De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief Verslag van een
schriftelijk overleg,
vastgesteld 17 april 2007
Onderwerp Vertraging in pensioenbetalingen Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
Datum 31 mei 2007
Met waardering heb ik kennis genomen van de inbreng van de leden van de verschillende
fracties.
Hierbij wil ik ingaan op de gestelde vragen. Voor de volledigheid meld ik u dat de
beantwoording is opgesteld samen met De Nederlandsche Bank (DNB).
1. Vragen over het aantal gevallen van vertraging in pensioenbetalingen
De leden van de fracties van CDA, PvdA en VVD vragen een toelichting op het verschil
tussen het aantal klachten zoals afkomstig van de NVA, de ombudsman en
pensioenuitvoerders.
Allereerst dient te worden vermeld dat de boven genoemde aantallen op verschillende wijzen
zijn verkregen. De door de NVA genoemde aantallen zijn geïnventariseerd via een enquête
onder aangesloten leden. De aantallen zoals vermeld in jaarverslagen van de ombudsman zijn
gebaseerd op daadwerkelijk bij de ombudsman ingediende klachten. Ook de door de
geraadpleegde grote pensioenverzekeraar genoemde klachten zijn gebaseerd op in de eigen
organisatie geadministreerde klachten.
Daarnaast is relevant dat zoals ik in mijn brief van 7 maart jl. (30 655-20) heb willen
aangeven dat voor de behandeling van klachten een bepaalde volgorde geldt. In eerste
instantie zullen mensen met hun klacht hun tussenpersoon benaderen, in tweede instantie de
pensioenuitvoerder en pas in derde instantie de ombudsman. Hoe verder in dit traject, des te
geringer zal het aantal klachten zijn. Immers, tussentijds zal, al dan niet door toedoen van
tussenpersonen of pensioenuitvoerders, een deel van de klachten worden verholpen. De tweede
of derde fase in de klachtenafhandeling is dan overbodig. Dat de NVA meer klachten
registreert dan pensioenuitvoerders of de ombudsman, is vanuit dat oogpunt verklaarbaar.
De constatering dat de aantallen zoals afkomstig van de ombudsman en de grote
pensioenverzekeraar, zich met elkaar verhouden, terwijl die van de NVA substantieel hoger
liggen, is in mijn ogen een illustratie van de zojuist bedoelde volgorde. Het geeft mijns inziens
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
aan dat tussenpersonen en pensioenuitvoerders inderdaad een groot deel van de klachten
oplossen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de door de regering in de brief van 7 maart jl.
genoemde oorzaken zich verhouden tot de lijst van mogelijke oorzaken die de NVA en de
pensioenverzekeraar noemen.
In paragraaf 3 van de brief van 7 maart jl. zijn mogelijke oorzaken opgenomen van vertraging
in pensioenbetalingen. De door de NVA en de pensioenverzekeraar aangedragen oorzaken zijn
een weergave van de in de praktijk voorkomende oorzaken. Het verschil tussen beide geeft aan
dat een aantal potentiële oorzaken zich in de praktijk amper of niet voordoet en een ander
aantal wel. Zo blijkt dat vertraging in de pensioenbetaling in de praktijk het meest voorkomt
bij nieuwe, eerste pensioenbetalingen door pensioenverzekeraars, vaak verbonden is aan de
bepaling van het recht op pensioenuitkering, shoppen door de pensioengerechtigde of de
definitieve berekening van het pensioen.
De leden van de VVD-fractie halen passages aan uit de brief van 7 maart jl. aan de Kamer,
waarin is gemeld dat bij pensioenfondsen vertragingen in de pensioenuitbetalingen bij nieuwe,
eerste pensioenbetalingen, slechts zeer incidenteel voorkomen en dat er zeker geen sprake is
van een structureel probleem. Zij vragen of incidentele gevallen nader kunnen worden
gekwantificeerd.
Volgens DNB ging het bij het in de brief van 7 maart jl. genoemde pensioenfonds met
incidentele gevallen van vertraagde uitbetaling in 2005 en 2006, om minder dan 30% van het
totaal aantal pensioengerechtigden van dat pensioenfonds dat last had van de verlate
uitbetaling. Ik wil nogmaals benadrukken dat het bij het betreffende pensioenfonds om een
éénmalige, incidentele gebeurtenis ging, waarbij zoals ik in mijn vorige brief al aangaf de
oorzaak buiten het pensioenfonds lag. Daarnaast betrof de vertraging slechts enkele dagen.
Verdere kwantificering is volgens DNB niet mogelijk omdat daardoor de wettelijke
geheimhoudingsplicht die voor de toezichthouder geldt, teveel in het geding zou komen.
Publiek toegankelijke cijfers mogen immers niet herleidbaar zijn tot individuele
pensioenfondsen.
De leden van de VVD-fractie vragen of er niet meer recente gegevens beschikbaar zijn van de
Ombudsman Pensioenen dan gegevens uit 2004, 2003 en 2001.
Ook de leden van de PVV stellen hierover vragen.
Het verslag van de Ombudsman Pensioenen over de jaren 2005-2006 is op dit moment nog
niet gereed. Wel is thans het Jaarverslag 2006 van de Ombudsman Verzekeringen beschikbaar.
Daar waar over 2005 97 klachten bij levensverzekeringen vertraging in behandeling of
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
uitkering betroffen, ligt dat aantal over 2006 op 121. Daarmee is dit aantal over 2006 nagenoeg
gelijk aan het aantal over 2004 (122).
Op basis van meer recente informatie van DNB kan worden afgeleid dat actuele aantallen niet
substantieel afwijken van die van enkele jaren geleden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de vertraging in de pensioenbetalingen vaak of vaker
voorkomt bij weduwen en/of weduwnaars en het ontvangen van hun nabestaandenpensioen, in
vergelijking met ouderdomspensioen. Deze leden vragen of dit verder uitgezocht kan worden,
aangezien het voor deze groep onmogelijk is een pensioenaanvraag ruim op tijd in te dienen.
Voordat nabestaandenpensioen kan worden uitbetaald, moet worden vastgesteld of daarop
recht bestaat en zo ja wie daarop recht heeft. In principe zijn dit ingewikkelder handelingen
dan die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van de aanvraag voor ouderdomspensioen en de
uitbetaling daarvan. Daarom is er ook doorgaans meer tijd mee gemoeid.
Uit de mij bekende gegevens van de Ombudsman Verzekeringen en de Ombudsman
Pensioenen is niet af te leiden of klachten over vertraging in behandeling of uitkering van
pensioenen vaker voorkomen bij nabestaanden- dan bij ouderdomspensioen. Op grond van
bovenstaande is wel te verwachten dat vertraging in pensioenbetalingen relatief vaker
voorkomt bij nabestaanden- dan bij ouderdomspensioen.
Op basis van informatie van DNB kan ik u aanvullend het volgende melden. Bij het in de brief
van 7 maart jl. genoemde pensioenfonds waarbij verlate uitbetaling aan de orde kwam, ging
het om allerlei soorten pensioen. Het probleem sloeg daardoor niet neer bij één type
pensioenuitkering. Daarnaast is een van de elementen waar DNB in 2007 in het toezicht bij
grotere pensioenverzekeraars op focust, de vraag in hoeverre de administratie op orde is.
Mogelijke tekortkomingen die zouden kunnen leiden tot verlate uitbetalingen worden
zodoende gesignaleerd en zullen door DNB aan mij worden gerapporteerd in het jaarverslag
van DNB. Het jaarverslag van DNB 2007 zal u door de minister van Financiën en mij te zijner
tijd worden aangeboden.
De leden van de VVD-fractie stellen dat door de vergrijzing de druk op de uitbetaling van
pensioenen alleen maar zal toenemen. Genoemde leden vragen welke maatregelen
pensioenuitvoerders nu al nemen om dit gevolg van de vergrijzing tegen te gaan.
Ik ga er vanuit dat pensioenuitvoerders de capaciteit voor de afhandeling van de
pensioenaanvragen zullen aanpassen aan de hoeveelheid aanvragen en tijdig maatregelen
zullen treffen als op dit vlak spanning zou ontstaan. Hierbij is relevant dat pensioenuitvoerders
de stroom toekomstige gepensioneerden thans reeds kunnen zien aankomen in hun eigen
bestanden en daarop kunnen anticiperen. Ook nu al gaan steeds meer mensen met pensioen.
Omdat vertragingen bij pensioenbetalingen amper oplopen, heb ik geen reden om aan te
nemen dat pensioenuitvoerders geen adequate maatregelen treffen.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
De leden van de PVV-fractie vragen of ik mij ervan bewust ben dat het hier gaat om een
categorie mensen (ouderen) die doorgaans niet snel klagen, waardoor de vraag rijst hoe
representatief de cijfers zijn.
In geval van ouderdomspensioen, zal de leeftijd van degenen die potentieel een klacht indienen
bij vertraagde pensioenbetaling, liggen op de pensioengerechtigde leeftijd. Gezien de omvang
van het aanvullend pensioen en het belang van (aanstaand) pensioengerechtigden bij tijdige
afhandeling van hun pensioenaanvraag en tijdige uitbetaling van het pensioen, ga ik er vanuit
dat dit hen niet ervan zal weerhouden in geval van vertraging in de pensioenuitbetaling,
hierover een klacht in te dienen.
Bij nabestaandenpensioen is de leeftijd van de pensioengerechtigde variabel. Klachten
hierover zullen bijgevolg niet uitsluitend of in hoge mate door oudere personen worden
ingediend.
Overigens is het in mijn ogen geenszins een gegeven dat er verband bestaat tussen de leeftijd
en de mate waarin en wijze waarop mensen in staat zijn een klacht in te dienen over hun
pensioenbetaling.
De leden van de PVV-fractie vragen zich af of er door de pensioenfondsen actief gespeurd
wordt naar achterstanden of wachten de maatschappijen eerst af tot er klachten komen.
Eén van de kerntaken van een pensioenfonds is het doen van uitkeringen aan gepensioneerden,
inclusief het hele administratief organisatorisch proces daaromheen. Volgens DNB krijgt een
tijdige verstrekking van de uitkering als onderdeel van die kerntaak een hoge prioriteit bij
pensioenfondsen. Daar hoort bij dat actief gemonitord wordt of pensioenuitkeringen tijdig
worden verstrekt en toezicht wordt gehouden op de mate waarin en wijze waarop
pensioenfondsen een beheerste en integere bedrijfsvoering voeren en waarborgen.
2. Vragen over specifieke oorzaken voor vertraging in pensioenbetalingen
Vooraf aan de vragen van de Kamerfracties over specifieke oorzaken voor vertraging in
pensioenbetalingen, wil ik het volgende opmerken.
Eén van de belangrijke elementen bij het toezicht door DNB is onderzoeken of de
administratieve organisatie en interne controle bij pensioenuitvoerders op orde is. Nagegaan
wordt of een pensioenuitvoerder voldoende ´in control´ is, of in juridische termen een
beheerste bedrijfsvoering heeft. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens van onder
meer de externe en indien voorhanden van de interne accountant. Het optreden van
vertraging in de pensioenbetaling kan voor DNB een signaal zijn dat de processen en
procedures binnen de interne organisatie niet op orde zijn. Als er meer van dergelijke signalen
zijn waardoor mogelijk niet langer sprake is van het beheersen van bedrijfsprocessen en
bedrijfsrisico´s, zal DNB hierover de betreffende pensioenuitvoerder aanspreken. Mocht dat
niet tot wijzigingen leiden, dan kan uiteindelijk een aanwijzing worden gegeven.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
De leden van de CDA-fractie vragen waarom pensioenoverdracht enkele maanden tijd kost,
vragen of de regering maatregelen in gedachten heeft die de pensioenoverdracht sneller maken
en vragen welke wettelijke termijnen er zijn bij waardeoverdracht.
Allereerst moet het totaal opgebouwde pensioenkapitaal bij de overdragende
pensioenuitvoerder worden berekend. Vervolgens moet de ontvangende pensioenuitvoerder
berekenen welk pensioen kan worden ingekocht met het over te dragen kapitaal. In de
Memorie van Toelichting van het toenmalige wetsvoorstel Regels betreffende pensioenen
(Kamerstukken II, 2006/2007, 30 413, nr. 3, paragraaf 7.2.2) is aangeduid welke combinaties
zich bij waardeoverdracht kunnen voordoen. Hoewel aan de keuze voor waardeoverdracht
indicatieve berekeningen ten grondslag zullen liggen, is met het bepalen van de definitieve
berekeningen doorgaans enkele maanden gemoeid, vanwege de complexiteit hiervan.
Gezien het belang van de ontvangende pensioenuitvoerder en de pensioengerechtigde bij
tijdige afhandeling van de waardeoverdracht, zijn in de Pensioenwet en in het Besluit van 18
december 2006 (Staatsblad 2006, 709), houdende vaststelling van regels ter uitwerking van de
Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling, in hoofdstuk 6 regels met
betrekking tot waardeoverdracht gesteld, die overigens geen wijziging betekenen ten opzichte
van de voormalige Pensioen- en spaarfondsenwet. Zo geldt er voor de deelnemer een termijn
van zes maanden vanaf de verwerving van pensioenaanspraken bij de ontvangende
pensioenuitvoerder voor het opvragen van een opgave van de pensioenaanspraken van de
ontvangende pensioenuitvoerder en vervolgens het indienen van een verzoek om
waardeoverdracht (artikel 71, lid 3 Pensioenwet). Vervolgens dient de ontvangende
pensioenuitvoerder binnen een maand informatie te vragen aan de overdragende
pensioenuitvoerder (artikel 18 van genoemd besluit). Die informatie moet binnen twee
maanden worden geleverd (artikel 19). Na ontvangst hiervan dient de ontvangende
pensioenuitvoerder binnen twee maanden deze informatie aan de deelnemer te verstekken,
onder vermelding van de aanspraken die zullen voortvloeien uit de waardeoverdracht (artikel
20). De deelnemer heeft vervolgens twee maanden het verzoek om waardeoverdracht in te
dienen bij de ontvangende pensioenuitvoerder (artikel 21). Ook voor de afhandeling van de
waardeoverdracht gelden regels, zoals het betalen van de overdrachtswaarde door de
overdragende aan de ontvangende pensioenuitvoerder binnen tien werkdagen na de ontvangst
van het verzoek tot waardeoverdracht (artikel 23).
Additionele wettelijke termijnen ter versnelling van de afhandeling van waardeoverdracht,
lijken mij niet nodig; deze zouden uit oogpunt van zorgvuldigheid ook niet gewenst zijn en
worden daarom thans niet overwogen.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de oorzaken van het feit dat de meeste
betalingsproblemen volgens de Ombudsman Pensioenen zich voordoen in het buitenland.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
Als belangrijkste oorzaak geldt de verificatie van het nog in leven zijn van de deelnemer op de
pensioengerechtigde leeftijd. Deze verificatie is complexer indien een gepensioneerde in het
buitenland woonachtig is, in vergelijking met een in Nederland wonende pensioengerechtigde,
bijvoorbeeld omdat bij een in het buitenland woonachtige pensioengerechtigde geen beroep
gedaan kan worden op de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).
De leden van de PVV-fractie vragen of het niet absurd is dat betalingen vertraging oplopen
omdat er geen vervanging is tijdens vakantie of dat een tekenbevoegde medewerker niet
aanwezig is. Dat dit een of twee dagen voorkomt is tot daaraan toe, maar dat dit als excuus
wordt aangevoerd voor betalingsachterstand is ongehoord, aldus genoemde leden. Zij vragen
of maatschappijen hierover worden aangesproken.
Ik constateer met genoegen dat dergelijke situaties in de praktijk nagenoeg niet voorkomen,
zoals blijkt uit de inventarisatie van in de praktijk voorkomende oorzaken van vertraging in
pensioenbetalingen. Desalniettemin zijn deze situaties in de praktijk niet geheel uit te sluiten.
Indien sprake is van structurele organisatorische redenen voor vertraging in
pensioenbetalingen door een bepaalde pensioenuitvoerder, zal DNB daarop toezien en zo
nodig handhavinginstrumenten inzetten.
3. Vragen over bestaande of gesuggereerde oplossingen
Ter inleiding hecht ik eraan het volgende op te merken.
De verantwoordelijkheid voor pensioenen in het algemeen en voor de uitbetaling van
pensioenen in het bijzonder, ligt primair bij sociale partners. Dat brengt mij ertoe
terughoudend om te gaan met additionele regelgeving met betrekking tot die uitbetaling.
Daarnaast moet extra regelgeving proportioneel zijn ten opzichte van de aard en omvang van
de problematiek.
De leden van de PvdA-fractie doen de suggestie om het informeren van deelnemers over de
noodzaak een pensioenaanvraag in te dienen, inclusief een overzicht van gegevens die
daarvoor nodig zijn, op te nemen in de informatieplichten of afspraken te maken over het
informeren van het bijtijds indienen van de pensioenaanvraag. Zij vragen daarop een reactie.
Pensioenuitvoerders zijn primair verantwoordelijk voor de voorlichting over en uitvoering van
de pensioenovereenkomsten. De wetgever heeft slechts als taak om een minimum aan
voorlichting wettelijk te waarborgen. De wettelijke voorschriften zijn neergelegd in het Besluit
houdende vaststelling van regels ter uitwerking van de Pensioenwet en de Wet verplichte
beroepspensioenregeling (Staatsblad 2006, 709). Eén van de algemene beginselen die de
wetgever hierbij aanhoudt, is dat informatie tijdig aan de deelnemer, gewezen deelnemer of
pensioengerechtigde toegezonden moet worden. Pensioenuitvoerders dienen zelf te bepalen
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
wat onder tijdig wordt verstaan. De toezichthouder kan daar vervolgens een oordeel over
geven.
Het ligt voor de hand dat een pensioenuitvoerder, om op tijd tot uitbetaling van het pensioen te
kunnen uitgaan, tijdig vóór de pensioendatum gegevens uitvraagt of verifieert bij de
toekomstige pensioengerechtigde. Dat is ook de praktijk. Een wettelijke regeling druist daar
tegenin. Ten aanzien van het eventueel maken van afspraken over het informeren van het
bijtijds indienen van de pensioenaanvraag, is de vraag wie deze afspraken zou moeten
overeenkomen. In principe is dit een aangelegenheid tussen pensioenuitvoerders en sociale
partners. Indien zij tot dergelijke afspraken zouden besluiten, bestaan daartegen uiteraard geen
bezwaren. Echter, de meerwaarde van dergelijke afspraken is beperkt, omdat in de praktijk
pensioenuitvoerders doorgaans tijdig actie ondernemen met betrekking tot de
pensioenaanvraag.
Ten aanzien van waardeoverdracht vragen de leden van de CDA-fractie wanneer iemand recht
heeft op een voorschot.
Recht op een voorschot ontstaat indien het verstrekken daarvan onderdeel uitmaakt van de
uitvoeringsovereenkomst tussen de (nieuwe) werkgever en de ontvangende
pensioenuitvoerder. Of iemand recht heeft op een voorschot, kan dus per pensioenuitvoerder
verschillen.
De leden van de CDA-fractie vragen waarop individuen kunnen terugvallen indien er geen
service niveau overeenkomsten zijn afgesproken, waarin de individuele pensioengerechtigde
immers geen partij is.
Het overeenkomen van service niveau overeenkomsten is in mijn brief aangehaald in het kader
van verzekerde regelingen. Zoals de leden van de CDA-fractie terecht stellen, zijn individuele
pensioengerechtigden geen formele partij in deze overeenkomsten. Deelnemers, gewezen
deelnemers en gepensioneerden kunnen via de werknemersvertegenwoordigers, die betrokken
zijn bij de pensioenovereenkomst, aandacht vragen voor het sluiten van dergelijke
overeenkomsten. Daarnaast heeft de deelnemersraad adviesrecht inzake het sluiten, wijzigen of
beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze mensen problemen bij specifieke
pensioenuitvoerders bij DNB onder de aandacht kunnen worden gebracht.
Individuele (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden kunnen hun eigen
pensioenuitvoerder altijd benaderen over aangelegenheden met betrekking tot hun pensioen.
Dat kan zowel schriftelijk, per mail als per telefoon. Tevens kan dit rechtstreeks of via hun
tussenpersoon.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
Het over individuele gevallen benaderen van DNB, behoort niet tot de mogelijkheden. DNB
treedt immers niet in individuele gevallen.
De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie op de suggestie om als termijn voor de
uitbetaling te hanteren twee maanden na de pensioendatum, mits de aanvraag daarvoor op tijd
is ingediend.
Ik acht een dergelijke suggestie niet nodig, maar ook niet wenselijk. De noodzaak ontbreekt,
omdat thans reeds door sociale partners afspraken kunnen worden gemaakt over het moment
van pensioenbetalingen. De toezichthouder heeft mogelijkheden om overt5redingen tegen deze
afspraken te sanctioneren. Regelgeving acht ik niet wenselijk, omdat deze op gespannen voet
staat met de primaire verantwoordelijkheid van sociale partners voor genoemde afspraken.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de ombudsman voldoende is toegerust voor het
inzetten van het in hun ogen vrij forse instrument van de dwangsom.
In tegenstelling tot wat de leden van de PvdA-fractie veronderstellen, is het niet de
ombudsman die een dwangsom op kan leggen, doch DNB.
De leden van de VVD-fractie stellen dat de NVA en `een grote pensioenverzekeraar' maar
liefst 12 oorzaken noemen voor het te laat ontvangen van pensioenuitkeringen door
gepensioneerden. Genoemde leden vragen wat de uitvoerende organisaties er op dit moment
aan doen om deze oorzaken zoveel mogelijk uit te sluiten.
Vooraf hecht ik eraan op te merken dat de door de NVA en de grote pensioenverzekeraar
geïnventariseerde oorzaken niet complementair zijn, maar elkaar grotendeels overlappen.
Vanwege de concentratie van de problematiek van vertraging in pensioenbetalingen bij
verzekeraars, zijn bij een grote pensioenverzekeraar maatregelen geïnventariseerd ter
beheersing van deze problematiek. Die inventarisatie heeft als belangrijkste maatregelen
opgeleverd:
· Het tijdig opstarten van de pensioenaanvraag (gegevens opvragen of verifiëren);
· Ervoor zorgen dat de interne administratie op orde is en eventuele achterstanden
worden weggewerkt;
· Het indien nodig of wenselijk hanteren van voorschotten.
Pensioenuitvoerders hebben door hun toegang tot de GBA en DNB door haar
aanwijzingsbevoegdheid mogelijkheden om vertraging bij pensioenuitbetaling te voorkomen,
aldus de leden van de VVD-fractie. Deze leden vragen op welke wijze hier op dit moment
gebruik van wordt gemaakt.
---
Ons kenmerk AV/PB/2007/14655
Op grond van artikel 50 van de Pensioenwet zijn pensioenuitvoerders verplicht navraag te
doen bij de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Volgens DNB hebben ook vrijwel alle
pensioenuitvoerders toegang tot de gegevens van het GBA waardoor zij toegang hebben tot
alle wijzigingen in het GBA.
DNB heeft tot op heden geen gebruik gemaakt van de aanwijzingsbevoegdheid vanwege
problemen met tijdige uitbetaling van pensioenuitkeringen.
De leden van de VVD-fractie vragen aan te geven waarom het niet mogelijk is om de
pensioenuitkering tot uitbetaling te laten komen zonder de meldingsplicht van de
pensioengerechtigde.
Indien het recht op pensioen zou ontstaan zonder meldingsplicht van de pensioengerechtigde,
dus zonder formele aanvraag, zou dit betekenen dat het recht van rechtswege ontstaat. Een
dergelijk ontstaansrecht voor pensioenen acht ik onwenselijk. Pensioen is een zaak van sociale
partners. Zij maken al dan niet afspraken over aanvullende pensioenen en wanneer het recht op
uitkering ingaat. Daarnaast zou een dergelijk ontstaansrecht disproportioneel zijn, gezien de
niet-structurele en in omvang beperkte problematiek. Ten slotte is het ontstaan van recht op
pensioen ook niet noodzakelijk, omdat pensioenuitvoerders doorgaans tijdig vóór de
pensioendatum (en daarmee ook ruim vóór de eerste pensioenbetaling) de aanvraagprocedure
opstarten.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid