Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
03 juli 2007
Nr. 07/067
Kabinet vraagt sociale partners advies over arbeidsovereenkomst
Het kabinet vraagt werkgevers en werknemers uiterlijk 1 september 2007
te adviseren over een kabinetsvoorstel over de arbeidsovereenkomst.
Dit voorstel is onderdeel van een brede aanpak van arbeidsparticipatie
door het kabinet. Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft de adviesaanvraag samen met de tweede evaluatie van de Flexwet
vandaag gestuurd aan de Stichting van de Arbeid, overlegorgaan van de
sociale partners, en de Tweede Kamer.
Het kabinet stelt in de aanvraag wijzigingen voor van de
arbeidsovereenkomst, onder meer op het punt van de beëindiging
daarvan. Het kabinet is tot de conclusie gekomen dat wijzigingen in de
regeling van de arbeidsovereenkomst noodzakelijk zijn om te komen tot
versterking van de arbeidsparticipatie. Die wijzigingen vormen
onderdeel van een breder pakket aan maatregelen. De wijzigingen
bestaan uit een wederzijdse verplichting tot scholing, een
vereenvoudiging van de ontslagregeling en maximering van de
ontslagvergoeding, en een betere bescherming van mensen met een
tijdelijk arbeidscontract.
Het kabinet is van plan te komen tot een wettelijke regeling en vraagt
om het advies van sociale partners over de inhoud daarvan. Voor wat
betreft de beëindiging van de overeenkomst komt deze inhoud neer op
het volgende:
Het huidige systeem gaat uit van beëindiging via de rechter of het
Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Het kabinet wil het mogelijk maken
dat de werkgever mits daartoe grond is de arbeidsovereenkomst kan
beëindigen zonder eerst naar de rechter te hoeven. Hij is dan wel
verplicht om een vergoeding te betalen aan de werknemer. Bij een
ontslag om bedrijfseconomische redenen is de werkgever niet op grond
van de wet verplicht een vergoeding te betalen, als het ontslag vooraf
is getoetst door het CWI. De regeling laat onverlet dat vooral bij
collectief ontslag een sociaal plan wordt overeengekomen waarin wel
vergoedingen worden afgesproken.
Het kabinet wil de hoogte van de wettelijke ontslagvergoeding stellen
op een maandsalaris per dienstjaar, vermeerderd met een opslag voor
oudere werknemers. Bij hen tellen de dienstjaren tussen 40 en 50 jaar
anderhalf keer en vanaf 50 jaar twee keer mee voor de berekening van
de ontslagvergoeding. De ontslagvergoeding is maximaal gelijk aan een
jaarinkomen, tenzij dit jaarinkomen lager is dan 75.000 euro. In dat
geval ligt het maximum bij dat bedrag. In geval van oudere werknemers
ligt dit maximum bij 100.000 euro.
Verder komt er een wederzijdse scholingsplicht. Werkgevers worden
verplicht werknemers te scholen en werknemers om scholing te volgen.
De kosten hiervan kunnen werkgevers tot een kwart maandsalaris per
dienstjaar verrekenen met de ontslagvergoeding.
Het kabinet wil in samenhang hiermee de rechtspositie van tijdelijke
werknemers verbeteren. De tweede evaluatie van de Flexwet geeft daar
ook aanleiding voor. De vrijheid om af te wijken van de wettelijke
regeling die geldt voor tijdelijke contracten wordt ingeperkt. Dat
betekent, dat na drie jaar of bij het vierde contract altijd een vast
contract ontstaat. De periode van drie jaar kan nog wel door sociale
partners bij CAO worden verlengd, maar alleen als er sprake is van
contracten met een minimale duur van een jaar. Het kabinet vindt het
wel wenselijk, dat als een werknemer langer dan drie jaar op een
tijdelijk contract in dienst is, de werkgever na afloop daarvan een
vergoeding moet betalen, over de jaren na het derde dienstjaar.
Hiermee wordt het verschil tussen mensen met een tijdelijk en een vast
contracten verkleind.
2007
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid