Wageningen Universiteit

11 jun 2007

Onderdeel: Animal Sciences Group

Op proefveldjes van praktijkcentrum Aver Heino (Overijssel) trekken vogels massaal jonge maïsplantjes met zaadje en al uit de bodem. Om herhaling van deze schade te voorkomen, is na herinzaai van de maïs een geautomatiseerde vogelverschrikker ingezet.

De schade aan de veldjes was zo groot, dat deze volledig nieuw ingezaaid moesten worden. Hele rijen pas gekiemde maïsplantjes waren door de vogels uit de grond getrokken, om de zaden te kunnen eten. Normaal is maïszaad behandeld met Mesurol, waardoor de vogels het niet meer lusten. In de biologische maïsteelt is behandeling van het zaad met Mesurol echter niet toegestaan, en een goed biologische alternatief voor het middel is nog niet voorhanden. Opvallend is dat de schade alleen optreedt op veldjes waar de maïs na het scheuren van gras-klaver gezaaid is. Op veldjes waar vorig jaar ook snijmaïs stond, is geen schade opgetreden (zie foto). Het vermoeden is dat de vogels afkomen op het bodemleven (wormen) wat volop aanwezig is na het scheuren van gras-klaver. Bij maïs na maïs is dit echter een stuk minder. Eenmaal op de veldjes trekken de vogels in één moeite door de pas gekiemde plantjes uit de grond.

De âScary Manâ is een rubber pop, die met variabele tussenpozen opgeblazen wordt en dan in enkele seconden overeind komt uit liggende toestand. Gecombineerd met een sirene moet dit een voldoende afschrikkend effect op de foeragerende vogels hebben. De vogelverschrikkers blijven staan totdat de plantjes zodanig geworteld hebben dat ze niet meer uit de grond kunnen worden getrokken.

De maïsveldjes zijn onderdeel van de vruchtwisselingsproef. In deze proef, die loopt vanaf 2002, wordt het effect van verschillende vruchtwisselingen van gras-klaver met snijmaïs en triticale onderzocht. Gras-klaver wordt twee tot vier jaar geteeld, vervolgens gescheurd, opgevolgd door één of twee jaar snijmaïs, en tenslotte door één jaar triticale-GPS. Het hoofddoel is om te achterhalen bij welke teeltduur van gras-klaver N-verliezen minimaal zijn en de N zo optimaal mogelijk benut wordt. Een onderdeel van de proef is verder nog de continuteelt van snijmaïs. Snijmaïs wordt sinds 2003 continu geteeld, met en zonder verschillende vormen van organische bemesting. Het doel is om na te gaan of met organische mest de achteruitgang van bodemkwaliteit, en daardoor de opbrengst, tegengegaan kan worden.

In Nederland vindt het meeste onderzoek voor biologische landbouw en voeding plaats in voornamelijk door het ministerie van LNV gefinancierde onderzoeksprogrammaâs. Aansturing hiervan gebeurt door Bioconnect, het kennisnetwerk voor de Biologische Landbouw en Voeding in Nederland . Hoofduitvoerders van het onderzoek zijn de instituten van Wageningen UR en het Louis Bolk Instituut. Zij werken in de cluster Biologische Landbouw (LNV gefinancierde onderzoeksprogrammaâs) nauw samen. De vruchtwisselingsproef is binnen deze context tot stand gekomen. De resultaten van de onderzoeksprogrammaâs vindt u hier. Vragen en/of opmerkingen over het onderzoek aan biologische landbouw en voeding kunt u mailen naar: info@biokennis.nl

Meer over dit onderwerp
Praktijkcentrum Aver Heino
Contact
Animal Sciences Group
Herman de Boer
0320 - 293 445
herman.deboer@wur.nl