Verslag Informele Raad WSB: Guimarães, 5 en 6 juli 2007
De vergadering werd voorgezeten door de Portugese minister voor arbeid en sociale zaken,
José Antonio Viera da Silva. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de 27 EU Lidstaten, de
kandidaat Lidstaten, Noorwegen en IJsland en van de Europese sociale partners. De Europese
Commissie werd vertegenwoordigd door Commissaris Vladimir Spidla en het EP door de
voorzitter van de EP Commissie SZW, Jan Andersson. De Nederlandse delegatie stond onder
leiding van minister Donner.
Het Voorzitterschap had een korte tekst opgesteld waarin een aantal vragen aan delegaties
wordt voorgelegd die in essentie een opvatting vragen over de prioriteiten in de Europese
werkgelegenheidsstrategie c.q. de Lissabon strategie en over de werkmethodes en
instrumenten in het kader van deze strategieën. Daarnaast lagen ter tafel een aantal
documenten, opgesteld door externe deskundigen, van wie de belangrijkste was Maria Joao
Rodrigues, één van de architecten van het Lissabon proces.
Mevrouw Rodrigues leidde het debat in via de presentatie van haar paper. Zij stelde dat de EU
zich zal moeten voorbereiden op grote veranderingen zowel in de economie als in de
samenstelling van de beroepsbevolking. Om de uitdagingen aan te kunnen en tegelijk ook de
sociale cohesie te bevorderen dient er op zes politieke prioriteiten te worden ingezet n.l.
onderwijs en scholing, gezinsvriendelijk beleid, actief ouder worden, flexicurity, sociale
insluiting en het externe beleid van de EU op sociaal en werkgelegenheidsterrein (streven naar
naleving van eerlijke mondiale arbeids- en sociale normen). Bezien tegen de achtergrond van
het instrumentarium dat de EU ter beschikking staat komt zij tot een 20 tal aanbevelingen
voor actie. Meer gebruik maken van nationale doelstellingen is er daar één van, maar ook het
opzetten van een Europees krediet systeem voor levenslang leren, het opzetten van een
Europees programma voor nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, het identificeren van
gemeenschappelijke doelstellingen voor minimuminkomens en het beheersbaar maken van
migratie zijn enkele van haar aanbevelingen. Met betrekking tot de verbeteringen in de sfeer
van de werkmethodes beveelt zij onder andere aan een betere integratie van de verschillende
richtsnoeren/doelstellingen (inzake groei en banen, inzake sociale bescherming en sociale
insluiting en inzake scholing en onderwijs), betere samenwerking c.q. gezamenlijke
vergaderingen van de verschillende Comité's en Raden (WSB, Onderwijs,
Concurrentievermogen), consistentere rapportages en meer ambitieuze nationale
doelstellingen, verbetering van het wederzijdse leren en meer betrokkenheid van stakeholders
zoals de sociale partners.
Commissaris Spidla wees er in zijn inleiding op dat de hele maatschappij een activeringsslag
zal moeten maken (actieven en niet-actieven) teneinde de dynamiek in de samenleving te
bevorderen. Zaken die daarbij een belangrijke rol zullen spelen zijn onder andere het
flexicurity-concept, de kwaliteit van de arbeid maar vooral ook onderwijs en scholing. Het EP
wees erop dat er steeds meer kwetsbare banen bij komen en dat het aantal "working poor"
zich zo steeds verder uitbreidt. Om hier een halt aan toe te roepen zal er meer Europese
wetgeving moeten komen maar de Raad blijkt telkenmale niet in staat om te leveren op dit
punt. Dat was ook de houding van de vertegenwoordigster van het Europees Vakverbond. Zij
stelde dat het EVV niet tegen het flexicurity concept is maar constateerde dat er dan wel een
balans moet komen waarbij het element zekerheid duidelijk meer gewicht moet krijgen dan
het tot nu toe heeft. De vertegenwoordiger van BusinessEurope wees op het cruciale belang
van flexicurity en eveneens op de noodzaak om een goed evenwicht te vinden tussen
flexibiliteit en zekerheid. De flexicurity beginselen zullen een plaats moeten krijgen in de
geïntegreerde Lissabon richtsnoeren. De Europese sociale partners voeren op het ogenblik een
analyse uit die in oktober zal moeten uitmonden in een aantal gezamenlijke aanbevelingen.
De interventies van de Lidstaten lieten zien dat de prioriteiten die het voorzitterschap in het
achtergronddocument heeft genoemd (actief ouder worden, sociale insluiting en flexicurity) in
hoge mate worden gedeeld en ook de zes prioriteiten die mevrouw Rodrigues in haar inleiding
had vermeld vonden brede instemming. Met betrekking tot flexicurity wezen bijna alle
delegaties erop dat het van cruciaal belang is om een juiste balans te vinden tussen de beide
elementen waaruit het concept is opgebouwd. Ook de noodzaak om tot een betere afstemming
van werk en gezin te komen kwam in vele interventies terug. Evenals het belang van scholing
en onderwijs en de noodzaak om de coördinatie met de terreinen werkgelegenheid en
arbeidsmarkt te verbeteren.
Door Nederland werd naar voren gebracht dat alle Lidstaten in meer of mindere mate met in
feite dezelfde ontwikkelingen en uitdagingen worden geconfronteerd en werd ingegaan op de
resultaten van de recente Participatietop en de doelstelling voor de arbeidsparticipatie. Daarbij
legde Nederland de nadruk op de link die in het kabinetsvoorstel is gelegd tussen de
herziening van de arbeidsovereenkomst c.q. de vergoedingen bij ontslag en de scholing van
werknemers. Ook wees Nederland op de voorgestelde herziening van de regels inzake
tijdelijke arbeid. Flexibiliteit en zekerheid zijn twee onlosmakelijk met elkaar verbonden
elementen. Tenslotte heeft Nederland ervoor gepleit om binnen de Unie gezamenlijk op te
trekken in de strijd tegen het malafide gebruik van het vrij verkeer.
Met betrekking tot de werkmethodes en instrumenten, het thema voor het middagdeel van de
bijeenkomst, bestaat er ook een grote mate van eensgezindheid bij delegaties. Net als bij de
prioriteiten is het ook hier niet nodig om de bestaande werkmethodes en instrumenten in het
kader van de Lissabon strategie sterk aan te passen, is de algemeen gedeelde opvatting. Het
bestaande instrumentarium en de bestaande werkmethodes volstaan om de uitdagingen het
hoofd te kunnen bieden, waarbij nog verder zal worden gesproken over de sociale dimensie
van de Lissabonstrategie. Ze zullen alleen effectiever moeten worden ingezet. De SPC
voorzitter wees erop dat er al veel gedaan is en zal worden om de werkmethodes efficiënter te
maken. De samenwerking met het Werkgelegenheidscomité (EMCO) verloopt goed en zal
nog worden versterkt. EMCO voorzitter Emilio Gabaglio beaamde dit maar stelde tegelijk dat
de samenwerking met EPC af en toe wat moeizamer verloopt. In een nauwere samenwerking
tussen de verschillende comité's zag hij nog winst. De Lissabonstrategie blijft het beste recept
al zal er meer moeten worden gedaan om sociale elementen erin te verwerken.
Met name de samenwerking tussen de verschillende comité's en Raden (WSB, Onderwijs,
Concurrentievermogen) werd door vele delegaties voor verbetering vatbaar geacht. Datzelfde
gold voor de zichtbaarheid van de processen, een meer resultaatgerichte uitwisseling van
ervaringen, een diepgaandere behandeling van de nationale rapporten en een versterking van
het "ownership" van de processen. Kortom, de bestaande werkmethodes moeten worden
aangepast om ze effectiever en transparanter te maken. Minister Muntefering (DE) pleit er in
dit kader voor om jaarlijks een Dag van/voor het Sociale Europa te organiseren.
Nederland stelde dat het er nu vooral op aankomt om, via de methodes en instrumenten die ter
beschikking staan, te waarborgen dat de hervormingen die Lidstaten doorvoeren op terreinen
als arbeidsmarkt en sociale zekerheid, ook convergeren en dat de Lidstaten op deze terreinen
dus niet verder uit elkaar groeien. Het potentieel daartoe is aanwezig maar het zal dan ook
daartoe gebruikt moeten. Bij de invulling van de sociale dimensie gaat het er primair om dat
lidstaten van elkaar leren. Er zijn verder zaken die lidstaten gezamenlijk kunnen oppakken. In
dat verband merkte Nederland op dat het stelsel van sociale zekerheid is gebaseerd op het
bestaan/hebben van een arbeidsovereenkomst. De vraag die zich opdringt is of, met de vlucht
uit de arbeidsovereenkomst, het nog wel mogelijk is om de arbeidsovereenkomst als basis
voor het stelsel van sociale zekerheid te handhaven. Ook de aansluiting tussen
beroepsonderwijs en arbeidsmarkt is een interessant onderwerp voor discussie op Europees
niveau.
Commissaris Spidla noemde de bestaande richtsnoeren, instrumenten en werkmethodes een
goede basis om op verder te werken. Wel zal nog moeten worden bezien hoe het sociale
element een wat meer geprononceerde plaats moet krijgen in de geïntegreerde richtsnoeren.
Verder zal gewerkt moeten worden aan de coördinatie tussen de verschillende comité's en
Raadsformaties en aan de coördinatie tussen de verschillende werkterreinen en dan met name
tussen arbeidsmarkt en onderwijs. Hij noemde het idee van minister Muntefering om een dag
van het Sociale Europa te organiseren, interessant.
De Voorzitter stelde dat de werkgelegenheidsrichtsnoeren een essentieel onderdeel van de
geïntegreerde Lissabon richtsnoeren zijn en blijven maar dat gewerkt moet worden aan de
effectiviteit en de zichtbaarheid ervan. Immers, de behandeling ervan in de Raad is in de loop
van de jaren wat oppervlakkiger geworden. Met andere woorden, er moet weer meer scherpte
in worden gebracht. De samenwerking tussen de verschillende beleidsterreinen en gremia kan
eveneens verbeterd worden. Ook hij noemde het idee om een Europese Sociale Dag te
organiseren interessant. Met betrekking tot het flexicurity thema meldde hij alleen dat bezien
zal moeten worden hoe dit wordt ingebed in de open methode van coördinatie en dat vooral
het multidimensionale karakter ervan benadrukt zal moeten worden. De uitdaging voor de
lidstaten is om hervormingsstrategieën te ontwikkelen die leiden tot voldoende
aanpassingsvermogen en zekerheid en tegemoet komen aan de wensen van bedrijven en
werknemers.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid