Interprovinciaal Overleg (IPO)


Provincies bezorgd om voortgang woningbouw

woensdag 22 augustus 2007

De provincies maken zich zorgen over het tempo van de woningbouw in een aantal regio's en de tijdige beschikbaarheid van voldoende plancapaciteit voor het realiseren van de woningbouwafspraken in 2010. Het is nog lang niet zeker of er voldoende en de juiste woningen op de juiste plaats komen, om aan te sluiten bij de vraag naar woonruimte de komende jaren en de ambities van het kabinet en de provincies.

Dat is de conclusie van de IPO inventarisatie gemeentelijke Plancapaciteit 2007 die aan de minister van VROM is aangeboden (klik voor brief). Deze inventarisatie is een afspraak die voortvloeit uit de Woningbouwafspraken 2005 - 2009 en laat op basis van de beschikbare en bijna beschikbare bestemmingsplancapaciteit zien hoe de kansen liggen dat de Woningbouwafspraken tijdig gehaald kunnen worden, en waar vertraging dreigt.

Is een landelijke heffing wel handig?
Vertraging in de woningbouw kan overigens ook andere oorzaken hebben dan krapte aan plancapaciteit. Als afspraken tussen kabinet enerzijds en Aedes en de woningcorporaties anderzijds niet snel tot stand komen, kan dat ook tot stagnatie leiden. Provincies willen samen met de lokale en regionale partners juist snel doorgaan met investeren op de regionale woningmarkten, en een dreigende landelijke heffing op de reserves van de corporaties kan die ambitie doorkruisen.

Nationaal wel voldoende plancapaciteit, maar niet in alle regio's Uit de inventarisatie blijkt dat er nationaal gezien voldoende (juridisch harde) plancapaciteit is voor de komende jaren en ook voldoende (zachte) reservecapaciteit om aan de woningbouwafspraken te kunnen voldoen, maar dat geldt zeker niet voor alle regio's afzonderlijk. In de rapportage wordt onderscheid gemaakt naar regio's die 130% of meer capaciteit hebben, daar zal de plancapaciteit zeker geen belemmering zijn voor de woningbouwafspraken; regio's die minder dan 100% capaciteit hebben en zich (ernstig) zorgen moeten maken; en de groep er tussenin, waar de capaciteit mogelijk een belemmering kan worden bij enige planuitval en waakzaamheid geboden is.

De regio's Holland Rijnland en Haaglanden (Z-H), Groningen - Assen (Gr. - Dr.), SRE in Noord-Brabant en het BRU in Utrecht hebben minder dan 100% harde capaciteit beschikbaar. In deze regio's gaan de provincies hard aan de slag om samen met de gemeenten de capaciteit snel te vergroten. De provincies zijn zich bewust van de urgentie hiervan en zullen alles inzetten om dit te realiseren.

De regio's Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer en Zutphen in de provincies Gelderland en Overijssel), het KAN (Gld) en "overige Noord-Brabant" zitten net boven 100% en lopen ook risico's zodra er planuitval of vertraging optreedt.

In de overige regio's is met (bijna) 130% of (veel) meer wel voldoende harde capaciteit beschikbaar om aan de woningbouwafspraken te kunnen voldoen; ook als rekening gehouden wordt met enige planuitval de komende tijd.

Ook verschillen in realisatie woningbouw tussen regio's Het aantal opgeleverde woningen en de gemeentelijke verwachtingen van het aantal op te leveren woningen laten ook een wisselend beeld zien voor verschillende regio's. Opvallend is dat in bijna alle regio's de eerste jaren onder het gemiddelde van vijf jaar is opgeleverd en dat in de laatste jaren de meeste woningen gerealiseerd moeten worden.

Positief is dat er afgelopen jaar bijna 80.000 woningen gerealiseerd zijn. Zorgelijk is dat in een aantal regio's de komende jaren meer woningen nodig zijn dan realiseerbaar lijkt. De provincies blijven de gemeenten aansporen jaarlijks hun aandeel te realiseren en niet "tot het laatste moment" te wachten. Begin dit jaar hebben de provincies, net als in eerdere jaren, een overzicht van de stand van zaken rond de woningbouw en de aanjaagacties opgesteld (kenmerk: MOB 01120, d.d. 13-02-2007).

Initiatieven in de provincie en de regio
Daarnaast is een aantal provincies bezig met het maken van afspraken met gemeenten en corporaties over de benodigde aanpak en investeringen, om het woningaanbod actueel te houden en te laten aansluiten bij de veranderende vraag op regionaal niveau. Dit heeft niet alleen een aanjagend en stimulerend effect, maar leidt er ook toe dat alle betrokken decentrale partijen mede investeren en de benodigde bijdrage leveren. De provincie Limburg is bijvoorbeeld hard op weg om die prestatie afspraken in een (meerjarig) convenant vast te leggen, inclusief de investeringen van alle partijen.

De landelijke heffing uit de corporatiereserves die het kabinet voor ogen heeft zou deze decentrale initiatieven kunnen doorkruisen. Als bijvoorbeeld de Limburgse corporaties hun reserves aan een landelijk fonds moeten afstaan, kunnen zij deze middelen niet inzetten voor de regionale afspraken over de woningaanpak in de eigen regio's, en dreigt zo'n convenant te mislukken. Dat zou zonde zijn, want het effect dat bereikt kan worden past wel goed bij de maatschappelijke behoeften op de regionale woningmarkt, namelijk sneller bouwen, goede woningen op de juiste plaats, en investeringen door alle partijen.

Hopelijk bieden de keuzes die het kabinet hierin gaat maken wel de mogelijkheid en de ruimte voor decentrale initiatieven die hetzelfde doel dienen als de ambities van rijk, provincies, gemeenten en corporaties.

Meer informatie bij Gerard Milort (IPO) en Theo Rietkerk (Gedeputeerde RO+W van Overijssel) Telefoonnummer (070) 888 1238