Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over klachten inzake tandartszorg
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2774019
2 juli 2007
Antwoorden van minister Klink op de Kamervragen van het Kamerlid Van
Gerven (SP) over klachten inzake tandartszorg (2060716220).
Vraag 1
Wat is uw reactie op berichten dat het aantal klachten over
onzorgvuldige, onvolledige of zelfs onnodige tandartszorg in Nederland
fors is toegenomen? 1)
Antwoord 1
Indien het aantal klachten over de tandarts toeneemt, vind ik dat een
zorgelijke ontwikkeling. Uit contact met de Nederlandse Maatschappij
ter bevordering der Tandheelkunde (NMT), blijkt evenwel dat de toename
genuanceerder is dan in NOVA verwoord. Bij de de NMT worden jaarlijks
rond de 400 klachten ingediend en dit aantal blijkt door de jaren heen
vrijwel stabiel. Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg meldt geen
opmerkelijke verandering in het aantal klachten. Overigens worden de
meeste klachten via bemiddeling door de beroepsgroep opgelost.
Vraag 2
Hoe kan het zijn dat er tandartspraktijken zijn waar geen
gediplomeerde tandartsen werken? Hoe wordt dit gecontroleerd?
Antwoord 2
Een in Nederland werkzame tandarts dient in bezit te zijn van een op
grond van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wbig)
gekwalificeerd diploma. Als een tandarts niet aldus gediplomeerd is,
mag hij of zij, uitsluitend voorbehouden handelingen (boren, verdoving
middels injectie, tandvleesoperaties, röntgenfoto's en dergelijke)
uitvoeren, als hiertoe een opdracht is verleend door een
gekwalificeerde tandarts. Deze laatste dient zich te vergewissen van
de bekwaamheid van de opdrachtnemer, toezicht te houden op de
uitvoering van de behandeling en de mogelijkheid te hebben om
tussenbeide te komen. In praktische zin betekent dat veelal dat een
BIG-geregistreerde tandarts in de praktijk aanwezig dient te zijn.
Voor mondhygiënisten geldt dit niet: zij mogen in opdracht van een
tandarts boren en vullen, mits hiertoe bekwaam, zonder dat de tandarts
toezicht houdt. Het is aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)
om erop toe te zien dat aan deze bepalingen wordt voldaan.
De inspectie zal binnenkort een circulaire aan de tandheelkundige
beroepsbeoefenaren verzenden, waarin de van toepassing zijnde
bepalingen nog eens worden toegelicht.
Vraag 3
Deelt u de mening dat alle tandartsen aan de kwaliteitseisen die in
het Kwaliteitsregister van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering
der Tandheelkunde (NMT) worden gesteld, moeten voldoen? Zo ja, welke
maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat patiënten er van op
aan kunnen dat zij een gekwalificeerde tandarts voor zich hebben? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord 3
Bij het handhaven van de kwaliteitseisen voor tandartsen is het
gestelde in de Wbig leidend. Op grond van artikel 20 van deze wet moet
een in Nederland werkzame tandarts voldoen aan het gestelde in het
Besluit opleidingseisen tandarts ex Wbig. Het kwaliteitsregister van
de NMT heeft, in tegenstelling tot het BIG-register, geen wettelijke
grondslag en kan dus niet als handhavingsinstrument worden gebruikt.
Niettemin ben ik blij met het initiatief van de NMT om een
kwaliteitsregistratie op te zetten. Vanaf de zomer is dit register via
internet openbaar, waardoor de burger een middel in handen krijgt om
een gekwalificeerde tandarts te zoeken. Om geregistreerd te worden
moet de tandarts, naast zijn BIG-inschrijving, voldoen aan eisen ten
aanzien van gedragsregels, praktijkrichtlijnen, na- en bijscholing en
het bijhouden van vakliteratuur. Ook moet de tandarts beschikken over
een inzichtelijke klachtenregeling. De tandartsen die bij de NMT en de
Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) zijn aangesloten (90% van de
tandartsenpopulatie) beschikken over een klachtenregeling.
Voorts ben ik met het brede veld van de mondzorg doende om afspraken
te maken over uitgangspunten op het gebied van kwaliteit,
patiëntveiligheid en transparantie. Hierbij is ook de Inspectie voor
de Gezondheidszorg betrokken. Bedoeling is om vlak na de zomer een
gezamenlijke intentieverklaring gereed te hebben, die als basis dient
voor een brede en inzichtelijke kwaliteitsstructuur voor de mondzorg.
Vraag 4
Op welke wijze houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezicht op
de kwaliteit van de tandartsenzorg?
Antwoord 4
De Inspectie voor de Gezondheidszorg vult haar toezichthoudende taak
op grond van aanwijzingen en signalen die vanuit de samenleving worden
afgegeven. Daarbij zal in de nabije toekomst gebruik worden gemaakt
van de kwaliteitsafspraken die in het gezamenlijk overleg, zoals
genoemd bij vraag 1, worden vastgesteld.
Vraag 5
Wat vindt u van het standpunt van professor Abbas van de
tandheelkundige opleiding in Groningen dat het toezicht van de
overheid op de tandzorg in Nederland onvoldoende is? Deelt u de mening
dat het gewenst is dat de Inspectie actiever toezicht houdt? 1)
Antwoord 5
De Inspectie voor de Gezondheidszorg is in staat om adequaat op
signalen uit de samenleving te reageren en heeft geen achterstand in
de behandeling daarvan. Het gaat in de tandartsenzorg om relatief lage
gezondheidrisico's die geen grotere inzet van inspectiecapaciteit
vergen. Voorts blijkt uit navraag bij de NMT dat veel klachten
betrekking hebben op onduidelijkheid in het declaratieverkeer. Deze
klachten vallen buiten het domein van de inspectie.
Vraag 6
Is het waar dat de Inspectie niet voldoende capaciteit heeft om op een
adequate manier toezicht te houden op de tandartszorg? Zo ja, welke
maatregelen gaat u nemen, opdat het toezicht wordt verbeterd?
Antwoord 6
zie antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Wat is uw reactie op berichten 1) dat het voor gedupeerde patiënten
vaak onduidelijk is waar zij een klacht kunnen indienen over de
behandeling? Deelt u de mening dat dit ongewenst is? Zo ja, bent u
bereid bij de Inspectie een meldpunt tandzorg op te zetten, zoals dat
eerder is gebeurd bij het meldpunt verpleeghuiszorg?
Antwoord 7
In de Wet klachtrecht cliënten zorgsector is duidelijk geregeld dat
tandartsen een klachtenregeling dienen te hebben. Beide
tandheelkundige beroepsverenigingen hebben klachtencommissies
ingesteld. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft regelmatig
contact met deze beroepverenigingen over het functioneren van deze
klachtencommissies. Daarnaast kan de burger te allen tijde via het
digitale IGZ-loket (maar ook telefonisch of schriftelijk) meldingen
doen van falende of gebrekkige mondzorg. Het instellen van een
meldpunt tandzorg acht ik dan ook niet noodzakelijk.
Vraag 8
Klopt het bericht 1) dat er te weinig tandartsen zijn? Deelt u de
mening dat het ongewenst is dat mondhygiënistes en studenten vanwege
deze tekorten handelingen verrichten die alleen een tandarts zou mogen
doen? Hoe gaat u dit probleem oplossen?
Antwoord 8
In Nederland is er geen tekort aan tandartsen. De huidige
patiënt/tandarts-ratio bedraagt 1 op 2200, en blijkt in de praktijk
geen problemen op te leveren. Om die reden bestaat er geen aanleiding
om niet volledig gekwalificeerde beroepskrachten, zoals studenten en
tandartsassistenten, handelingen te laten uitvoeren die krachtens de
Wbig aan tandartsen zijn voorbehouden.
Een andere zaak is echter de taakherschikking in de mondzorg die mijn
voorgangers met succes hebben ingezet. Dit beleid is erop gericht om
die handelingen te laten verrichten door de professional die hiertoe
qua attitude, achtergrond en opleiding het meest geschikt is. Zo
worden mondhygiënisten opgeleid om naast hun preventieve
werkzaamheden, in opdracht van een tandarts, te kunnen boren en
vullen. Preventie en curatie worden hierdoor meer in verband gebracht,
waardoor de tandarts zijn of haar handen vrij krijgt om mondzorg op
academisch niveau te bedrijven. Met deze aanpak komt een hoogwaardig
arbeidspotentieel in de mondzorg ter beschikking, afgestemd op de
huidige en toekomstige zorgvraag van de burger.
Vraag 9
Onderschrijft u het standpunt dat, omdat de tandzorg in de aanvullende
verzekering zit, de commercialisering van de tandzorg toeneemt? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord 9
Neen, dit standpunt onderschrijf ik niet. Het feit dat een groot deel
van de mondzorg buiten de basisverzekering valt, is op zichzelf geen
prikkel voor commercialisering. Bovendien biedt het huidige stelsel,
met wettelijke maximumtarieven en gereguleerde verrichtingen weinig
ruimte voor marktwerking in de mondzorg.
Vraag 10
Wat is uw reactie op het bericht 1) dat veel klachten over tandartsen
gaan over het direct moeten betalen van tandartsrekeningen? Deelt u de
mening dat het ongewenst is als mensen omwille van de kosten afzien
van behandelingen? Bent u bereid dit te onderzoeken?
Antwoord 10
De klachten over het direct afrekenen hebben primair betrekking op
behandelingen van volwassen patiënten. Deze vallen buiten de dekking
van de Zorgverzekeringswet, en daarmee buiten mijn zeggingskracht. De
burger kan zelf besluiten om wel of niet een aanvullende verzekering
voor de tandarts af te sluiten en welke betalingsvoorwaarden van
toepassing zijn. Ruim 80% van de Nederlanders heeft zich aanvullend
verzekerd voor tandartskosten. Uit gegevens van het College voor
zorgverzekeringen, blijkt dat 5% van de verzekerden ooit eens om
financiële redenen heeft afgezien van tandheelkundige behandeling.