Ministerie van Defensie

Ministerie van Defensie Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Datum 4 juli 2007 Ons kenmerk DMO/DB/2007013396 Onderwerp Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over de achtste jaarrapportage Vervanging Pantservoertuigen Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie over de achtste jaarrapportage over het project 'Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR', inclusief de tiende halfjaarrapportage over het deelproject 'Groot Pantserwielvoertuig' (Kamerstuk 26 396, nr. 66).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Bijlage: Brief van de minister van Defensie, mede namens de minister van Economische Zaken, aan de President van de Algemene Rekenkamer d.d. 26 april 2007

Pagina 1/12 Ministerie van Defensie

Antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie over de achtste jaarrapportage over het project 'Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR', inclusief de tiende halfjaarrapportage over het deelproject 'Groot Pantserwielvoertuig', (Kamerstuk 26 396, nr. 66). 1.
Waarom wilt u nu reeds overstappen op een jaarlijkse rapportage m.b.t. het deelproject "Groot pantserwielvoertuig", terwijl de ontwikkelingsfase tot eind 2007 doorloopt? 2.
Deelt u de mening dat het gezien de bestaande onzekerheden m.b.t. de diverse nieuw aan te schaffen pantservoertuigen (denk aan de nog te realiseren bijzondere uitvoeringen van de Fennek, aan de uitloop van de kwalificatieplanning bij het infanteriegevechtsvoertuig (IGV), aan de nog te houden kwalificatiebeproevingen bij de Boxer) van belang is voorlopig meer informatie naar de Kamer te blijven sturen dan één enkele jaarlijkse rapportage? Op 26 juni 1997 heeft de Tweede Kamer het project 'Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR' aangewezen als groot project. Op grond daarvan wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over de voortgang. Ook wordt de Kamer incidenteel geïnformeerd indien ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. Op 31 januari 2001 heeft de regering met de Kamer overlegd over het deelproject 'Groot Pantserwielvoertuig' (Kamerstuk 26 396 nr. 8). Tijdens dit overleg heeft de Kamer ingestemd met het besluit deel te nemen aan het project 'Gepanzertes Transport Kraftfahrzeug' (GTK), dat later de Boxer zou worden genoemd. Daarbij heeft de Kamer de regering verzocht, gezien de grote onzekerheden rond dit ontwikkelingsproject, hierover halfjaarlijks in plaats van jaarlijks te rapporteren. Nu het contract voor de serieproductie van de Boxer is getekend en de ontwikkelingsfase vrijwel is voltooid, zijn de resterende risico's en onzekerheden van een dusdanige omvang dat er geen aanleiding meer is om de Kamer hierover halfjaarlijks in plaats van jaarlijks te informeren. Ook bij de andere deelprojecten zijn er geen risico's onderkend die op dit moment een hogere frequentie van periodieke rapportages zouden vereisen. Pagina 2/12 Ministerie van Defensie
3.
Heeft de verschuiving van minder Fennek MRAT-voertuigen naar meer Fennek AD-voertuigen budgettaire gevolgen? Zo ja, hoe groot zijn de budgettaire gevolgen van deze verschuiving? 6.
Op grond van welke militaire overwegingen wordt gekozen voor een verschuiving in de verdeling van de samenstelling van de Fennek voertuigen? Is de verschuiving binnen het pakket aan te schaffen Fenneks het gevolg van de accentverschuiving bij de operaties waarbij de Nederlandse krijgsmacht is betrokken (meer asymmetrische oorlogvoering enz.)? De verschuiving is geen gevolg van de ervaringen bij uitzendingen zoals in Afghanistan. Het contract voor de Fennek dateert van december 2001. Sinds die tijd zijn er enkele reorganisaties geweest bij de eenheden die reeds beschikken of die gaan beschikken over dit voertuig. Hierdoor is de verdeling naar type enigszins gewijzigd. Ook heeft de voorziene instroom van ander nieuw materieel, zoals het luchtverdedigingssysteem FGBADS en lichte mortieren, gevolgen gehad voor de indeling van de Fennek. De verschuiving van Fennek MRAT-voertuigen naar Fennek AD-voertuigen heeft geen gevolgen gehad voor het budget van het project 'Klein Pantserwielvoertuig'. 4.
Wanneer is de levering van de 184 CV-90's daadwerkelijk voorzien? Is dit conform de oorspronkelijke planning? Hoe wordt na 2015 de behoefte aan bergingsvoertuigen vervuld? 7.
Moet de passage over de IGV's zo gelezen worden dat aan de 16 IGV-bergingsvoertuigen binnen het totaalpakket van 200 pas behoefte bestaat vanaf het jaar 2015? Pagina 3/12 Ministerie van Defensie
17.
Is al duidelijk of het door de leverancier voor de infanteriegevechtsvoertuigen voorgestelde leveringsschema leidt tot bijstelling van de kasgeldprognose? Van welk leveringsschema werd tot nu toe uitgegaan in de ramingen? Hoe ziet het door de leverancier voorgestelde leveringsschema eruit? In het contractuele schema zou de serielevering aanvangen in het eerste kwartaal van 2007. In het onlangs door de leverancier aangepaste leverschema is, als gevolg van de uitvoering van verbeteringen, de levering van tien voertuigen verschoven van 2007 naar de eerste helft van 2008. De aanvang van de levering is nu voorzien voor het laatste kwartaal van 2007. In 2007 zullen nu 34 serievoertuigen en vier lesvoertuigen worden geleverd. Volgens het huidige schema zal de serielevering eind 2008 weer geheel in overeenstemming zijn met het contractuele schema. Het einde van de levering in 2011 blijft naar verwachting ongewijzigd. Het aangepaste leveringsschema heeft geleid tot een aanpassing van de kasgeldprognose, die inmiddels in de plannen is verwerkt. De totale behoefte aan 200 IGV's bestaat uit 184 gevechtsvoertuigen en zestien bergingsvoertuigen. De behoefte aan 184 gevechtsvoertuigen wordt vervuld door de aanschaf van de CV-90. De behoefte aan zestien bergingsvoertuigen wordt als gevolg van financiële beperkingen tot 2016 vervuld met de huidige Leopard I bergingstanks. Vanaf 2016 moeten deze bergingstanks worden vervangen. Hiervoor is een afzonderlijke behoefte geformuleerd. 5.
Is reeds bekend hoe de behoefte aan 57 overige PWV-voertuigen wordt ingevuld? Zo ja, hoe? Zo, neen, wanneer wordt hierover besloten en wat zijn de alternatieven? Welke kosten zijn met deze alternatieve wijze van vervulling van de behoefte gemoeid? In hoeverre leidt dit tot operationele beperkingen? De Commandant der Strijdkrachten zal in overleg met de Commandant Landstrijdkrachten de mogelijkheden onderzoeken voor een andere vervulling van deze behoefte. De behoefte aan battlefield damage repair voertuigen (BDR) zal voor een deel worden vervuld met ongepantserde voertuigen en voor een deel met gepantserde bergingsvoertuigen, als Pagina 4/12 Ministerie van Defensie
onderdeel van een meer algemene uitbreiding en vervanging van de bergings- en afvoercapaciteit. De resterende behoefte aan commandovoertuigen zal deel uitmaken van een project voor verbetering van commandovoeringsvoorzieningen voor voertuigen en shelters. Er zal daarbij zo veel mogelijk worden aangesloten bij het project 'Krijgsmachtbrede Vervanging Tactische Wielvoertuigen', dat naast voertuigen ook betrekking heeft op de vervanging van diverse sheltertypes.. Aangezien de behoefte aan BDR-voertuigen en commandovoertuigen zal worden vervuld, zullen er geen operationele beperkingen optreden. Wel kan de fasering van de instroom van dit materieel mogelijk afwijken van die van de Boxer-voertuigen, die is voorzien van 2011 tot 2017. Deze fasering, alsmede de met de behoefte gemoeide kosten, zijn nog niet tot in detail bekend. 8.
Welke andere redenen hebben er, naast budgettaire verschuivingen, toe geleid dat de uitbreiding van de Tactische Indoor Simulator (TACTIS) voor de IGV pas vanaf 2010 is voorzien? Wat zijn de kosten van de aangepaste IGV Video Oefen Uitrusting? Hoe verhouden deze extra kosten voor de VOU-IGV zich tot de kosten van het eerder invoeren van TACTIS? 9.
Gaat het bij de budgettaire verschuivingen waardoor de invoer van TACTIS pas vanaf 2010 is voorzien, om budgettaire verschuivingen binnen de Nederlandse begroting? Wordt het verantwoord geacht om pas in 2010 te beginnen met de feitelijk gewenste opleiding? Wat zijn de consequenties daarvan voor de feitelijke inzetmogelijkheden in crisisbeheersingsoperaties van de IGV's tot 2010? Wat wordt bedoeld met een 'minimaal benodigde opleiding'? Er liggen uitsluitende budgettaire redenen ten grondslag aan de verschuiving van de IGV-aanpassing voor TACTIS naar 2010. Pagina 5/12 Ministerie van Defensie
Bij het opleidings- en trainingsprogramma voor gevechtseenheden, waaronder eenheden die gebruik maken van de CV-90, wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van geavanceerde onderwijsleermiddelen. De opleiding en training als geheel bestaat uit drie complementaire trainingsmethoden:
- Ten eerste draagt training in een virtuele omgeving bij tot een succesvolle uitvoering van de operationele taken. In een simulator kunnen tactieken, technieken en procedures in verschillende scenario's worden beoefend. De Tactische Indoor Simulator (TACTIS) biedt deze virtuele omgeving.
- Ten tweede wordt praktische opleiding en training gegeven op het wapensysteem zelf. Schietoefeningen worden gehouden op schietterreinen in binnen- en buitenland en tijdens expeditionaire inzet in een missiegebied. Deze training en opleiding wordt ondersteund door de Video Oefen Uitrusting (VOU). Dit is een camerasysteem op een voertuig dat alle handelingen van de bemanning kan monitoren. Met dit hulpmiddel kan de oefening later worden geëvalueerd.
- Ten derde worden eenheden geoefend tegen een professionele tegenstander met elektronische apparatuur waarmee treffers kunnen worden nagebootst. Met het 'Mobile Combat Training Centre' (MCTC) kan deze apparatuur worden gebruikt op elk willekeurig oefenterrein. De VOU voorziet in een structurele behoefte en is complementair aan TACTIS. Wel kan de VOU op een geïmproviseerde wijze een beperkt aantal taken van TACTIS vervullen. Daardoor wordt de lacune die ontstaat door de latere instroom van TACTIS voor een deel gevuld. Van de totale behoefte aan zeven VOU's zijn twee VOU's inmiddels verworven om bij de omscholing van het eerste pantserinfanteriebataljon de minimaal benodigde opleiding te garanderen. De kosten voor deze twee systemen bedragen ¤ 4,3 miljoen, inclusief ontwikkelingskosten. De kosten van de overige vijf VOU's bedragen ¤ 8,4 miljoen (prijspeil 2007). Er is nog geen besluit genomen over de aanschaf van de overige vijf VOU's. De kosten voor de IGV-aanpassing van TACTIS maken deel uit van het budget voor het IGV en moeten los worden gezien van de kosten voor de VOU. Het deelproject TACTIS-IGV moet nog aanvangen. Om financiële redenen is het niet mogelijk dit deelproject eerder uit te voeren. Pagina 6/12 Ministerie van Defensie
Het eerste met de IGV uitgeruste pantserinfanteriebataljon is naar verwachting inzetgereed in het vierde kwartaal 2009. Met de opleiding met behulp van de VOU en intensievere trainingen van de eenheid op een oefenterrein, bij voorkeur met het MCTC, zal de eenheid dan voldoende zijn opgeleid voor een operationele inzet. 10.
Was het aandeel van de Nederlandse industrie in de 'workshare' in 2006 evenals in 2004 46,3%? Zo nee, wat was de 'workshare' in 2006? Wat zal het concrete effect (inkomsten per voertuig "extra") op de Nederlandse economie zijn, indien een extra vraag naar Fennek's op de internationale markt gaat worden gerealiseerd? 11.
Ligt de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de productie van het klein pantserwielvoertuig in 2007 nog steeds op koers (in de zin dat de 'workshare' minimaal 46 % dient te zijn)? Ja, de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de productie van het klein pantserwielvoertuig ligt op koers. Het aandeel bedraagt nu 46,3 procent. Dit percentage is ongewijzigd ten opzichte van 2004. Bij de aanschaf van Fennek-voertuigen door een derde land zal de betrokkenheid van de Nederlandse industrie naar verwachting even groot zijn, tenzij door deze buitenlandse afnemer eisen worden gesteld ten aanzien van participatie door zijn nationale industrie. 12.
Hoe groot is de directe en indirecte compensatie in verband met de aanschaf van de CV-90? Het ministerie van Economische Zaken is 100 procent compensatie van de contractwaarde overeengekomen met de leverancier. De directe compensatie voor de CV-90 zal, nadat de volledige serie zal zijn geproduceerd, in principe 45 procent bedragen. De verwachting is dat dit percentage hoger zal uitvallen in verband met van de participatie door Nederlandse toeleveranciers in CV-90 programma's voor andere landen. De indirecte compensatie zal derhalve 55 procent of minder bedragen. Pagina 7/12 Ministerie van Defensie
13.
Wat is het commentaar van het Ministerie van Defensie op de aanmerkingen die de Algemene Rekenkamer in haar rapport 'Staat van beleidsinformatie 2007' (pp.77,78) heeft gemaakt over het aandeel van de Nederlandse industrie in de productiefase van de Boxer? In de bedoelde passage van het rapport merkt de Algemene Rekenkamer op dat van de verschillende onderdelen van het Nederlandse werkaandeel in de productiefase van het Boxer-project, ten minste een kwart onzeker is. De Algemene Rekenkamer doelt hiermee op een post van ¤ 60 miljoen met betrekking tot een verwachte compensatieopdracht voor het lassen van modules, en een post van nogmaals ¤ 60 miljoen met betrekking tot de overdracht van technologie die het gevolg is van deze lasopdracht. De minister van Defensie heeft, mede namens de minister van Economische Zaken, hierop de volgende reactie gegeven: De schatting van de omvang van de kennisoverdracht berust, in overeenstemming met het compensatiebeleid, op de verwachting dat Nederlandse bedrijven met deze opdracht en de daarvoor benodigde kennisoverdracht competenties opbouwen waarmee in de komende jaren extra opdrachten kunnen worden binnengehaald. Het ministerie van Economische Zaken werkt in het compensatiebeleid met 'multipliers' ten opzichte van de waarde van een opdracht. De nog niet geplaatste opdracht waaraan de kennisoverdracht van ¤ 60 miljoen is gerelateerd, is het lassen van 'drive modules' en 'mission modules'. De geschatte waarde van de kennisoverdracht weerspiegelt de economische betekenis van de kennis die wordt overgedragen. In hoeverre de bedrijven op basis van de overgedragen kennis later werkelijk opdrachten zullen verwerven blijft onzeker. De gehanteerde schatting is mede om die reden conservatief. Mijn conclusie is dat de financieel-economische baten volgens een gebruikelijke werkwijze van het ministerie van Economische Zaken zijn geformuleerd een daarmee verdedigbaar zijn. Alle betrokken partijen, dat wil zeggen de ministeries van Economische Zaken en van Defensie, de Nederlandse toeleveranciers en de bedrijven die eindverantwoordelijk zullen zijn voor de Boxer (Stork, KMW en RLS), hebben belang bij de kennisoverdracht en zien daar Pagina 8/12 Ministerie van Defensie
gezamenlijk op toe. Verder zal, conform uw aanbeveling, mijn auditdienst de invulling van de werkaandeelverplichtingen in de jaarrapportage toetsen. De volledige brief die de minister van Defensie mede namens de minister van Economische Zaken op 26 april 2007 aan president van de Algemene Rekenkamer heeft gestuurd, is als bijlage opgenomen bij deze antwoorden. 14.
Leidt inzet in Afghanistan tot kostenoverschrijdingen of wijzigingen in omstandigheden bij de Fennek, CV-90 en Boxer? Heeft de verschuiving naar een latere datum van de instroom van de IGV consequenties voor inzet in Afghanistan en de vervanging van versleten materieel? Van deze drie pantservoertuigen is op dit moment alleen de Fennek gedeeltelijk ingestroomd bij de krijgsmacht. Dit voertuig is reeds ingezet in Afghanistan. De instroom van de CV-90 en de Boxer is voorzien in respectievelijk de periode 2007 tot 2012 en de periode 2011 tot 2017. Bij de inzet van de Fennek in Afghanistan is sprake van een hogere slijtage en een groter verbruik van reservedelen dan aanvankelijk voorzien. De meerkosten die daaruit voortvloeien komen ten laste van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). 15.
Waarom is het budget voor het groot pantserwielvoertuig in 2006 niet aangepast voor prijspeilontwikkelingen? Ten tijde van de prijspeilaanpassing 2006 werden onderhandelingen gevoerd met de leverancier van de Boxer over een seriecontract. Met betrekking tot het budget was het uitgangspunt dat na politieke instemming met het onderhandelingsresultaat, het budget daaraan zou worden aangepast. Dit is inderdaad gebeurd. 16.
Wanneer vinden de beproevingen van de Fennek plaats? Wanneer zijn de resultaten van de beproevingen beschikbaar? Wanneer is duidelijk of er sprake is van vertragingen? Pagina 9/12 Ministerie van Defensie
De beproevingen van de Fennek MRAT en AD zijn onlangs voltooid. De resultaten van deze beproevingen worden momenteel verwerkt. Er doen zich geen vertragingen voor. 18.
Wat is de verklaring voor het verschil in de procentuele stijgingen als gevolg van prijspeilontwikkelingen tussen de budgetten voor het klein pantserwielvoertuig (1,53 %) en het infanteriegevechtsvliegtuig (1,73 %)? Het budget van een afzonderlijk deelproject berust meestal op het hoofdcontract en een aantal gerelateerde contracten. In deze contracten worden prijsafspraken gemaakt die onderling aanzienlijk kunnen verschillen. Soms is het mogelijk voor gerelateerde contracten vaste prijzen af te spreken die niet aan stijging onderhevig zijn. Daarnaast worden in de contracten met prijsaanpassing escalatieformules overeengekomen die berusten op de specifieke (nationale) situatie van de betrokken industrieën. Voor de Fennek is dit KMW (Duitsland) en voor de IGV is dit BAE Systems Hägglunds (Zweden). Dit betekent dat de ontwikkeling van de indexcijfers per contract zal verschillen. Samengevat kan worden gesteld dat het vergelijken van de procentuele prijsaanpassingen over het totale budget van deelprojecten een vertekend beeld geeft. 19.
Hoe verloopt de verbetering van het proces van risicomanagement en -beheersing? 21.
Zijn er organisatorische redenen aan te wijzen voor het achterwege blijven van risicoregisters met betrekking tot het project Vervanging Pantservoertuigen (met uitzondering van het deelproject PWV)? Als deel van het Defensie Materieelproces (DMP) worden de bijzondere risico's binnen een project al geïnventariseerd. In de verschillende DMP-fasen wordt hierover gerapporteerd. Gedurende de looptijd van een project worden de risico's herijkt en beheerst. Dit geldt ook voor de deelprojecten van het project 'Vervanging Pantservoertuigen'; waar nodig worden aanvullende maatregelen genomen. Zo is voor het Boxer-programma inmiddels een nieuw risicomanagementsysteem opgezet, waarin alle onderkende risico's worden vastgelegd en Pagina 10/12 Ministerie van Defensie
gevolgd. Hiervoor is bij OCCAR, dat namens Nederland en Duitsland de leiding heeft van het Boxer-project, personeel vrijgemaakt. Naar aanleiding van de recente evaluatie van het DMP wordt bij nieuwe projecten, in aanvulling op de bestaande spelregels voor risicobeheersing, een risicoregister ingevoerd en bijgehouden. 20.
Is er inmiddels wel voldoende menskracht en tijd beschikbaar om het plan van aanpak bij te houden voor zowel de Fennek als het IGV? De Fennek is reeds in productie en volgt het contractuele leveringsschema. Voor het IGV is in samenwerking met de leverancier een 'master plan' voor de verschillende activiteiten opgesteld. Ook de activiteiten op het gebied van de kwalificatie en de voorbereiding van de contractuele leveringen worden op basis van dit 'master plan' uitgevoerd. In het vierde kwartaal van 2007 wordt een schema opgesteld voor de invoering bij de eenheden en worden de kaders voor de gebruiksfase vastgesteld. 22.
Waarom gaat u er vanuit dat het risico ten aanzien van de exploitatiekosten voor het groot pantserwielvoertuig gering is? Wat verstaat u onder een gering risico? Het risico dat de exploitatiekosten voor de Boxer hoger zullen uitkomen dan gepland, wordt laag geschat omdat de huidige prognose van de levensduurkosten lager uitvalt dan de eerste raming daarvan. Het is niet mogelijk om dit risico getalsmatig uit te drukken. 23.
Welke financiële en operationele consequenties heeft de mogelijke uitloop van de beproevingen op betrouwbaarheid van de Boxer? Een vertraging bij de beproevingen van de betrouwbaarheid van de Boxer heeft in beginsel geen financiële of operationele consequenties. De beproevingen zijn nodig om vast te stellen dat de Boxer aan de betrouwbaarheidseisen voldoet. Daarmee kunnen financiële en operationele risico's tijdens de gebruiksfase zoveel mogelijk worden verminderd. De kosten Pagina 11/12 Ministerie van Defensie
van deze beproevingen zijn in het ontwikkelingscontract opgenomen. Een vertraging in het beproevingsproces kan nog worden gecompenseerd in de productievoorbereiding. Pagina 12/12