Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DWJZ/SWW-2780205
24 augustus 2007
In uw bovengenoemde brieven vroeg u naar de stand van zaken van het
onderzoek naar het aanbestedingsplichtig zijn van andere ziekenhuizen
dan academische ziekenhuizen. Bij brief van 11 mei 2007, kenmerk
CZ-CB-U-2764550, heb ik u meegedeeld u nader te berichten als de Hoge
Raad uitspraak had gedaan in een zaak over het aanbestedingsplichtig
zijn van het Amphia ziekenhuis te Breda.
De Hoge Raad heeft op 1 juni uitspraak gedaan in de zaak van het
Amphia ziekenhuis. Ik heb de zaak laten analyseren en ben tot de
volgende bevindingen gekomen.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof Den Bosch vernietigd en de
zaak verwezen naar het Hof Arnhem. Het is niet opportuun in deze brief
uitgebreid in te gaan op de details van het arrest. Van belang is dat
het Hof Arnhem op twee belangrijke punten een uitspraak zal moeten
doen. Het Hof Arnhem zal, naast het ontbreken van aanzienlijke
concurrentiemogelijkheden, alle andere relevante elementen, rechtens
of feitelijk, moeten betrekken bij de vorming van een oordeel over de
vraag of de behoeften van algemeen belang waarin Amphia wil voorzien
van andere dan commerciële aard zijn.
Het Hof zal voorts rekening moeten houden met het oordeel van de HR
dat het Hof Den Bosch ten onrechte heeft vastgesteld dat ten aanzien
van Amphia aan de zgn. `financieringsvoorwaarde' van de
Aanbestedingsrichtlijn was voldaan. De HR heeft immers vastgesteld dat
het er om gaat of er sprake was van een specifieke tegenprestatie,
hetgeen naar het oordeel van de HR het geval was nu er tegenover de
door instellingen als Amphia via de Algemene Kas als bedoeld in
artikel 1q van de Ziekenfondswet en de ziekenfondsen uit de
ziekenfondspremies ontvangen gelden wel degelijk een specifieke
tegenprestatie stond, te weten: de zorg die zij krachtens de ingevolge
artikel 44 Ziekenfondswet met de ziekenfondsen gesloten overeenkomsten
dienden te verlenen.
De overwegingen van het Hof Arnhem op deze punten zijn waarschijnlijk
ook van belang voor ziekenhuizen in het zorgstelsel na 1 januari 2006.
Overigens valt niet uit te sluiten dat het Hof Arnhem prejudiciële
vragen zal stellen aan het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen of dat één der partijen cassatie tegen de uitspraak van
het Hof zal instellen.
In het licht van het bovenstaande acht ik het niet verstandig nu reeds
het bovengenoemde onderzoek af te ronden. Een dergelijk onderzoek zou
in deze situatie niet bijdragen aan de rechtszekerheid. De eventuele
risico's die zijn verbonden aan het niet volgens de regels aanbesteden
van opdrachten, kunnen ziekenhuizen ondervangen door net als
academische ziekenhuizen volgens die regels aan te besteden.
Graag bericht ik u nader als er een onherroepelijke uitspraak van de
rechter ligt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink