31050
Wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen in verband met het afschaffen van de mogelijkheid
om eigenrisicodrager te worden voor de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Inkomensverzekering voor
volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in het kader van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen, het afschaffen van de
premiedifferentiatie voor de Arbeidsongeschiktheidskas en enige andere
wijzigingen
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
1. Algemeen
Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van het verslag van de vaste Commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het voorliggende wetsvoorstel waarin wordt
geregeld dat er in plaats van een gedifferentieerde premie voor de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) een uniforme premie WAO geldt en dat het niet
meer mogelijk is om eigenrisicodrager voor de WAO te worden. Het wetsvoorstel bevat ook
bepalingen over de financiering van de IVA, de regeling voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij de beantwoording van de vragen wordt zoveel mogelijk de volgorde van het verslag
aangehouden. Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van
wijziging.
De leden van de CDA-fractie vragen of het niet mogelijk is, in lijn met de verhoging van de
IVA-uitkering en consistentie en vertrouwen naar sociale partners, de maatregelen eveneens
per 1 juli 2007 in te voeren in plaats van 1 januari 2008.
Het afschaffen van de gedifferentieerde premie voor de WAO en het invoeren van de
uniforme premie die hiervoor in de plaats komt, wordt per 1 januari 2008 geregeld. Voor
invoering per januari is gekozen omdat de premies werknemersverzekeringen elk jaar aan het
begin van het kalenderjaar worden vastgesteld en gelden voor een geheel kalenderjaar. Voor
werkgevers betekent de jaarcyclus dat zij één keer per jaar hun administratie hoeven in te
richten voor een nieuw fiscaal/premiejaar. Indien per 1 juli van dit jaar de gedifferentieerde
premie zou worden vervangen door een uniforme premie, en dus ook met terugwerkende
kracht, zouden de administratieve lasten voor werkgevers stijgen. Dit geldt tevens voor de
Belastingdienst waar de loonheffingen op een jaarcyclus zijn gebaseerd. Tussentijdse
wijzigingen leiden tot een extra belasting van het systeem.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer voorstellen voor de privatisering van de WGA
verwacht kunnen worden en of bij de voorbereiding hiervan sociale partners betrokken zijn of
zullen worden.
De gedachtenvorming over de private uitvoering van de WGA en het daarbij te volgen tijdpad
vindt nog binnen het kabinet plaats. Ik kan u hierover zodoende nog niet nader informeren.
De toegang tot de WAO is per 29 december 2005 afgesloten. Er blijft nog wel een
eigenrisicodragerschap voor de lopende WAO-uitkeringen voor werkgevers die reeds
eigenrisicodrager voor de WAO waren. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe
de premie voor de werkgevers wordt vastgesteld omdat er geen mutaties meer plaatsvinden in
de toestroom naar de WAO. Ook vragen zij of de prikkel voor deze eigenrisicodragende
werkgevers dan nog enige relevantie heeft.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn, kunnen zelf het risico voor de WAO-uitkeringen
dragen of dit risico verzekerd hebben bij een private verzekeraar. Private verzekeraars werken
met een rentedekkingssysteem en niet zoals het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) met een omslagstelsel. Rentedekking houdt in dat de
toekomstige lasten van WAO-uitkeringen al zijn gereserveerd. Hoe de premie door
verzekeraars precies wordt vastgesteld is onbekend. De verzekeraars hebben een prikkel om
een WAO'er zo snel mogelijk te re-integreren omdat de reservering voor de uitkering dan niet
uitbetaald hoeft te worden. Werkgevers die zich niet publiek of privaat verzekerd hebben,
hebben zelf de prikkel om zo snel mogelijk hun arbeidsongeschikte WAO'ers te re-integreren.
De leden van de CDA-fractie zouden ook graag willen horen hoe groot de groep is die nog
eigenrisicodrager WAO zijn en die dat kunnen blijven. De leden van de PvdA-fractie stellen
tevens de vragen of bedrijven die nu eigenrisicodrager zijn, ervoor mogen kiezen om over te
stappen naar de publieke verzekering met uniforme premie en indien dat mogelijk is, wat deze
dan moeten doen om te kunnen overstappen.
Per 1 januari 2007 waren er zo'n 70.000 werkgevers eigenrisicodrager voor de WAO. Deze
werkgevers kunnen eigenrisicodrager blijven. Zij hebben geen belang bij overstap naar de
publieke verzekering. Werkgevers die terugkeren naar de publieke verzekering, zijn immers
nog verantwoordelijk voor het zogenoemde uitlooprisico. Deze werkgevers blijven
verantwoordelijk voor de WAO-uitkeringslasten van hun werknemers op het moment dat het
eigenrisicodragerschap eindigt. Als werkgevers het risico bij een private verzekeraar hebben
ondergebracht, zullen zij de WAO-lasten dan ook afgefinancierd hebben bij deze verzekeraar.
Aangezien er geen nieuwe WAO-instroom meer is, hebben eigenrisicodragende werkgevers
geen reden meer om te kiezen voor een publieke WAO-verzekering. Zij zijn dan, naast de
affinanciering van de WAO-lasten, bovendien de uniforme publieke WAO-premie
verschuldigd. Het ligt dus niet voor de hand dat dit zal gebeuren. Mochten bedrijven wel
willen overstappen naar het publieke systeem, dan kan de inspecteur het
eigenrisicodragerschap op verzoek van de werkgever op 1 januari of 1 juli van een jaar
beëindigen indien de aanvraag daartoe ten minste 13 weken voor die datum is ingediend.
Bij de invoering van de wet WIA is aan het UWV budget ter beschikking gesteld voor de
implementatie van het hele WIA-complex. Daaronder valt ook hetgeen met dit wetsvoorstel
wordt geregeld. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het budget van de WIA precies
besteed is en of er nog budget overblijft.
Voor de implementatie van de Wet WIA is aan het UWV een meerjarig budget ter
beschikking gesteld. Dit budget bedraagt 127 miljoen. De realisatie in 2005 - 2006 bedraagt
54 miljoen. Het resterende bedrag zal naar verwachting in 2007 en 2008 benut worden.
Over de besteding van het budget rapporteert het UWV in de kwartaal- en jaarverslagen.
Het wetvoorstel beschrijft dat het verschil tussen de minimale gedifferentieerde premie en de
uniforme premie voor een grote werkgever met een nul-risico maximaal 0,4%-punt kan zijn
(uitgaande van een uniforme premie van 0,4%) en het verschil tussen de maximale
gedifferentieerde premie en de uniforme premie voor een werkgever met een hoog risico
1,2%-punt. De leden van de CDA-fractie vragen wat hiervan de concrete effecten zijn, met
andere woorden, wat deze percentages in euro's voor de werkgevers betekenen. Ook de leden
van de VVD-fractie vragen de regering om de effecten van de afschaffing van Pemba
financieel te duiden en willen de financiële consequenties voor bedrijven met een laag WAO-
risico, een gemiddeld risico en een hoog risico in beeld krijgen.
Een werkgever wordt momenteel als grote werkgever beschouwd bij een loonsom groter dan
675.000. Voor een werkgever met een dergelijke loonsom en een nulrisico stijgt de premie
bij een uniforme premie van 0,4% met 2.700. Voor een werkgever met een dergelijke
loonsom en een hoog risico die onder Pemba de maximumpremie zou betalen, daalt de premie
bij een uniforme premie van 0,4% met 8.100. Voor een werkgever met een gemiddeld risico
verandert er niets.
De leden van de VVD-fractie vragen met een soortgelijk rekenvoorbeeld toe te lichten welke
financiële consequenties gelden voor kleine werkgevers in sectoren.
Kleine werkgevers betalen sinds 2003 geen individuele premie meer, maar een sectorpremie.
In 2007 betaalde sector 47 (Textielindustrie) de hoogste sectorpremie; 2,6 keer de
rekenpremie. Voor bedrijven in deze sector zou onder Pemba bij gelijk blijvend risico en een
rekenpremie van 0,4% een sectorpremie van ruim 1% gelden. Deze bedrijven betalen bij een
uniforme premie van 0,4% dus ruim 0,6% van hun loonsom minder. Voor bedrijven in sector
38 (Banken) gold in 2007 een sectorpremie die slechts iets meer dan een kwart van de
rekenpremie bedroeg. Voor bedrijven in deze sector zou onder Pemba bij gelijk blijvend
risico en een rekenpremie van 0,4% een sectorpremie van ruim 0,1% gelden. Deze bedrijven
betalen bij een uniforme premie van 0,4% dus bijna 0,3% van hun loonsom meer.
De leden van de fracties van CDA en VVD vragen om een onderbouwing van het percentage
van 0,4%. De leden van de VVD-fractie vragen tevens of het percentage van 0,4%
lastendekkend is vastgesteld.
Het UWV zal binnenkort (voor september) de minister adviseren over de premiehoogte
waarbij uitgegaan wordt van een lastendekkende premie waarin overschotten in de
Arbeidsongeschiktheidskas worden meegenomen. De lastendekkende premie zal naar
verwachting ongeveer 0,4% bedragen. De uniforme premie, die aan werkgevers in rekening
gebracht wordt, zal vanwege de afbouw van het overschot in de Arbeidsongeschiktheidskas
lager uitvallen dan de genoemde 0,4%.
De leden van de fracties van CDA en VVD vragen of er in de premiestelling van uit wordt
gegaan dat het vermogen uit de Arbeidsongeschiktheidskas volledig wordt meegenomen in de
vaststelling van de uniforme premie over de komende jaren en de Arbeidsongeschiktheidskas
na 2010 `leeg' zal zijn. De leden van de CDA-fractie vragen tevens om een overzicht van de
Arbeidsongeschiktheidskas-premies (Aok-premies) voor de jaren 2008 2010. De leden van
de SP-fractie vragen meer specifiek om twee scenario's middels een berekening van de
premie uit te werken: een waarin het vermogen in de Arbeidsongeschiktheidskas volledig
wordt meegenomen in de vaststelling van de premie en een waarin het vermogen in de
Arbeidsongeschiktheidskas in tact wordt gelaten en de renteopbrengst wordt meegenomen in
de vaststelling van de premie.
De regering streeft ernaar om de premie zodanig vast te stellen dat het vermogen van de
Arbeidsongeschiktheidskas in 2011 afgebouwd zal zijn (uiteraard wel rekening houdend met
wettelijke vereisten met betrekking tot liquiditeitsreserves). Het UWV adviseert ook
dienovereenkomstig. Het vermogensoverschot in de Arbeidsongeschiktheidskas wordt
derhalve afgebouwd. Dit gebeurt overigens al: in 2007 is het vermogensoverschot in de
Arbeidsongeschiktheidskas al afgenomen van circa 700 miljoen naar circa 400 miljoen.
Als gevolg van de afbouw van het vermogensoverschot zal de premie in 2008 beneden het
lastendekkende niveau van 0,4% worden vastgesteld. In 2009 zal de Aok-premie rond de
0,1% liggen en in 2010 zal de Aok-premie vrijwel nihil zijn. In 2011 is er geen Aok-premie
meer.
De leden van de PvdA-fractie vragen om aan te geven voor hoeveel bedrijven de
gedifferentieerde premie hoger is dan de uniforme premie en voor hoeveel bedrijven de
gedifferentieerde premie lager is dan de uniforme premie. Deze leden vragen tevens hoeveel
werknemers werken bij deze twee typen bedrijven.
Voor circa 60% van alle publiek verzekerde bedrijven is momenteel de gedifferentieerde
premie lager dan de gemiddelde premie. Hier werkt circa 65% van de werknemers, die
werkzaam zijn bij de publiek verzekerde bedrijven. Deze bedrijven zijn slechter af met een
uniforme premie. Voor circa 40% van alle publiek verzekerde bedrijven is momenteel de
gedifferentieerde premie hoger dan de gemiddelde premie. Hier werkt circa 35% van de
werknemers, die werkzaam zijn bij de publieke bedrijven. Deze bedrijven zijn beter af met
een uniforme premie.
In de praktijk zullen de meeste werkgevers overigens een lagere (uniforme) Aok-premie in
2008 gaan betalen dan hun huidige gedifferentieerde premie. De Aok-lasten dalen immers
fors van 2007 op 2008.
De leden van de PvdA-fractie vragen nader te verklaren waarom het effect op de
uitvoeringskosten van het UWV nihil is. Het lijkt voor de hand te liggen dat de berekening
van een uniforme premie minder moeite kost dan de berekening van branche- en
bedrijfsspecifieke premiehoogten. Ook vragen zij of binnen het UWV budget vrijvalt nu geen
gespecificeerde premies meer berekend hoeven worden. Ook de leden van de VVD-fractie
vragen naar de besparingen op uitvoeringskosten, als er met de invoering van Pemba
uitvoeringskosten gepaard gingen.
Met de invoering van Pemba waren inderdaad uitvoeringskosten gemoeid en met de
afschaffing ervan zullen ook besparingen optreden. Toch is het budget op de
uitvoeringskosten die gepaard gaan met de invoering van dit voorstel nihil. Dat laat zich als
volgt verklaren. Door het wetsvoorstel wordt het uitfaseren van de WAO-Pemba systemen
(die gepland stond voor 2010 en 2011) vervroegd. Hierdoor worden in 2008 (en 2009)
éénmalig kosten gemaakt. Het gaat hier om een bedrag van circa 1 miljoen. Dit zijn dus
geen extra, maar naar voren gehaalde kosten. De te verwachten besparingen op de
uitvoeringskosten (vervallen van onderhouds- en exploitatiekosten in de
premiedifferentiatiesystemen Pemba) bedragen in de periode 2008-2009 circa 750.000 per
jaar. Het netto-effect op de uitvoeringskosten komt daarmee onder de 1 miljoen.
Uitvoeringskosten in verband met nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving van onder de 1
miljoen worden geacht te behoren tot de reguliere uitvoeringskosten, waarvoor het UWV dus
dient te putten uit het reguliere budget. Zodoende zijn er met dit wetsvoorstel geen budgettaire
effecten in verband met de uitvoeringskosten.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het UWV ooit serieus rekening heeft gehouden met
de mogelijkheid dat het systeem van premiedifferentiatie in stand zou blijven.
In eerste instantie is het UWV er vanuit gegaan dat de premiedifferentiatie WAO in stand zou
blijven. Met de aanname van het amendement Verburg medio 2005 (Kamerstukken II, 2004-
2005, 30 118, nr. 30) werd duidelijk dat met het voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in
het Najaarsakkoord van november 2004 de premiedifferentiatie WAO zou worden afgeschaft.
Gelet op de toelichting bij dit amendement zou de beslissing hierover medio 2007 (dit tijdstip
is uiteindelijk 2006 geworden) plaatsvinden. Tot die tijd zou het dus onzeker zijn wat er stond
te gebeuren met de premiedifferentiatie WAO.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de introductie van Pemba destijds samenging met een
verandering van de administratieve lasten en hoe die eventuele verandering zich verhoudt tot
de situatie van nu (geen verandering van administratieve lasten). De leden van de VVD-
fractie vragen of aangegeven kan worden of en welke uitvoeringskosten en administratieve
lasten gepaard gingen met de invoering van Pemba en vragen zich af, als dit het geval is,
waarom er dan nu bij de afschaffing van Pemba geen besparing plaatsvindt op de
uitvoeringskosten en administratieve lasten. De leden van de CDA-fractie vragen de minister
er kritisch op toe te blijven zien dat bij de overgang van een gedifferentieerde premie naar een
uniforme premie er verbeteringen zullen optreden in de administratieve lasten en
nalevingkosten voor werkgevers.
De gevolgen voor de uitvoeringskosten van invoering van Pemba konden destijds door het
toenmalige Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming (Tica) niet in beeld gebracht
worden (Tweede Kamer, vergaderjaar 19961997, 24 698, nr. 9, blz. 121). Wel zijn in het
commentaar een aantal elementen genoemd die daarop van invloed zijn. Dit betreft echter
zowel elementen met uitvoeringskostenverhogende als met uitvoeringskostenverlagende
gevolgen. Gevolgen voor administratieve lasten voor werkgevers werden in 1998, toen Pemba
werd ingevoerd, nog niet in kaart gebracht.
De leden van de fracties van SP-fractie vragen of inzicht verschaft kan worden in het resultaat
van de financiële prikkels voortkomend uit Pemba. Ook de leden van de VVD-fractie vragen
naar de bijdrage van Pemba aan vermindering van de WAO-instroom.
Het Centraal Planbureau heeft deze effecten in 2004 onderzocht (CPB discussion paper no.
37, "Estimating the impact of experience rating on the inflow into disability insurance in the
Netherlands") en concludeerde dat Pemba de WAO-instroom met 15% verminderd had.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan uiteenzetten onder welke hypothetische
omstandigheden het zich voor kan doen dat er geen volledige uitbetaling plaats vindt van een
arbeidsongeschiktheiduitkering in verband met aansluiting bij het besluit Zorgverzekeringen,
voor schade ten gevolge van terrorisme. Tevens wordt de vraag gesteld of aangegeven kan
worden of het gezien de dreigingsanalyse in de reden ligt aan te sluiten bij het besluit
Zorgverzekeringen en of er dan geen reden is om het bedrag van 1 miljard op te hogen.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ook bij schade ten gevolge van terrorisme wel
volledig uitbetaald, alleen komt ze eventueel niet volledig voor rekening van de verzekeraar
gezien het maximum bedrag waar een verzekeraar voor kan verzekeren bij terrorisme.
Voorwaarde voor eigenrisicodragen in het kader van de WGA is dat door een verzekeraar of
kredietinstelling een garantiestelling wordt overgelegd voor het geval de werkgever niet meer
kan of wil voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. De garantiestelling WGA geldt niet voor
WGA-uitkeringen, die zijn ontstaan door opstand, binnenlandse onlusten en dergelijke (artikel
3:38, van de Wet op het financieel toezicht), of door een kernongeval (artikel 1, eerste lid van
de Wet aansprakelijkheid kernongevallen). In het wetsvoorstel wordt bepaald dat de
garantieverklaring zich niet uitstrekt tot schade die wordt veroorzaakt door terroristische
handelingen die een door de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor
Terrorismeschaden N.V. (NHT) vastgesteld maximumbedrag (in 2007 1 miljard euro)
overstijgt. Wat onder schade ten gevolge van terrorisme wordt verstaan, is omschreven in het
clausuleblad terrorismedekking bij de NHT. Dit komt overeen met hetgeen reeds is geregeld
in het Besluit zorgverzekering. Er is thans geen aanleiding om het maximum bedrag te
verhogen.
De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere verduidelijking waarom met het
afschaffen van het eigenrisicodragen binnen de WAO ook afgestapt moet worden van het
eigenrisicodragen binnen de IVA.
In de memorie van toelichting bij de Invoeringswet WIA is gesteld dat als er geen
premiedifferentiatie WAO meer zou zijn, er ook geen premiedifferentiatie IVA komt. In het
Najaarsakkoord van 5 november 2004 is dit beginsel bevestigd en afgesproken dat Pemba
onder de daar genoemde voorwaarden vervalt en dat deze afspraken tevens tot gevolg hebben
dat er geen gedifferentieerde premie voor de IVA wordt ingevoerd en dat daarmee de
mogelijkheid om eigenrisicodrager voor de IVA te worden komt te vervallen. Nu de
premiedifferentiatie en het eigenrisicodragen WAO definitief zijn komen te vervallen,
betekent dit dat er ook geen eigenrisicodragen mogelijk wordt voor de IVA. Dit wordt met dit
wetsvoorstel per 1 januari 2008 geregeld.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de meest recente stand kan geven ten
aanzien van de instroom in de IVA voor de jaren 2005 en 2006.
De instroom in de IVA was mogelijk vanaf 29 december 2005. De instroom in 2006 bedroeg
3.800 personen, ruim minder dan de maximaal 25.000 die in het Najaarsakkoord van 5
november 2004 als voorwaarde was overeengekomen om Pemba af te schaffen.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie om de meest recente stand van zaken met
betrekking tot de loondoorbetaling in de eerste twee ziektejaren in de verschillende cao's.
Begin juli is de Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2007 verzonden naar de Tweede Kamer.
De gevraagde cijfers staan in het vierde hoofdstuk. Van de 116 onderzochte cao's is
loondoorbetaling bij ziekte in ruim vier op de tien gevallen (50 cao's) onvoorwaardelijk
beperkt tot 170%. In ruim één op drie gevallen (41 andere cao's) is loondoorbetaling
afhankelijk gesteld van re-integratie-inspanningen. In de resterende 25 cao's (22%) waarin
onvoorwaardelijk sprake is van loondoorbetaling van meer dan 170%, is meestal (20 cao's)
een prikkel reeds in het eerste ziektejaar afgesproken in de vorm van loondoorbetaling van
minder dan 100% na de eerste (meestal) zes maanden van ziekte. In vergelijking met eerdere
cijfers (Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2006) is sprake van een stabiel beeld met een
kleine verbetering: het percentage cao's waarin onvoorwaardelijke loondoorbetaling boven de
170% is geregeld, is afgenomen van 25% naar 22%.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid