Belangen van kinderen nog onvoldoende erkend in het vreemdelingenrecht 21 juni 2007, Den Haag - Het perspectief van kinderen die al langer dan vijf jaar in Nederland zijn, geen verblijfsvergunning hebben en buiten het pardon vallen, is er vandaag niet rooskleuriger op geworden.

De civiele rechter in Den Haag heeft op 21 juni 2007 de partijen gehoord in het proefproces dat de vereniging Wij Willen Blijven en Defence for Children International hebben aangespannen tegen de Nederlandse staat namens meer dan 2.100 kinderen. Het gaat om kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland zijn en geen verblijfsvergunning hebben. In dit proces vragen de kinderen aan de rechter om ervoor te zorgen dat er een nieuwe regeling komt in het Vreemdelingenrecht die erkent dat kinderen na vijf jaar geworteld zijn in de Nederlandse samenleving en dan ook in Nederland moeten kunnen blijven. Met een rapport dat ondersteund is door meer dan twintig kinderpsychologen en orthopedagogen tonen de kinderen aan dat het schadelijk is voor hun ontwikkeling als ze na langdurig verblijf nog uitgezet worden.

Demonstratie met tulpen
Tijdens de rechtszitting demonstreerden leden van de vereniging Wij Willen Blijven buiten de rechtszaal. Met spandoeken, tulpen en veel oranje lieten zij zien in Nederland thuis te horen. De jongeren lieten zich na afloop bij een persconferentie in Nieuwspoort ook van de creatieve kant horen. Met een toneelstuk en een rap hekelden zij de criminalisering en discriminatie van kinderen zonder verblijfsvergunning.

De rechter zal over zes weken uitspraak doen. "Er is geen reden om optimistisch te zijn over de uitkomst", zegt Stan Meuwese, directeur van Defence for Children International. "De rechter leek te vinden dat het vreemdelingenrecht goed genoeg naar de individuele belangen van kinderen kijkt." Staatssecretaris Albayrak van Justitie liet via haar vertegenwoordigers op de rechtszitting weten dat elk kind altijd op grond van schrijnendheid of bijzondere omstandigheden zelf een aanvraag kan doen voor een verblijfsvergunning. Dat moet dan wel door de wettelijke vertegenwoordiger, meestal de ouder, gebeuren. "Dat is een bekend verhaal", zegt Meuwese, "ook de vorige minister heeft dit vaak tegen ons gezegd. Maar het feit is dat veel kinderen met hun ouders al op grond van schrijnende omstandigheden een vergunning hebben gevraagd en dat daarbij dan nooit echt goed gekeken is naar de belangen van een kind dat zich in Nederland geworteld heeft. We hopen natuurlijk dat staatssecretaris Albayrak een andere koers gaat varen en de belangen van kinderen wél voorop gaat zetten in de verblijfsprocedures. We zullen ook gaan uitproberen hoe de Immigratiedienst en Naturalisatiedienst (IND) gaat reageren als de ouders van deze kinderen nu zo'n aanvraag gaan indienen op grond van het feit dat hun kind in Nederland ingeburgerd is geraakt en niet meer schadeloos uitgezet kan worden."

Kinderrechtenverdrag schept verplichtingen Meuwese ziet wel duidelijk verbetering in de discussie rondom kinderrechten in het vreemdelingenrecht sinds Defence for Children International een jaar geleden de dagvaarding heeft uitgebracht. "Zo'n campagne als Geen Kind in de Cel en de actie voor de Congolese Eric die van zijn moeder gescheiden dreigde te worden, hebben duidelijk succes gehad. Daarbij is al beter gekeken naar de belangen van het kind. Zelfs in de discussie rondom het pardon is het argument dat de kinderen hier in Nederland thuishoren veel gehoord. Ook staat het Ministerie van Justitie meer open voor discussie met de organisaties als Defence for Children International. Kennelijk vindt de Nederlandse overheid het zo wel genoeg. Maar dat is een misverstand. Het Kinderrechtenverdrag kent een duidelijke verplichting voor de Nederlandse overheid om bij al haar beleid en elke beslissing de belangen van kinderen voorop te stellen. Nu zien we toch nog te veel dat kinderen achterop in plaats van voorop staan in het vreemdelingenrecht."