Agema over termijnstelling diagnose borstkanker.

Antwoorden op Kamervragen van Kamerlid Agema over termijnstelling diagnose borstkanker.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ/TSZ-2790133

17 augustus 2007

Antwoorden van minister Klink op Kamervragen van het Kamerlid Agema over termijnstelling diagnose borstkanker. (2060722290)

Vraag 1
Kent u het onderzoek dat in een ruime meerderheid van de ziekenhuizen vrouwen niet binnen 5 dagen na het eerste consult de diagnose met betrekking tot borstkanker krijgen? (1)

Antwoord 1
Nee, ik heb het bericht op website www.nu.nl niet gevonden.

Vraag 2
Deelt u de mening dat er een nieuwe richtlijn moet komen die inhoudt dat 99% van de vrouwen op dezelfde dag als het eerste consult de diagnose moet krijgen en de overige 1% binnen 3 dagen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op Kamervragen van de heer Vendrik over de behandeling van borstkankerpatiënten, ingezonden op 6 september 2005, beantwoord op 23 september 2005 (2), raadpleegbaar via de website van VWS(3).
Daarin is aangegeven dat de zorg voor borstkankerpatiënten specifiek opgenomen is in de prestatie-indicatorenset van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Deze prestatie-indicatoren zijn gebaseerd op de zogenaamde NABON richtlijnen. De Inspectie vraagt instellingen om aan te geven of een speciale polikliniek voor borstkankerpatiënten, een zogenaamde mammapoli, aanwezig is. Als uitkomstparameter voor een efficiënt ingerichte mammapoli wordt vervolgens gevraagd naar het percentage patiënten dat binnen 5 werkdagen na het eerste consult de diagnose te horen krijgt. Door het verspreiden van de kennis via de integrale kankercentra en door het monitoren hoe instellingen omgaan met de zorg voor borstkankerpatiënten via de prestatie-indicatoren, worden instellingen erop gewezen dat de zorg in veel gevallen verbeterd kan en dient te worden. Voorts is het aan patiënten en zorgverzekeraars om instellingen die achter blijven hierop af te rekenen. Zorgverzekeraars kunnen bij de inkoop van zorg rekening houden met dergelijke informatie. Patiënten kunnen op hun beurt weer bij de zorgverzekeraar aangeven voorkeur te hebben voor behandeling in een instelling die aantoonbaar voldoet aan de richtlijnen.

Of het zinvol is om de NABON richtlijn op enig moment aan te scherpen in de door u aangegeven richting is een eigen verantwoordelijkheid van de opstellers waar ik niet in zal treden. Er zijn mij geen gegevens bekend waaruit blijkt dat de uitkomsten van de behandeling zich door het verkorten van het diagnostisch traject zullen wijzigen. Het vergroten van transparantie langs de eerder geschetste lijn, om daarmee reële keuzemogelijkheden te bieden, heeft in dit stadium prioriteit.


1) www.nu.nl, 27 juli 2007.

2) Antwoorden van minister Hoogervorst op Kamervragen van het Kamerlid Vendrik over zorg voor borstkankerpatiënten. (2040520970)
3)
http://www.minvws.nl/kamerstukken/pg/2005/antwoorden-op-kamervragen-ov er-zorg-voor-borstkankerpatinten.asp