Honderd dagen-conferentie AWBZ
Toespraak, 30 mei 2007
De cliënt in de zorg centraal stellen, de bureaucratie verminderen, de
kwaliteit van de zorg op een hoger plan tillen en het dreigende tekort
aan professionals aanpakken. Dat zijn de vier thema's die de komende
jaren centraal staan in de langdurige zorg. Staatsssecretaris Jet
Bussemaker maakte dat bekend tijdens de conferentie waarmee zij haar
honderd dagentoer door de AWBZ-sector afsloot. De volledige tekst van
haar toespraak staat hieronder.
Geachte aanwezigen,
Het is u waarschijnlijk niet ontgaan dat ik de afgelopen maanden
overal in het land instellingen voor langdurige zorg heb bezocht om
een beeld te krijgen van de situatie in deze sector. In deze
interessante reeks werkbezoeken heb ik gesproken met cliënten,
zorgaanbieders, verzorgenden, zorgverzekeraars, indicatiestellers en
toezichthouders. Het mag met recht een stoomcursus AWBZ-in-uitvoering
worden genoemd.
Bij mijn werkbezoeken is me opgevallen dat er over het algemeen hard
en met veel inzet en compassie wordt gewerkt, maar dat de resultaten
toch verschillend zijn. Ik heb heel mooie dingen gezien, maar ook
zaken die me niet meevielen. Ik zag emotie tegenover zakelijkheid,
werken met hart en ziel tegenover sleet en routine, creativiteit
tegenover bureaucratie.
Al die ervaringen, zowel de goede als de minder goede, sterkten mij in
mijn overtuiging dat er iets moet gebeuren in de AWBZ-sector. Wát moet
er dan gebeuren in deze sector, wilt u nu natuurlijk weten. Dat zal ik
u vertellen. In hoofdlijnen gaat het om drie zaken: 1) het
AWBZ-systeem moet in plaats van aanbodgestuurd vraaggestuurd worden;
2) niet het systeem, maar de cliënt én de professional moeten centraal
komen te staan en 3) het verminderen van de bureaucratie, zodat de
relatie tussen cliënt en zorgverlener er één wordt van vertrouwen in
plaats van wantrouwen.
Op al deze drie terreinen wil ik investeren en maatregelen nemen. Daar
zitten zaken bij voor nu, voor straks en voor morgen. Want sommige
dingen moeten nu eenmaal snel en andere zaken verander je nu eenmaal
niet van de ene dag op de andere.
Laat ik met het `nu' beginnen. Dat zijn ook gelijk de minder leuke
maatregelen die ik moet nemen. Want ik werd bij mijn aantreden nu
eenmaal helaas geconfronteerd met ernstige tekorten op mijn begroting.
Ik moet dus gaan bezuinigen, of ik het nu leuk vind of niet.
Eén van de zaken waarbij ik dan aan denk is een aanpassing van de
aanspraak op ondersteunende begeleiding. Ook wil ik aanpassingen
aanbrengen in de bekostiging van instellingen die thuiszorg leveren.
En verder wil ik een systeem invoeren waarbij de instellingen die het
kwalitatief goed doen worden beloond en de instellingen die het niet
goed doen minder geld krijgen.
Dan de maatregelen die ik, bij wijze van spreken, morgen wil nemen.
Zoals u weet wordt deze sector ook wel de care-sector genoemd. Care
staat wat mij betreft voortaan voor Compassie, Aandacht, Respect en
Eigenwaarde. De kwaliteit van de samenleving wordt immers in grote
mate bepaald door compassie met en aandacht voor de mensen die zorg
nodig hebben, met respect voor hun wensen én voor hun eigenwaarde.
Voor deze mensen gaat het nadrukkelijk om de kwaliteit van het
bestaan.
De menselijke maat in de langdurige zorg moet weer de boventoon
krijgen. Zowel voor degenen die de zorg ontvangen als voor degenen die
de zorg leveren. Dat wil ik doen aan de hand van een aantal thema's
die grotendeels overeenkomen met de drie hoofdlijnen die ik aan het
begin van mijn verhaal noemde:
1) de cliënt in de zorg centraal stellen,
2) de bureaucratie verminderen,
3) de kwaliteit van de zorg op een hoger plan tillen en
4) het dreigende tekort aan professionals aanpakken.
Ik wil ze allemaal even langslopen, te beginnen met het centraal
stellen van de cliënt. Het belangrijkste in dat verband vind ik dat de
AWBZ-sector veel minder aanbod- en veel meer vraaggestuurd wordt. Ik
weet dat ik niet de eerste bewindsvrouw ben die dat zegt, maar ik wil
daar de komende jaren echt werk van gaan maken.
Ik wil dat doen aan de hand van een aantal concrete maatregelen. Zoals
het introduceren van meer vormen van cliëntgebonden financiering. In
de praktijk houdt dat in dat de cliënt een grotere stem krijgt in de
financiering van de zorg. Als hij of zij vindt dat de kwaliteit van de
geleverde zorg niet goed is, dan moet de instelling die die zorg
levert daar de financiële gevolgen van ondervinden.
Zo hoorde ik tijdens een werkbezoek het verhaal over een demente
mijnheer die 's nachts vaak ronddwaalde, toch om zeven uur werd gewekt
en de rest van de dag een rothumeur had. Als het aan mij ligt zou die
man - of een familielid, of zijn zorgverzekeraar - tegen de instelling
moeten kunnen zeggen dat ze het in hun portemonnee zullen voelen als
er niks verandert. Hoe we dat in de praktijk precies moeten regelen,
daar denk ik nog over na.
Maar is de cliënt wel tevreden, dan moet een instelling daarvoor
kunnen worden beloond. Zo kreeg ik bij mijn werkbezoek aan Arduin, een
instelling voor gehandicapten in Zeeland, te horen dat er slechts zes
managers waren op 600 bewoners. Daar wordt het geld dus ingezet voor
het verlenen van zorg aan de cliënten. En als dat daar kan, kan het op
andere plaatsen waarschijnlijk ook.
Een ander belangrijk punt als we het hebben over het centraal stellen
van de cliënt, is: informatie en transparantie. Veel mensen gaan er
tot nu toe van uit dat zorg en wonen overal hetzelfde zijn. Was het
maar waar! De verschillen zijn vaak groot, zo heb ik zelf kunnen
constateren. Er zijn instellingen die echt goede en veilige zorg
leveren, maar er zijn er ook die het beduidend minder goed doen.
Ik wil daarom dat alle verpleeg- en verzorgingshuizen en
thuiszorginstellingen in de zomer van 2008 informatie over de
kwaliteit van de geleverde zorg beschikbaar moeten stellen. Die
informatie zal gebaseerd moeten zijn op ervaringen van klanten en
bewoners en zal openbaar worden gemaakt via de website Kiesbeter.nl.
Op die manier kunnen cliënten zich een goed oordeel vormen over de
kwaliteit van de zorg. Andere AWBZ-sectoren, met name de geestelijke
gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg, zijn daar trouwens al
behoorlijk ver mee.
Dan het tweede thema: het verminderen van de bureaucratie.
Bureaucratie kun je vaak opvatten als gestold wantrouwen. Maar de
relatie tussen cliënt en zorgverlener moet er niet één zijn van
wantrouwen, maar vertrouwen. Al zullen er altijd regels nodig zijn,
die de ene partij als zekerheid en de andere partij als last zal
ervaren.
Tijdens mijn bezoeken aan Lelystad en Utrecht merkte ik dat het
veelkoppige monster van de bureaucratie veel veranderingen in de weg
staat. Daarbij wordt de beschuldigende vinger geregeld in de richting
van anderen geheven. Om de administratie voor andere organisaties op
orde te houden, zeiden medewerkers soms een kwart van hun tijd kwijt
te zijn. Ik bekijk daarom ook op dit moment hoe groot de
bureaucratische last op de werkvloer echt is en hoe we die kunnen
verminderen.
Als het gaat om het verminderen van al die regeltjes en voorschriften
denk ik trouwens ook aan het hele proces van indicatiestelling. Veel
mensen ervaren dat proces als nogal omslachtig en bureaucratisch. Ik
ben daarom aan het kijken naar de rol van het Centrum
Indicatiestelling Zorg.
In dit verband denk ik er ook over de huisarts een belangrijkere rol
te geven bij de indicatiestelling. In overleg met het Centrum
Indicatiestelling Zorg wil ik daarmee gaan experimenteren. Waar het
mij daarbij vooral om te doen is dat de lijn tussen cliënt en
zorgaanbieder zo kort mogelijk wordt, zonder overbodige tussenschakels
en bureaucratische rompslomp.
Dan het derde thema: het op een hoger plan tillen van de kwaliteit van
de zorg. Eén van de belangrijkste maatregelen die ik in dat kader wil
nemen is het introduceren van een grotere variatie aan woonvormen. Ik
denk daarbij vooral aan het bouwen van meer kleinschalige projecten.
Niet alleen kleine woonprojecten in de wijk, maar ook kleine
instellingen.
Ik vind dat mensen moeten kunnen kiezen: óf in de wijk wonen, óf in
een instelling, grootschalig of kleinschalig. Ik wil namelijk geen
nieuw dogma. Zo van: mensen móeten in de wijk of ze móeten in een
kleine instelling wonen. Als ze dat willen: prima. Maar als ze liever
in een grotere instelling willen wonen, ook goed. Als die keuze er
maar is.
En áls mensen kiezen voor een zorginstelling, dan stellen ze uiteraard
wel prijs op privacy. Ik vind kamers voor meer dan twee personen niet
meer van deze tijd. Ik wil daarom dat in 2010 iedereen die naar een
verpleeghuis gaat, desgewenst in een éénpersoonskamer moet kunnen
wonen. Uiteraard blijft het wel mogelijk om samen met je partner op
één kamer te wonen.
Dan thema vier: het dreigende tekort aan professionals in de zorg.
Deels heeft dat te maken met het imago van de sector. Ik heb tijdens
mijn toer langs zorginstellingen van met name verplegenden en
verzorgenden regelmatig gehoord dat zij het gevoel hebben hun positie
als deskundige te zijn kwijtgeraakt. De zorg is naar hun idee te veel
het terrein van de managers geworden.
Ik wil er de komende jaren daarom alles aan doen om de medewerkers in
de zorgsector het werk te laten doen waar ze voor zijn opgeleid en
waar ze goed in zijn: zorg leveren aan degene die de zorg nodig heeft.
Want één ding weet ik zeker: de kwaliteit van de zorg valt of staat
met een goede relatie tussen zorgverlener en cliënt.
Daarom wil ik dat zorgverleners meer uren kunnen besteden aan hun
cliënten. Dat kost geld, dat besef ik. Ik ben dan ook van plan het
daarbij behorende budget te verhogen. Dat die toegenomen aandacht voor
de mensen ten koste gaat van aandacht voor de regeltjes lijkt mij even
logisch als onvermijdelijk.
Behalve meer tijd voor de cliënt wil ik dat de medewerkers in de zorg
meer tijd krijgt voor reflectie op hun werk. Ik denk dat het goed is
als je regelmatig nadenkt over de vraag: waarom ga ik zus en niet zo
te werk? Kan het misschien efficiënter of klantvriendelijker?
Laat ik een voorbeeld geven. Ik was laatst in een verpleeghuis in
Deventer. De vrijwilligers die daar werkten mochten geen koffie op de
kamers inschenken. Waarom niet? Omdat het zo in het protocol stond.
Niemand had zich afgevraagd waaróm dat regeltje in het protocol was
opgenomen. Dat bedoel ik dus: vraag je af of de dingen die je doet -
of niet doet - niet anders of beter kunnen.
Dan als laatste nog iets over de toekomst van de AWBZ. Ik ben er de
afgelopen 100 dagen wel achter gekomen dat alleen maatregelen op de
korte en middellange termijn niet voldoende zijn. Ik heb daarom de
Sociaal-Economische Raad gevraagd een advies uit te brengen over de
toekomst van de AWBZ.
De SER zal onder meer antwoord moeten geven op vragen als: hoe moet de
langdurige zorg er op termijn uit komen te zien en welke vormen van
verzekering en financiering passen daar het beste bij? Anders gezegd:
welke vormen van zorg moeten er onder de AWBZ blijven vallen, moeten
we het AWBZ-pakket misschien onderbrengen bij andere verzekeringen of
wetten, zoals deels al is gebeurd bij de Wet maatschappelijke
ondersteuning, en hoe gaan we dat met z'n allen betalen?
Wat dat laatste betreft: ik heb laatst, tijdens een bijeenkomst in het
Coornhertcentrum in Den Haag, de stelling geponeerd dat bij een
toenemende vraag naar zorg, onder meer door de vergrijzing, de
solidariteit niet meer vanzelfsprekend is. Mensen die vandaag
nettobetalers zijn willen ook een goede zorg wanneer zij morgen aan de
beurt zijn. Juist dan zijn ze bereid bij te dragen aan het systeem.
Ook in die zin moeten we dus nadenken over de betaalbaarheid van de
AWBZ.
Tenslotte wil ik u nog melden dat ik morgen het plan van aanpak `Zorg
voor ouderen' naar de Tweede Kamer stuur. Daarin staan de kwaliteit
van de zorg in zorghuizen centraal. Met zorghuizen bedoel ik de
verpleeg- en verzorgingshuizen. Maar omdat de grens tussen verzorgen
en verplegen in de praktijk niet meer zo strikt is, spreek ik voortaan
- geïnspireerd door de sector zelf - van zorghuizen. Over een aantal
zaken die in dat plan komen te staan heb ik u vandaag al het één en
ander verteld. Want veel van de dingen die voor de langdurige zorg
gelden, gelden ook voor de andere sectoren van de AWBZ - en omgekeerd.
Dames en heren,
U hoort het: ik ben veel van plan met de AWBZ. Waar het mij om gaat is
dat we met alle betrokken partijen werken aan een kwalitatief
hoogwaardige, betaalbare en toegankelijke AWBZ-sector. Een sector waar
de cliënt centraal staat, waar de zorgverlener kan doen waar hij of
zij goed in is en waar de regels minder belangrijk zijn dan de mensen.
Ik heb u verteld hoe ik dat voor elkaar wil krijgen.
Maar ik kan dat niet alleen. Ik wil dat samen met de sector doen. Met
u dus. En dat samen doen houdt wat mij betreft ook in: er samen over
praten. Dat wil ik onder meer doen tijdens werkbezoeken die ik de
komende jaren nog zal afleggen. De honderd-dagentoer wordt, als het
aan mij ligt, op z'n minst een duizend-dagentoer.
Verder lijkt het mij een goed idee als we elkaar regelmatig ontmoeten
tijdens een bijeenkomst zoals die van vandaag. Bijvoorbeeld één keer
per jaar, elke keer georganiseerd door één van de betrokken partijen.
Dan kunnen we met elkaar bekijken hoe ver we zijn opgeschoten en of de
gekozen koers nog de goede is. Wat mij betreft treffen we elkaar dus
over ongeveer een jaar weer.
Dank u wel.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport