Het aantal buitenlandse studenten groeit

28.06.2007 / 13:30 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Nuffic

Nuffic

Het aantal buitenlandse studenten groeit, Duitsland blijft de belangrijkste leverancier

Het aantal buitenlandse studenten in het Nederlands hoger onderwijs blijft groeien. Vergeleken met het afgelopen academisch jaar is hun aantal met 1250 toegenomen tot 49.750. Hiervan staan er 37000 ingeschreven in het door de overheid bekostigd hoger onderwijs. Duitsland blijft verreweg de belangrijkste leverancier en neemt 35% van deze laatste groep voor haar rekening. China en België staan op twee en drie. Dat blijkt uit de nieuwe editie van de monitor van .Internationale mobiliteit in het onderwijs in Nederland.,j die dezer dagen door het Ministerie van OCW is vrijgegeven. Deze studie wordt jaarlijks opnieuw samengesteld door de Nuffic, in samenwerking met het Europees Platform(EP) en het Centrum voor Innovatie van Opleidingen(CINOP). De tweetalige Monitor kan gratis worden gedownload van
www.nuffic.nl/nederlandse-organisaties/nieuws-evenementen/persberichten/het-aantal-buitenlandse-studenten-groeit-duitsland-blijft-de-belangrijkste-leverancier

Ook in het voortgezet onderwijs groeit de betekenis van internationalisering. Bijna zeventig procent van de scholen maakt gebruik van één van de programma.s op dit terrein. Rond de tien procent van de leerlingen neemt tijdens de schoolcarrière aan een uitwisseling deel. Duitsland is het belangrijkste bestemmingsland, gevolgd door België en Frankrijk. Spanje en Turkije zijn sterke stijgers. Nederlandse scholen stoten vaak hun neus, als zij een uitwisseling willen organiseren met het Verenigd Koninkrijk. De instellingen daar gaan liever met Spanje, Italië en Frankrijk in zee.

In het primair onderwijs is nog weinig sprake van internationale mobiliteit. Slechts 6% van de Nederlandse basisscholen is er op enigerlei wijze bij betrokken.

Het aantal deelnemers aan mobiliteitsprogramma.s in het beroepsonderwijs blijft eveneens achter: ondanks een verdubbeling in de laatste vier jaar gaat slechts dik een half procent van de studenten op studie of stage naar het buitenland. Hiermee wijkt Nederland niet af van het Europees gemiddelde. De verdubbeling vond plaats ondanks het feit dat de stagebeurzen van het EU-programma Leonardo da Vinci werden gehalveerd. De meeste instellingen pasten uit eigen budget het verschil bij.

In het bilaterale Duits-Nederlandse uitwisselingsprogramma BAND is sprake van een herstel van het aantal deelnemende leerlingen en docenten, na een terugval in 2005.

De meest recente gegevens over het aantal Nederlandse studenten in het buitenland, stammen uit het studiejaar 2003/2004. Dat komt, omdat de inschrijvingsgegevens van de landen waar zij naar toegaan eerst centraal moeten worden verzameld om te kunnen worden opgeteld. Op deze wijze slaagt de OESO erin betrouwbare schattingen te doen over de uitgaande studentenmobiliteit van bij deze organisatie aangesloten landen, voor zover die plaats vindt naar door de overheid centraal geregistreerde opleidingen. Daaruit valt af te leiden, dat in 2003/2004 13.000 Nederlandse studenten bij een buitenlandse instelling voor hoger onderwijs geregistreerd stonden. Voor slechts 2750 van hen lag de studiebestemming buiten Europa. Naast de net genoemde 13.000 vertrokken 5250 studenten in het kader van een uitwisseling. Het Verenigd Koninkrijk is weer de meest geliefde studiebestemming, gevolgd door België, Duitsland en de Verenigde Staten.

Voor het eerst hebben de samenstellers geprobeerd het aantal Nederlandse studenten te meten met een buitenlandse vooropleiding. Veelal zijn dat kinderen van expatriates, emigranten of internationale echtparen. Zij telden er 7500, maar omdat de registratie van deze categorie nog te wensen over laat, zijn dat er waarschijnlijk veel meer: tot maximaal 37.500.