenkamer is als bijlage meegezonden met de brief over de oprichting van de
stichtingen, die ik u eerder zond (TK 2007-2008, 30 993, nr. 1). In de voorlaatste zin van haar
advies bevestigt de Algemene Rekenkamer, dat zij louter op grond van het bestaan van een
subsidierelatie- in voorkomende gevallen de bevoegdheid heeft om bij een gesubsidieerde
instelling onderzoek te doen. Zo'n onderzoek ligt in het verlengde van een onderzoek bij het
subsidiërende ministerie van SZW zelf, en heeft tot doel inzicht te krijgen in de vraag of de
uitvoering door de minister voldoet aan de eisen van recht- en doelmatigheid, ordelijkheid en
controleerbaarheid.
De oprichting als zodanig is, zoals aangegeven in eerdergenoemde brief aan uw Kamer,
getoetst aan bovengenoemd Beleidskader.
Een advies van Toetsingscommissie Verzelfstandiging is in dit kader om bovenvermelde reden
niet noodzakelijk gevonden. Er is immers bij de oprichting van de onderhavige stichtingen
geen sprake van verzelfstandiging van een overheidstaak of overheveling van een deel van de
organisatie van de overheid naar een andere rechtspersoon. Evenmin zijn op de stichtingen de
aanvullende bepalingen van toepassing, die in het Kader voor stichtingen worden genoemd
voor het borgen van ministeriele verantwoordelijkheid en bevoegdheden. Nergens is immers
sprake van een structurele financiële relatie. De stichtingen oefenen geen publieke taak uit en
om die reden is toezicht op en verantwoording over de uitoefening van de taken van de op te
richten stichtingen van overheidswege niet noodzakelijk.
---
Ons kenmerk ARBO/KON/2007/16090
Vragen en antwoorden
1. Kan de regering per stichting toelichten hoe hoog de bijdrage van de rijksoverheid zal
zijn in de dekking van de kosten die de stichtingen zullen maken voor het opstellen en
onderhouden van certificatieschema's?
Ten behoeve van het opstellen van de certificatieschema's zal per beheerstichting de subsidie
in de orde van grootte liggen van 40.000,--
De kosten van het onderhouden van de certificatieschema's komt geheel voor rekening van
stichtingen zelf (uit een opslagstelsel op de verleende certificaten).
2. Hoe verhouden deze respectievelijke bijdragen zich tot de totale kosten die deze
stichtingen maken voor het opstellen en onderhouden van certificatieschema's?
De bijdragen zijn eenmalig en kostendekkend voor het opstellen van de certificatieschema's.
Belanghebbende partijen beschikken zelf niet over de hiervoor noodzakelijke middelen.
3. Worden er eisen gesteld aan de bestedingsdoeleinden voor de bijdragen/subsidies van
de rijksoverheid aan deze stichtingen? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
Ja, zie bovenstaande context. De subsidies zijn gekoppeld aan concrete projectplannen, waarin
de bestedingsdoeleinden, de werkzaamheden en het tijdsbeslag nauwkeurig zijn omschreven.
4. Indien de stichting haar taken niet naar behoren uitoefent, welke bevoegdheid heeft de
regering dan om in te grijpen?
Zie bovenstaande context, SZW kan toestemming onthouden aan de certificatieschema's. Er
kan verder in het kader van verstrekte subsidies ingegrepen worden op grond van de in de
subsidiebeschikking van toepassing verklaarde voorwaarden uit de Kaderwet en de Algemene
Regeling SZW-subsidies.
---
Ons kenmerk ARBO/KON/2007/16090
5. In hoeverre heeft de Kamer controle op de geldstroom via het budgetrecht?
Het budgetrecht van de Kamer geldt op gelijke wijze als ten aanzien van gesubsidieerde
projecten van andere instellingen en andere subsidiestromen. De middelen zijn reeds voorzien
in de begroting 2007.
6. Is de regering nog steeds van oordeel dat voor het oprichten van stichtingen de
gedachte "nee tenzij" geldt zoals verwoord in het Kader voor stichtingen?
Het betreft kabinetsbeleid, maar dit kabinet heeft geen aanleiding een ander beleid te voeren.
7. Kan de regering toelichten hoe het voornemen tot oprichting van de stichtingen
getoetst is aan het Stichtingenkader en daarbij specifiek uiteenzetten wat de antwoorden
zijn op de specifieke toetsingscriteria die in het Stichtingenkader worden genoemd (de
vier afwegingen in het stichtingenkader enerzijds en de vier uitgangspunten anderzijds)?
De betreffende stichtingen worden niet door SZW opgericht en er is geen sprake van een
publieke taak. SZW is slechts betrokken bij de oprichting van deze stichtingen door middel
van een initiële, eenmalige subsidie. Deze betrokkenheid moet volgens het stichtingenkader
worden aangemerkt als "doen oprichten". Om die reden is de voorhangprocedure ex artikel 34
van de Comptabiliteitswet gevolgd. Er is geen ministeriele verantwoordelijkheid en er zijn
geen ministeriele bevoegdheden. Er zijn verder geen financiële verplichtingen. Zie verder
bovenstaande context.
8. Is over het voorliggende voorstel tot oprichting van drie arbo-stichtingen voor advies
voorgelegd aan de Toetsingscommissie Verzelfstandiging, conform de procedure zoals
voorgeschreven in het Stichtingenkader?
Nee. Er is geen sprake van verzelfstandiging van een overheidstaak of van een deel van de
organisatie van de overheid naar een andere rechtspersoon. Het betreft de uitvoering van
keuzes voor een particuliere organisatie, die door de wetgever al zijn gemaakt.
9. Heeft de Toetsingscommissie advies uitgebracht over de oprichting van de arbo-
stichting? Zo ja, kan de Kamer dit advies met een reactie van de regering daarop
ontvangen. Zo neen, waarom heeft dit adviestraject dan niet plaatsgevonden?
Nee, zie het antwoord op vraag 8.
10. Kan de regering toelichten of, en zo ja, op welke wijze de aanvullende bepalingen die
in het Stichtingenkader worden genoemd voor het borgen van ministeriele
---
Ons kenmerk ARBO/KON/2007/16090
verantwoordelijkheid en bevoegdheden (paragraaf 5 van het Stichtingenkader)
terugkomen in de subsidiebeschikkingen en of de statuten van de stichtingen?
Zie bovenstaande context en het antwoord op vraag 7.
11. Kan de regering, in het geval de aanvullende bepalingen die in het Stichtingenkader
worden genoemd voor het borgen van de ministeriele verantwoordelijkheid en
bevoegdheden (paragraaf 5 van het Stichtingenkader) niet terugkomen in de
subsidiebeschikkingen en/of de statuten van de stichtingen, per bepaling aangeven
waarom daar niet voor gekozen wordt?
Zie het antwoord op vraag 10 en verder bovenstaande context.
12. Op welke wijze wordt het toezicht op en de verantwoording over de uitvoering van de
publieke taken van de op te richten stichtingen vorm gegeven?
Zie bovenstaande context. Het gaat niet om publieke taken, maar om toestemming voor de
schema's.
13. Op welke wijze worden de rechtmatigheid van de subsidieverlening en de doelmatige
en doeltreffende uitvoering van de publieke taken gewaarborgd?
Voor de rechtmatigheid en doelmatigheid van de subsidieverlening gelden vastgestelde
(wettelijke) kaders. Zie verder bovenstaande context.
14. Op welke wijze wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de uitkomsten van het
toezicht van de regering op de stichtingen en op welke wijze legt de minister
verantwoording af over de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding van de
betreffende overheidssubsidies?
Zie het antwoord op vraag 13.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid