ChristenUnie


Inbreng bij deconstutionalisering voorzitterschap

Inbreng bij deconstutionalisering voorzitterschap

donderdag 07 juni 2007 09:23

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Grondwet in tweede lezing hetgeen beoogt het voorzitterschap van burgemeester en commissaris van de koningin van respectievelijk de gemeenteraad en de Provinciale Staten te deconstitutionaliseren. Deze leden zijn van mening dat er op zichzelf onvoldoende redenen bestaan om aan te nemen dat het voorzitterschap van constitutionele orde is, en steunen daarom de deconstitutionalisering ervan. Zij vragen de regering of zij beoogt met deze deconstitutionalisering maatwerk - en dus verschil- tussen gemeentes en provincies mogelijk te maken?

Deze leden constateren echter tevens dat er discussie is gerezen ten aanzien van de grondwettelijke zuiverheid van de gevolgde procedure van dit voorstel voor wijziging van de Grondwet, alsook ten aanzien van het wijzigingsvoorstel hetgeen beoogt de bepaling in de Grondwet waarin wilsonbekwamen van het kiesrecht worden uitgesloten te laten vervallen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30417) Ook de leden van de ChristenUnie-fractie zetten vraagtekens bij de gevolgde procedure en zien aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

De Raad van State concludeert dat de praktijk en het standpunt dat de regering in 1971 innam een aanwijzing vormen dat het bij het kiezersmandaat niet slechts behoort te gaan om de uitoefening van het actief kiesrecht, maar ook om de kandidaatstelling. Daarom adviseert de Raad om in de toekomst terug te keren naar de staatsrechtelijke praktijk die inhoudt dat een verklaringswet bekend behoort te worden gemaakt voordat het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer is bekendgemaakt. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering in reactie daarop stelt dat het inderdaad wenselijk is dat in de toekomst in beginsel opnieuw de lijn te volgen dat alle verklaringswetten vóór het ontbindingsbesluit in het Staatsblad worden gepubliceerd, maar tegelijkertijd niet uitsluit dat er in de praktijk onder het huidige artikel 137 van de Grondwet door bijzondere omstandigheden net als in 2006 wederom aanleiding bestaat om de verklaringswetten niet (alle) vóór het ontbindingsbesluit en de kandidaatstelling te publiceren. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of, nu zij kennelijk de interpretatie van de Raad van State van het huidige artikel 137 deelt, maar toch de wens houdt om uitzonderingen te kunnen maken, niet logischerwijs tot gevolg moet hebben dat artikel 137 in die zin gewijzigd moet worden? En, wanneer de regering meent dat dit niet het geval is, dit nader toe te lichten.

Aanvullend vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering te onderbouwen waarom de conclusie van de Raad van State én de regering over de interpretatie van artikel 137 niet heeft geleid tot wijziging van de gevolgde procedure bij voorliggende wetsvoorstellen?

De Raad van State concludeert in algemene zin dat artikel 137 ruimte laat voor vragen en verzoekt de regering om bij een volgende grondwetsherziening de procedure van grondwetsherziening tegen het licht van de constitutionele ontwikkelingen te houden en - zo nodig- tot een duidelijker tekst te komen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij overweegt om dit verzoek te betrekken bij de staatscommissie die deze kabinetsperiode zal worden ingesteld om de Grondwet tegen het licht te houden?

Ten slotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie waarom de regering het mogelijk acht dat de gronden voor ontbinding van de Tweede Kamer later bij koninklijk besluit worden aangevuld? In het bijzonder vragen deze leden te onderbouwen waarom er feitelijk géén sprake is van twee Koninklijke besluiten, nu in de aanvulling van het oorspronkelijke besluit wezenlijk andere gronden voor ontbinding zijn aangevoerd. Zij vragen daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de werking van artikel 137 lid 3 van de Grondwet juncto artikel F2 van de Kieswet.