Ingezonden persbericht


Uitnodiging aan de pers

Symposium: 10 jaar SCEN

We nodigen u van harte uit voor het symposium 10 jaar SCEN: deskundig en onafhankelijk. Instituut in ontwikkeling. op donderdag 21 juni 2007.

In de nieuwe Domus Medica (Mercatorlaan 1200 in Utrecht Papendorp) ontvangen we u graag van 9.30 tot ongeveer 17.00 uur. Staatssecretaris mevrouw dr J. Bussemaker van VWS is bereid gevonden de opening te verrichten. Andere sprekers zijn P. Holland (voorzitter KNMG) dr B. Philipsen Onwuteaka (hoofonderzoeker evaluatie euthanasiewet), prof. mr. E. Sutorius (voorzitter NVVE) en B. Keizer (SCEN-arts en columnist). Het volledige programma met de zes workshops treft u in de bijlage aan.

Aanmelden

Vanzelfsprekend beschouwen we u als onze gast. Omdat we graag weten op hoeveel gasten we kunnen rekenen, vragen we u om u aan te melden via ons gastenformulier. http://knmg.artsennet.nl/react/cu702g

Wilt u een workshop bijwonen? Vanwege de grote belangstelling voor dit symposium vragen we u aan te geven waar uw belangstelling naar uitgaat.

Achtergrond
Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland, kortweg SCEN, bestaat in juni 2007 tien jaar. Wat als experiment begon, is uitgegroeid tot een instituut. De SCEN-arts is deskundig en onafhankelijk, door de beroepsgroep aangewezen, geschoold en volgens richtlijnen werkend.

SCEN heeft sinds de start in 1997 een duidelijk bewezen functie met toegevoegde waarde gegenereerd. SCEN is van meerwaarde gebleken voor het verbeteren van de kwaliteit van de consultatie en is belangrijk bij de kwaliteitsbewaking van het handelen rond levensbeëindiging en hulp bij zelfdoding. Deze resultaten waren zonder de inzet van alle betrokkenen én de financiële steun van het Ministerie van VWS nooit bereikt.

Het tienjarige bestaan van SCEN is dan ook een goed moment om juist met SCEN-artsen en andere direct betrokkenen uit het veld terug te kijken op wat er de afgelopen jaren is bereikt en om vooruit te blikken naar de toekomst.

Meer informatie

Voor meer informatie en/of voor interviewaanvragen voor 21 juni kunt u contact opnemen met de KNMG, afdeling communicatie, tel. 030 28 23 872 of mobiel 06- 222 34 310.

Woensdag 21 juni 2007

Registratie & koffie

09.30 - 09.40 Woord van welkom en toelichting op het programma Gerrit Kimsma, SCEN-arts, SCEN-docent en lid van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie Zuid-Holland en Zeeland. Voorzitter programmacommissie 10 jaar SCEN

09.40 - 10.00 Zorgvuldige besluitvorming
Jet Bussemaker, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

10.00 - 10.20 Deskundig en onafhankelijk
Peter Holland, voorzitter KNMG =
---

10.20 - 10.50 Medische besluitvorming aan het einde van het leven Bregje Onwuteaka-Philipsen, universitair hoofddocent VUMC Amsterdam

10.50 - 11.15 Pauze

11.15 - 12.30 De verdieping (ronde 1)
De deelnemers volgen één van de zes workshops 12.30 - 13.30 Lunch

13.30 - 14.45 De verdieping (ronde 2)
De deelnemers volgen één van de zes workshops

Samenkomen in plenaire zaal
14.45 - 15.15 Euthanasie in Nederland over tien jaar. Is er een rol voor SCEN? Eugène Sutorius, voorzitter NVVE

15.15 - 15.30 Column
Bert Keizer, SCEN-arts, columnist Medisch Contact

15.30 - 15.50 Pauze
15.50 - 16.10 Conclusies uit de workshops, door Gerrit Kimsma

16.10 - 16.40 Slotdebat
Gerrit van de Wal (IGZ), Reina de Valk (RTE), Eugene Sutorius (NVVE), Pieter van Rest (OM) en Lode Wigersma (KNMG)

16.40 - 16.50 Afsluiting door Gerrit Kimsma, borrel


---

=


1. Maakt borging toetsing overbodig? Reeds bij de aanvang van het SCEN-project signaleerde prof Henk Leenen1 de ontwikkeling dat SCEN een belangrijke rol zou gaan spelen bij zorgvuldige besluitvorming rond euthanasie. Nu SCEN over het hele land is uitgebreid en verankerd, kan de vraag niet worden ontweken of dat geen gevolgen moet hebben voor de opzet van de toetsing. Leenen bepleitte destijds dat deze vraag met ja zou moeten worden beantwoord, omdat bij euthanasie borging vooraf, beter is dan toetsing achteraf. Leenen stelde voor dat de arts die bij een euthanasie een SCEN- arts inschakelt en een positief advies ontvangen heeft, dat meldt aan de gemeentelijk lijkschouwer. De gemeentelijk lijkschouwer kan de euthanaserend arts machtigen om een overlijdensverklaring af te geven. De toetsingscommissies zouden alleen nog die gevallen kunnen behandelen waar de gemeentelijk lijkschouwer twijfel heeft en wanneer er rechtstreekse bemoeienis is van de Officier van Justitie. Of anders: maakt borging toetsing overbodig? Is dat wenselijk? Wat zijn de randvoorwaarden? En wordt daar al aan voldaan? Wat betekent dit voor de SCEN-arts? Kortom, voldoende stof tot nadenken en discussie.

Voorzitter: Prof. dr. J.K.M. Gevers, hoogleraar gezondheidsrecht, Universiteit van Amsterdam =
---

Sprekers: Prof. mr. C. Kelk, hoogleraar strafrecht, Universiteit Utrecht Houdt een pleidooi voor de toetsing.
· Wat is destijds de reden geweest om te kiezen voor toetsing?
· Wat zijn de effecten van toetsing? Zowel de goede als de slechte.
· Waarom dit model gehandhaafd dient te blijven?
· Wordt het tijd om alleen SCEN-artsen als consulent te accepteren?

Mr. dr. J. Legemaate juridisch adviseur en beleidscoördinator gezondheidsrecht KNMG
Houdt een pleidooi voor borging.
· Wat zijn de voordelen van een borging zonder toetsing?
· Wat zijn de randvoorwaarden?
· Hoe kan `borging' tegemoet komen aan de nadelen van het model zoals dat op dit moment wordt gehanteerd?

Dhr. P.G.H. Janssen, huisarts, SCEN-arts, Borging en toetsing vanuit het perspectief van de medicus practicus.
· Wat zijn, in de ogen van een SCEN-arts de voor- en nadelen van het huidige systeem?
· Wat kan borging betekenen voor SCEN-artsen, de verantwoordelijkheid wordt immers zwaarder?
· Wat kan borging betekenen in termen van meldingsbereidheid van artsen?


· De drie sprekers krijgen ongeveer tien minuten om een betoog neer te zetten;
· Sprekers poneren drie stellingen (= samenvatting presentatie);
· Sprekers presenteren direct achter elkaar;
· Na de derde bijdrage is er gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie.


1 Prof. dr H.J.J. Leenen ( ) was van 1997 tot eind 2002 voorzitter van de Begeleidingscommissie SCEN.

---

=


2. Euthanasie in instellingen; een grijs gebied? Als een patiënt in een ziekenhuis verblijft of woonachtig is in een verpleeghuis, kan het zo zijn dat het euthanasieverzoek het eerst met de verpleegkundige of verzorgende wordt besproken, maar het kan ook zo zijn dat dit met arts of andere hulpverlener gebeurt. Het is in ieder geval voor alle hulpverleners van belang dat zij duidelijk voor ogen hebben welke bijzondere positie euthanasie heeft en welke hulp geboden moet worden. De praktijk wijst uit dat dit lang niet altijd vlekkeloos verloopt. Wat zijn de grijze gebieden? Hoe zien de toetsingscommissies dat? Hoe staat het met protocollen en procedures in ziekenhuizen en verpleeghuizen? Hoe transparant zijn de procedures? Hoe kan de kwaliteit binnen instellingen worden gewaarborgd? Verschillen euthanasieverzoeken van patiënten uit ziekenhuizen ten opzichte van euthanasieverzoeken van verpleeghuisbewoners? In het Albert Schweitzer Ziekenhuis te Dordrecht werkt men geruime tijd met een euthanasieconsulent. Deze bewaakt het hele proces en ondersteunt zo nodig patiënt en betrokken professionals. Is de euthanasieconsulent in een ziekenhuis de Haarlemmerolie als het gaat om levenseinde vraagstukken? En hoe verhoudt de euthanasieconsulent zich tot een SCEN-consulent? =
---

Voorzitter: Prof. dr. E. van Leeuwen, hoogleraar Ethiek, Universitair Medisch Centrum Nijmegen

Sprekers: Dr. A. van der Heide, Erasmus MC

· Wat zijn opmerkelijke bevindingen over de euthanasiepraktijk in het ziekenhuis uit de evaluatie van de euthanasiewet?
· Wat zijn ervaringen bij de RTE n.a.v. euthanasiemeldingen uit ziekenhuizen en verpleeghuizen en in het bijzonder als het gaat om consultaties?

· Wat zijn knelpunten als het gaat om euthanasie(procedures) binnen ziekenhuizen?

· Wat zijn knelpunten als het gaat om euthanasie(procedures) binnen verpleeghuizen?

· Wat zijn de effecten die de verschillen tussen patiëntenpopulaties in ziekenhuizen en bewonerspopulaties in verpleeghuizen hebben op de vraag om euthanasie?

drs. H. C. van den Ende, geestelijk verzorger en euthanasieconsulent, Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht.
· Wat maakt het hebben van een euthanasieconsulent voor een ziekenhuis aantrekkelijk?

· Wat zijn de ervaringen na tien jaar euthanasieconsulent? Wat zijn de voordelen? En de nadelen?

· Waar kan een SCEN-arts die gevraagd wordt voor een consultatie in het Albert Schweitzer Ziekenhuis op rekenen?
· Hoe verhoudt de euthanasieconsulent zich tot de SCEN-arts? Format:

· Beide sprekers krijgen ongeveer tien minuten om een betoog neer te zetten;
· Beide sprekers poneren drie stellingen (= samenvatting presentatie);
· Sprekers presenteren direct achter elkaar;
· Daarna maximaal 10 minuten voor het stellen van verhelderende vragen;
· De discussie concentreert zich op de vraag hoe de kwaliteit van levensbeëindiging binnen instellingen kan worden verbeterd en wat daarbij de rol van de euthanasieconsulent en de SCEN-arts is.
---

=

3. De vrijheid voorbij, naar voortgaande professionalisering Wat in 1997 begon als experiment is inmiddels uitgegroeid tot een instituut: de SCEN-arts. Deze is onafhankelijk en deskundig, door de beroepsgroep aangewezen, geschoold en volgens richtlijnen werkend. Het SCEN netwerk is een bewezen manier om te zorgen voor goede consultaties die werkelijk kwaliteitsborgend werken. Er zijn richtlijnen, protocollen en procedures ontwikkeld voor de SCEN-arts. Dit voorkomt niet dat er in de praktijk grote ongelijkheid bestaat in de `service, producten en diensten' die SCEN-artsen leveren. Moeten we wel streven naar meer eenduidigheid in de consultaties? Is de professionalisering van het werk van SCEN artsen misschien onvoldoende geconcretiseerd? Bestaat er onduidelijkheid over de doelstelling en betekenis van de SCEN-groepen? Sluipt als gevolg daarvan een sfeer van vrijblijvendheid binnen in SCEN-groepen? En zo ja, wat zou er dan moeten gebeuren om het werk van de SCEN-artsen verder te professionaliseren?

In deze sessie bediscussiëren we dit aan de hand van een onderzoek van consultatieverslagen en door middel van nadere concretisering van een voortgaande professionalisering.

---

Voorzitter: mw. W. Brenninkmeijer, begeleider SCEN-groepen =

Sprekers: dr. M. L. Rurup. VUmc , EMGO-instituut Presenteert de bevindingen van een onderzoek naar de kwaliteit van consultatieverslagen en in het bijzonder als er niet aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan.

· Is er verschil tussen consultatieverslagen van SCEN-artsen en van niet- SCEN-artsen?

· Hebben consultatieverslagen van SCEN-artsen een meerwaarde?
· Welke normen hanteren SCEN-artsen als er niet is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen?

drs. Willem Alting von Geusau, voormalig begeleider SCEN-groepen Presenteert een indeling van het werk van de SCEN arts in drie facetten als uitgangspunt voor professionalisering van het SCEN werk en voor doelstelling van de SCEN-groepen.
· Hoe kan inhoudelijk de taak van de SCEN-arts worden omschreven?

· Welke vaardigheden moet de SCEN-arts daarbij beheersen?
· Wat is er noodzakelijk aan reflecterend vermogen van de persoon van de SCEN-arts?

· Welke gevolgen heeft dat voor de betekenis van de SCEN-groep: een elkaar steunende ontmoeting of een intervisiegroep voor permanent leren?

· En in het laatste geval: wat zijn dan de voorwaarden?
· Is het nastrevenswaardig dat in de toekomst alleen SCEN-artsen worden erkend als consulenten bij euthanasie vragen? Format:

· Beide sprekers krijgen ongeveer tien minuten om een betoog neer te zetten;
· Beide sprekers poneren drie stellingen (= samenvatting presentatie);
· Sprekers presenteren direct achter elkaar;
· Daarna maximaal 10 minuten voor het stellen van verhelderende vragen;
· De discussie concentreert zich op de vraag of SCEN verder moet professionaliseren, wat moet er gebeuren om dat te realiseren en welke consequenties dat heeft.

---

=

4. De S van Steun. Tussen afvinken en counselen Artsen in Nederland kunnen twee soorten diensten vragen aan de SCEN-arts: het beantwoorden van vragen om informatie en advies en het uitvoeren van een consultatie. Artsen kunnen SCEN bellen voor informatie en advies. Dit kan over verschillende onderwerpen gaan, zoals juridische aspecten of de medisch- technische uitvoering. Hiervoor is over het algemeen maar een éénmalig contact nodig. Maar wat te doen als artsen vragen om diepgaande contacten, bijvoorbeeld omdat het de eerste keer is dat ze te maken krijgen met euthanasie of omdat ze onzeker zijn? En wat te doen als u bij een consultatie merkt dat de vragende arts klem is gezet door de patiënt (en diens familie) of u ziet dat er echt nog mogelijkheden zijn blijven liggen die eerst nog moeten worden besproken met de patiënt? Geeft u langer durende en diepgaande vormen van steun of juist niet? En waar ligt de grens? Neemt u de euthanasie over? Geeft u gerichte (palliatieve) behandeladviezen of juist niet? En schrijft u dat in uw verslag of juist niet, maar bespreekt u dit mondeling? En is dit dan een SCEN-consultatie, een (palliatief) consult of behandeladvies? Of is dit ook steun? Kortom, de SCEN-arts als onderwijzer, toetser, oppasser, adviseur, steun en toeverlaat. Er zit een hoop tussen het afvinken van de zorgvuldigheidseisen en het langdurig counselen van een collega. Maar waar ligt de grens en wat is een goede balans? Heeft u een `smalle' = of `brede' opvatting en attitude met betrekking tot het verlenen van steun? =

Voorzitter: dr. H.M. Laane, huisarts, SCEN-arts

Spreker: Mw. drs. H.T.J. Overmars, huisartsopleiding VU mc Gaat vanuit ervaring met focusgroepen in op hoe huisartsen euthanasie ervaren.

· Wat zijn de problemen van artsen bij de uitvoering van euthanasie?

· Waar liggen de belangrijkste steunbehoeften van artsen die te maken krijgen met euthanasie?

· Komt de huidige steun die SCEN-artsen geven tegemoet aan de behoeften van artsen?discussie

· Wat betekenen deze behoeften voor de steun die SCEN-artsen kunnen geven aan collega's?

Dhr. R.S. Coevorden, huisarts, SCEN-arts en consulent palliatieve zorg

· Welke hulpvragen stellen artsen die SCEN-artsen benaderen voor steun? En voor consultatie? En voor palliatieve adviezen? Of is er weinig verschil?

· Wat is een adequate aanpak daarbij?
· Wat mag er van een SCEN-arts worden verwacht?

Format:

· Beide spreker krijgen ongeveer tien minuten om een betoog neer te zetten;
· Beide sprekers poneren drie stellingen (= samenvatting presentatie);
· Sprekers presenteren direct achter elkaar;
· Daarna maximaal 10 minuten voor het stellen van verhelderende vragen;
· De discussie concentreert zich op de vraag hoe ver de counselende/steunende rol van de SCEN-artsen gaat;

· Er wordt gezocht naar een gedeelde opvatting t.a.v. de steunfunctie;


---

=

5. SCEN vs LEIF
De Belgische euthanasiewet is sinds mei 2002 van kracht. Deze wet komt op hoofdlijnen overeen met de Nederlandse euthanasiewet. Beide wettelijke regelingen zijn gebaseerd op de benadering van een bijzondere strafuitsluitingsgrond en regelen de eisen waaraan een arts moet voldoen en schrijven voor dat de arts na de uitvoering van de euthanasie een meldings- en toetsingsprocedure moet doorlopen. Ook in België voorziet de euthanasiewet in een verplichte raadpleging van een tweede arts (en bij niet-terminale patiënten van een derde arts). Hiervoor kunnen artsen van het LevensEinde Informatie Forum gevraagd worden. Het LEIF-artsen forum groepeert 200 artsen (huisartsen en ziekenhuisartsen) over heel Vlaanderen die een opleiding volg(d)en in verband met de problematiek van euthanasie, beslissingen rond het levenseinde en die de mogelijkheden kennen van de palliatieve zorg in Vlaanderen. Wat zijn de wettelijke verschillen en overeenkomsten tussen België en Nederland? Hoe werkt LEIF? Wat betekenen de LEIF-artsen in België? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen LEIF(-artsen) en SCEN(-artsen)? Is de opleiding tot LEIF-arts vergelijkbaar met de opleiding tot SCEN-arts? Zijn er verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië? En op welke wijze wordt er gemeld, getoetst en wat zijn de resultaten daarvan? In deze sessie staat kennismaking met de Belgische praktijk = en in het bijzonder met de Belgische LEIF-artsen centraal. =

Voorzitter Prof. dr. L. Deliens Hoogleraar Publieke Gezondheid en Palliatieve Zorg, VU medisch centrum, Amsterdam

Spreker Prof. dr. W. Distelmans, LEIF-arts, voorzitter Federale Commissie Euthanasie. Professor palliatieve geneeskunde Vrije Universiteit Brussel (VUB)

· Vanuit welke visie is LEIF opgestart
· Een praktische vergelijking LEIF vs SCEN
· Typische casuïstiek voor een LEIF-arts

Drs. Joachim Cohen, End-of-Life Care Research Group, VU Brussel
· Maakt aan de hand van een vergelijking tussen SCEN en LEIF duidelijk waar de verschillen en overeenkomsten in zitten

Format:

· Beide sprekers krijgen ongeveer tien minuten spreektijd;
· Beide sprekers poneren drie stellingen (= samenvatting presentatie);
· Sprekers presenteren direct achter elkaar;
· Daarna maximaal 10 minuten voor het stellen van verhelderende vragen;
· De discussie concentreert zich op de vraag wat we van LEIF kunnen leren en welke adviezen we hebben voor onze zuiderburen?
---

=

6. Hoeveel moet een mens lijden?
Ondraaglijk lijden of doodswensen van mensen zijn zaken van veel complexere aard dan eenvoudige waarnemingsinterpretaties. De overtuiging van de patiënt dat er sprake is van ondraaglijk lijden is een eigen conclusie van een afwegingsproces. Er kan sprake zijn van wanhoop, pijn, verdriet, vermoeidheid, angst, afhankelijkheid of verlies van waardigheid. Soms allemaal tegelijk, het een meer dan het ander. Ondraaglijk lijden is de eindconclusie van een discussie die de patiënt met zichzelf heeft gevoerd. Is ondraaglijk lijden daarmee subjectief en een kwestie van meeleven, invoelen of van objectiveren of allebei? Zijn er factoren te benoemen die bijdragen aan de ondraaglijkheid van het lijden? En hoe gaan SCEN- artsen daar in de praktijk mee om? En hoe verhoudt zich dat tot de patiënt die al eerder in het proces zijn conclusie heeft getrokken, maar behandelaar en SCEN- arts nog moet zien te overtuigen?

Voorzitter: Prof. dr. Marian Verkerk, hoogleraar ethiek in de zorg, universitair Medisch Centrum Groningen

Sprekers: dr. R. Pasman, VU medisch centrum, EMGO-instituut
· Wat zijn redenen waarom euthanasieverzoeken niet tot = uitvoering komen? =
· Hoe groot is de rol van de beoordeling van de ondraaglijkheid van het lijden hierbij?

· In hoeverre is hierbij overeenstemming in het artsen- en patiënten- (of naasten) perspectief.

Dr. D.G. van Tol, Erasmus Universiteit Donald van Tol gaat op basis van eigen onderzoek (vignet- onderzoek onder huisartsen, scen-artsen, leden van de RTE's en officieren van justitie) in op de volgende aspecten:
· Bestaat er overeenstemming in de beoordeling van lijden door verschillende professionals?
· Waar worden de grenzen van `ondraaglijk lijden' in de praktijk getrokken?

· In hoeverre hanteren (SCEN)-artsen eenduidige normen als het gaat om het beoordelen van de ondraaglijkheid van het lijden?

Format:

· Voorzitter introduceert heel kort de sprekers en zichzelf;
· Beide sprekers krijgen tien minuten spreektijd;
· Sprekers direct achter elkaar;

· Beide sprekers poneren drie stellingen (= samenvatting presentatie);
· Daarna maximaal 15 minuten voor het stellen van verhelderende vragen;
· De discussie concentreert zich op de volgende vragen
- Wat maakt het vaststellen van de ondraaglijkheid van lijden zo moeilijk?
- Hoe gaan SCEN-artsen hier in de praktijk mee om?
- Zijn er factoren te benoemen die bijdragen aan de ondraaglijkheid van het lijden?

- Zijn er instrumenten/modellen die behulpzaam kunnen zijn bij het vaststellen van de ondraaglijkheid van lijden?
- Hoe kunnen (SCEN-)artsen hiermee hun voordeel doen
- Waar ligt het primaat bij het beoordelen van ondraaglijkheid. Bij de arts of bij de patiënt?


---

=


---- --