Beantwoording vragen over OVSE-verkiezingswaarneming
31-05-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
In antwoord op vragen van leden Uwer Kamer, onder andere bij het AO
Europese Raad d.d. 6 maart jl., met betrekking tot recente problemen
bij OVSE-verkiezingswaarneming, mede als gevolg van conflicten tussen
het OVSE Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR)
en de OVSE Parlementaire Assemblee, bericht ik U als volgt.
De praktijk van neutrale en niet-gepolitiseerde verkiezingswaarneming
zoals gehanteerd door OVSE/ODIHR wordt door velen (ook door
internationale organisaties als de VN en de EU) als een gouden
standaard beschouwd. Door een samenloop van omstandigheden is dit
kroonjuweel van de OVSE echter recentelijk van twee kanten onderwerp
van kritiek geworden:
* van de kant van een beperkt aantal OVSE-deelnemende Staten,
waaronder de Russische Federatie;
* van de kant van de eigen OVSE Parlementaire Assemblee.
De Russische Federatie
Centraal in de Russische pogingen tot verdergaande hervorming van de
OVSE staat het onder politieke controle plaatsen van het thans
relatief autonoom opererende ODIHR. Dit streven wordt door de
meerderheid van deelnemende staten van de OVSE, waaronder de
EU-lidstaten en de VS, geblokkeerd, aangezien zij een dergelijke
autonomie noodzakelijk achten voor het behoud van geloofwaardigheid,
neutraliteit en integriteit van de beoordeling door ODIHR van de mate
waarin deelnemende staten hun OVSE-verplichtingen nakomen. Een
behandeling in de Permanente Raad van bijvoorbeeld de beoordeling van
verkiezingsprocessen in individuele landen zou alleen al door de
consensus-regel voor besluitvorming, ertoe leiden dat een
onafhankelijk en politiek neutraal oordeel onmogelijk wordt.
In de brief van mijn ambtsvoorganger d.d. 8 januari 2007 (kenmerk:
DVB/VD-562/06) werd verslag gedaan van de uitkomsten van de OVSE
Ministeriële Raad die op 4 en 5 december 2006 in Brussel plaatsvond.
Hierin werd ook melding gemaakt van de door ODIHR in 2006 uitgevoerde
evaluatie, waaronder op het punt van de versterking en bevordering van
ODIHR's activiteiten met betrekking tot verkiezingen en
verkiezingswaarneming. De eigen conclusies en aanbevelingen van ODIHR
treft U aan in de bijlage van genoemde brief aan Uw Kamer.
De OVSE Ministeriële Raad van Brussel onderschreef in grote lijnen de
uitkomsten van het genoemde rapport van ODIHR (besluit MC 19/06) en
beval ODIHR aan een aantal specifieke verbeteringen inzake
verkiezingswaarneming (zoals ODIHR zelf had geïdentificeerd in haar
rapport) uit te voeren en hieromtrent aan de Permanente Raad te
rapporteren. In de praktijk is duidelijk dat ODIHR in ieder geval een
aantal van de eigen aanbevelingen al actief implementeerd, bijv
oorbeeld door gerichte aandacht te besteden aan ook verkiezingen in
gevestigde democratieën.
De Russische Federatie blijft in en buiten de Permanente Raad druk
uitoefenen om ODIHR meer verregaande rekening en verantwoording te
laten afleggen aan de deelnemende staten. Dit past in een bredere
kritische opstelling ten aanzien van de wijze waarop in Russische
visie de OVSE zich heeft ontwikkeld tot een eenzijdig instrument dat
gericht is op het exporteren van westerse normen en waarden naar
staten "oostelijk van Wenen", zoals eerder dit jaar verwoord in de
rede die President Poetin in München hield, alsmede in diens recente
jaarlijkse toespraak tot het Russische parlement.
De genoemde Russische kritiek op de OVSE en met name op ODIHR dient
mede beschouwd te worden in het licht van de naderende Russische
verkiezingen voor respectievelijk de Doema (december 2007) en een
nieuwe President (maart 2008).
De OVSE Parlementaire Assemblee
Tegelijkertijd speelt een al langer sluimerend conflict tussen ODIHR
en het leiderschap (met name de SG en de Voorzitter) van de
Parlementaire Assemblee (PA) omtrent het primaat bij
verkiezingswaarneming. Dit conflict kwam tot een uitbarsting rond de
waarneming van de Servische parlementsverkiezingen van 21 januari jl.,
toen er geen akkoord kon worden bereikt over een g emeenschappelijke
verklaring na afloop en zowel ODIHR als de PA met een eigen verklaring
kwamen. Dit was sinds het bestaan van de Samenwerkingsovereenkomst uit
1997 die de onderlinge samenwerking en taakverdeling van ODIHR en PA
regelt niet eerder voorgekomen.
Het is duidelijk dat een dergelijke praktijk de geloofwaardigheid en
neutraliteit van OVSE-verkiezingswaarneming niet ten goede komt. Dit
conflict vormde het betreurenswaardige hoogtepunt van een streven van
met name de SG van de PA en opeenvolgende Voorzitterschappen van de PA
om verkiezingswaarneming steeds meer te willen zien als een
prerogatief van de Assemblee.
Hierbij wordt in het geheel voorbij gegaan aan de rol van ODIHR die
werkt op basis van een zo neutraal en objectief mogelijke methodiek
waarbij ook een indicatie kan worden gegeven van het belang van
onvolkomenheden bij de organisatie van verkiezingen. ODIHR richt zich
hierbij ook niet alleen op de gang van zaken op de verkiezingsdag
zelf, doch maakt dit onderdeel van de beoordeling van een meer
omvattend proces waarbij ook naar de bredere politieke trends, de
juridische kaders, de campagnes en de media-aandacht voor de
verkiezingen wordt gekeken.
Hoewel de Samenwerkingsovereenkomst uit 1997 zeker voor verbetering
vatbaar is, lijkt het uit praktisch oogpunt beter te trachten hierbij
zo nauw mogelijk aan te sluiten. Uitgangspunt was immers dat ODIHR en
PA beide beschikken over eigen unieke kennis en ervaring die op een
evenwichtige manier tot uitdrukking moet kunnen komen in de onderlinge
samenwerking en in de bevindingen en conclusies van de
waarnemingsmissie. Tot deze conclusie komen ook de vertegenwoordigers
De Donnea en Petersen die in opdracht van het Belgisch
OVSE-Voorzitterschap in 2006 het gehele proces en de onderlinge
taakverdeling daarbij aan een nadere evaluatie onderwierpen.
In dezelfde zin heeft het huidige Spaanse OVSE-Voorzitterschap
getracht na de bovengenoemde "Servische crisis" op basis van genoemde
Samenwerkingsovereenkomst nadere regels te formuleren voor de
onderlinge samenwerking tussen het door ODIHR benoemde hoofd van de
lange termijn-missie naar de parlementsverkiezingen in Armenië (de
Sloveen Frlec) en het door het Spaanse OVSE-Voorzitterschap benoemde
hoofd van de korte termijn-waarnemers (de Zweedse Mw Tingsgaard uit de
PA). Hiermee is echter het onderliggende conflict tussen ODIHR en PA
nog geenszins opgelost. Weliswaar slaagde men erin bij de Armeense
parlementsverkiezingen van 12 mei jl. een gezamenlijke verklaring
overeen te komen, doch de onderlinge spanningen tussen ODIHR en
vertegenwoordigers van de PA lijken niet te zijn weggenomen. Bij een
volgende gelegenheid is een hernieuwde crisis dan ook geenszins
uitgesloten.
Het Spaanse OVSE-Voorzitterschap heeft na de Winter-sessie van de PA
getracht de beide partijen, leiderschap van de PA en ODIHR, tot een
gezamenlijk onderschreven oplossing te bewegen en heeft hiertoe met
beiden afzonderlijk intensief gesproken. Tot een echte oplossing heeft
dit echter nog niet geleid, waarbij het risico blijft bestaan voor een
hernieuwde botsing rond bijvoorbeeld de Russische verkiezingen. Een
ontmoeting tussen beide partijen onder leiding van het Spaanse
Voorzitterschap, zoals bij de genoemde Winter-sessie van de PA bepleit
door de Nederlandse leden Van Winsen en Ten Broeke (daarbij gesteund
door een grote groep gelijkgezinde PA-leden die ook kritisch staan ten
opzichte van de op confrontatie gerichte koers van het leiderschap van
de PA), heeft nog altijd niet plaatsgevonden.
Streven naar een oplossing
ODIHR heeft de in haar rapport "Common Responsibility: Commitments and
Implementations" geïdentificeerde mogelijkheden ter verbetering van
verkiezingswaarneming en van ondersteuning van deelnemende staten bij
het nakomen van aan verkiezingen gerelateerde verplichtingen ter hand
genomen en zal hierover tijdens de bijeenkomst van het OVSE Menselijke
Dimensie-comité van 29 mei as. rapporteren (een volledige opsomming
van de verbeteringen die het ODIHR voor ogen staan treft U aan bij
eerdergenoemde Kamerbrief inzake de OVSE Ministeriële Raad van
december 2006.) Met de andere EU-lidstaten heeft Nederland de
herhaalde pogingen van onder meer de Russische Federatie om ODIHR
onder politieke controle van de Permanente Raad te plaatsen afgewezen.
De EU zal ODIHR krachtig blijven ondersteunen bij de implementatie van
de geïdentificeerde mogelijkheden ter verbetering.
Daarnaast ondersteunt de EU de bemiddelingspogingen van het Spaanse
OVSE-Voorzitterschap om een oplossing te vinden voor de tussen ODIHR
en het leiderschap van de Parlementaire Assemblee gerezen problemen
met betrekking tot de uitvoering verkiezingswaarneming.
De recente ontwikkelingen rond de Armeense parlementsverkiezingen
tonen echter aan, dat deze problemen nog altijd niet uit de wereld
zijn geholpen. Het blijft nodig het Spaans Voorzitterschap aan te
sporen hier een doorbraak te forceren, in ieder geval ruim voordat
ODIHR betrokken zal kunnen worden bij de waarneming van de Russische
parlementsverkiezingen in december 2007. Een ontmoeting van beide
betrokken partijen onder leiding van het Spaanse OVSE-Voorzitterschap
kan in dit verband, naast contacten van het Voorzitterschap met de
partijen afzonderlijk, nog altijd van nut zijn.
Tezelfdertijd is in EU-verband geconcludeerd dat het aanbeveling
verdient dat bij het zoeken naar een oplossing van deze problematiek
de officiële vertegenwoordigers van de EU-lidstaten en hun eigen leden
van de OVSE Parlementaire Assemblee trachten, met volledig respect
voor de eigen verantwoordelijkheden terzake, zoveel mogelijk gelijk op
te trekken.
In die zin heeft ook ODIHR-Directeur Strohal de inspanningen van
diverse leden van de PA (waaronder de Nederlandse) tijdens de recente
winter-sessie van de Assemblee in Wenen om een oplossing te vinden
verwelkomd. Het is inmiddels duidelijk geworden dat de inzet van het
leiderschap van de PA ook binnen de PA op toenemende weerstand stuit
en dat ook vertegenwoordigers van andere parlementaire delegaties die
deelnemen aan internationale verkiezingswaarnemingsmissies (vanuit
bijvoorbeeld de PA van de Raad van Europa en het Europees Parlement)
zich ook niet altijd meer kunnen vinden in de opstelling van de
vertegenwoordigers van de OVSE PA.
Ik ga er vanuit dat deze kwestie ook prominent zal figureren op de
agenda van de a.s. zomer-sessie van de Parlementaire Assemblee van de
OVSE en ben bereid Uw Kamer voordien nader te informeren omtrent de
stand van zaken op dat moment.
Het zal de Nederlandse inzet blijven om met gelijkgezinde partners
ernaar te streven dat de integriteit en geloofwaardigheid van
OVSE-verkiezingswaarneming onverkort overeind blijft. De door ODIHR in
de praktijk van de afgelopen vijftien jaar geschapen methodiek die het
mogelijk maakt tot een zo afgewogen mogelijk oordeel te komen over
verkiezingsprocessen als onderdeel van democratische transformatie mag
naar mijn oordeel niet worden ondermijnd. Verkiezingswaarneming door
ODIHR is een politieke verworvenheid die nog altijd landen "oost en
west van Wenen" verbindt en die het eerder verdient verder versterkt
te worden dan nu lichtvaardig ter discussie te worden gesteld.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken