Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoord van minister Ter Horst op kamervragen over vermeende
miljarden verspillingen aan ict-projecten bij de overheid
11 juni 2007
Minister Ter Horst reageert op kamervragen die op 5 juni zijn
gesteld naar aanleiding van het artikel in Trouw van 4 juni over
vermeende miljardenverspillingen aan mislukte ICT-projecten bij de
overheid.
Ik wil vooropstellen dat ik de stellige indruk heb dat hiervoor geen
onderzoek is gedaan specifiek naar de Nederlandse overheid. Naar het
zich laat aanzien, is er van niet meer sprake dan het projecteren van
internationale statistische gegevens op Nederland. Dat zegt natuurlijk
weinig. Om een beter beeld te krijgen zullen mijn medewerkers
binnenkort een oriënterend gesprek voeren met de betrokken
hoogleraren.
Verder moet ik u melden dat mijn indruk is dat het hier gaat om een
uiterst heterogeen geheel. Binnen de (rijks)overheid vinden ICT
projecten plaats rond alle denkbare beheers- en beleidsterreinen. ICT
is wijd verspreid. Dat impliceert ook dat er geen centrale
administratie is van ICT projecten of van het mislukken daarvan.
Het is evident dat de overheid als opdrachtgever lering moet trekken
uit wat er misgaat in projecten, om herhaling te voorkomen. In de
evaluaties van verschillende projecten en de bespreking hiervan door
verantwoordelijke bewindspersonen met de Tweede Kamer zijn hierover
conclusies getrokken. Daarnaast worden overheidsbreed ervaringen
uitgewisseld over grote ICT-projecten. Bij de uitvoering van
dergelijke projecten worden zoveel mogelijk de erkende
standaardmethodieken toegepast die de beheersing van ICT-projecten
verbeteren.
Overigens geldt dat voor ICT-projecten binnen de rijksoverheid de
beslissingsbevoegdheid niet centraal geregeld is. Er is niet één
bewindspersoon verantwoordelijk, want ICT is een integraal onderdeel
op vrijwel alle beleidsterreinen. De verantwoordelijkheid voor de ICT
van projecten is daarmee onderdeel van de integrale
verantwoordelijkheid van de betreffende bewindspersoon voor zijn of
haar eigen beleidsterrein. Een rijksbreed debat hierover zou dus ook
met alle betrokken bewindspersonen gevoerd moeten worden. Voor zover
het projecten van andere overheidsorganisaties betreft moet het debat
tussen de desbetreffende bestuurders en hun controlerende organen
gevoerd worden.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties