Inspectie Werk en Inkomen

Kinderopvang scoort goed op buitenruimte, gemeenten handhaven niet altijd

Bijna 99 procent van de kinderopvanglocaties beschikt over voldoende plek voor de kinderen om buiten te spelen. Te weinig buitenruimte komt vooral voor in verstedelijkte gebieden. In de locaties waar de buitenruimte niet groot genoeg is, worden ongeveer 3.000 kinderen opgevangen. Gemeenten treden echter niet altijd op tegen bedrijven die niet aan de norm voldoen. Dat blijkt uit het vandaag verschenen rapport Buiten spelen van de Inspectie Werk en Inkomen.

Uit een inventarisatie bij gemeenten blijkt dat bijna 99 procent van de kinderopvanglocaties voldoet aan de norm voor buitenruimte. Per kind is er dan ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar aangrenzend aan of in de nabijheid van het binnenverblijf. Bij de controle van de buitenruimte ontstaat soms nog onduidelijkheid over de interpretatie van de termen 'aangrenzend' en 'in de nabijheid'.

Gemeenten treden niet altijd adequaat op tegen bedrijven die niet aan de buitenruimte voldoen. Bij een controle van 13 gemeenten, bleken 5 gemeenten onvoldoende te handhaven. Drie gemeenten keurden situaties goed die niet binnen de normen passen en twee gemeenten hadden nog helemaal niets aan handhaving gedaan. De meeste gemeenten gaven aan dat ze bij overtredingen in eerste instantie samen met de eigenaar tot praktische oplossingen willen komen. Met tijdelijke afspraken en hersteltermijnen proberen zij het opleggen van sancties zoveel mogelijk te vermijden.

Bij de invoering van de Wet kinderopvang in 2005 heeft de sector zelf een convenant opgesteld met kwaliteitsnormen voor de kinderopvang, dat vervolgens onderdeel is geworden van de regelgeving. Daarin is bepaald dat er voor elk kind ten minste 3m2 buitenspeelruimte moet zijn. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en laten het toezicht uitvoeren door de GGD.

persbericht IWI, 4 september 2007

Aan de informatie op deze site kunnen geen rechten worden ontleend.