Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

WACHTLIJSTEN IN HET
SPECIAAL BASISONDERWIJS

PEILDATUM 1 OKTOBER
2006

2007 -

VOORWOORD

De Inspectie van het Onderwijs doet jaarlijks onderzoek naar de wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs. In het speciaal basisonderwijs worden leerlingen opgevangen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Tevens wordt onderwijs geboden aan jonge leerlingen -kleuters- die in hun ontwikkeling worden bedreigd. Tot 1998 werden deze kinderen onderwezen in MLK-scholen, LOM- scholen en hun afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters.

De speciale scholen voor basisonderwijs werken nauw samen met de reguliere basisscholen om te realiseren dat zoveel mogelijk leerlingen, eventueel met behulp van extra zorg en begeleiding, op de reguliere basisschool kunnen blijven. Wanneer een basisschool constateert dat een leerling in het speciaal basisonderwijs de juiste zorg en begeleiding zal ontvangen, wordt de ouders geadviseerd de leerling aan te melden bij de permanente commissie leerlingenzorg (PCL) voor onderzoek. De leerling wordt dan op een onderzoekslijst geplaatst. Wanneer de PCL beoordeelt dat het speciaal basisonderwijs de leerling passend onderwijs kan bieden, wordt de leerling op een plaatsingslijst gezet. Zowel de onderzoekslijsten als de plaatsingslijsten worden in dit rapport beschouwd als wachtlijsten.

De Inspectie van het Onderwijs heeft, evenals de voorgaande jaren, in 2006 onderzoek gedaan naar de lengte van de onderzoekslijsten en plaatsingslijsten voor het speciaal basisonderwijs. Haar bevindingen, evenals een beschouwing, vindt u in dit rapport.

De hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra, Dr. L.S.J.M. Henkens


---

4

SAMENVATTING

Inleiding
Evenals in voorgaande jaren heeft de Inspectie van het Onderwijs de plaatsingslijsten en onderzoekslijsten van de speciale scholen voor basisonderwijs geïnventariseerd. De inventarisatie betreft een momentopname, te weten 1 oktober 2006. In totaal hebben 219 van de 239 coördinatoren van samenwerkingsverbanden geparticipeerd in het onderzoek. De centrale vragen in het onderzoek zijn gericht op de omvang van de onderzoeks- en plaatsingslijsten, de verklaringen voor de plaatsingslijsten en de getroffen maatregelen om de plaatsingslijsten te reduceren. Daarnaast is gevraagd naar het aantal leerplichtige leerlingen dat geen onderwijs volgt, oftewel de thuiszitters.

De wachtlijsten -zowel onderzoekslijsten als plaatsingslijsten- behoren tot de verantwoordelijkheid van samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs. Meerdere basisscholen vormen in principe samen met ten minste één school voor speciaal basisonderwijs een samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS). Zij hebben de wettelijke taak om `een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen te bieden waardoor zoveel mogelijk leerlingen in het primair onderwijs een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken' (WPO, art. 18, lid 1). In 2006 maken 239 samenwerkingsverbanden deel uit van de beleidsoperatie WSNS. WSNS heeft tot doel de integratie van leerlingen die speciale zorg nodig hebben, in de basisschool te bevorderen.

Bevindingen
De bevindingen zijn gerelateerd aan de onderzoeksvragen met betrekking tot de onderzoekslijsten, de plaatsingslijsten en de thuiszitters. De gegevens worden weergegeven in aantallen en niet in percentages.

Onderzoekslijsten
Met betrekking tot de onderzoekslijsten hebben de 219 coördinatoren het volgende aangegeven. Op 1 oktober 2006 staan in totaal 652 leerlingen op de onderzoekslijsten van de samenwerkingsverbanden WSNS. Dat zijn gemiddeld 2.7 leerlingen per samenwerkingsverband. Sinds 2004 is het aantal leerlingen op de onderzoekslijsten op de peildatum 1 oktober gestegen van 529 via 604 in 2005 naar 652 in 2006.
De gemiddelde wachttijd voor het uitvoeren van een onderzoek bedraagt 5,3 weken. In het schooljaar 2005-2006 wachten 267 leerlingen, verspreid over 37 samenwerkingsverbanden, langer dan drie maanden op een onderzoek. Het aantal leerlingen neemt toe vanaf het schooljaar 2004-2005: 577 leerlingen in 2002-2003, 197 in 2003-2004, 231 in 2004-2005 en 267 leerlingen in 2005- 2006.

Plaatsingslijsten
Met betrekking tot de plaatsingslijsten hebben de 219 coördinatoren het volgende aangegeven. Op 1 oktober 2006 hebben 21
samenwerkingsverbanden WSNS een plaatsingslijst. Op deze plaatsingslijsten van deze samenwerkingsverbanden staan in totaal 78 leerlingen. Dit is een

Het aantal samenwerkingsverbanden wijzigt regelmatig, doordat samenwerkingsverbanden fuseren.

---

stijging ten opzichte van 2005 (55 leerlingen). Overigens is het aantal leerlingen ongeveer gelijk aan 2004 (72 leerlingen) en gedaald ten opzichte van de vorige jaren (500 leerlingen in 2000, 620 in 2001, 475 in 2002, 240 in 2003, 55 in 2005).
De stijging in 2006 is vooral te wijten aan drie samenwerkingsverbanden met respectievelijk 7, 18 en 20 leerlingen op de plaatsingslijst.

Het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst is gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren, met uitzondering van 2004: 90 samenwerkingsverbanden in 2000, 91 in 2001, 79 in 2002, 50 in 2003, 19 in 2004, 27 in 2005 en 21 in 2006.
Van de 78 leerlingen op de plaatsingslijsten, wachten zes leerlingen op de peildatum langer dan drie maanden op een plaats. Gedurende het gehele schooljaar 2005-2006 hebben 137 leerlingen langer dan drie maanden op een plaatsingslijst gestaan verspreid over 19 samenwerkingsverbanden.

Uit het bovenstaande blijkt dat de veranderingen tussen de jaren gering zijn. Gezien de kleine aantallen lijken de verschillen voorshands geen structurele betekenis te hebben.

Begeleiding, oorzaken en maatregelen
Van de 78 leerlingen die op 1 oktober 2006 op een plaatsingslijst staan, ontvangen 45 leerlingen geen aanvullende begeleiding tijdens de wachtperiode voor het speciaal basisonderwijs. De coördinatoren verwachten dat 53 van de 78 leerlingen binnen drie maanden na 1 oktober 2006 in het speciaal basisonderwijs worden geplaatst.
Slechts een beperkt aantal coördinatoren noemen oorzaken voor het ontstaan van de plaatsingslijsten.

Als maatregel om plaatsingslijsten te voorkomen of te reduceren, noemen de meeste coördinatoren `de verbetering van de zorg op de basisscholen'. Deze maatregel wordt sinds 2003 het meest genoemd.
De minst genoemde maatregel is `het bevorderen van de terugstroom van leerlingen naar het basisonderwijs'. Dit is opvallend, aangezien de verbetering van de zorg op de basisscholen zou moeten bewerkstelligen dat meer leerlingen terugkeren naar het basisonderwijs. Het streven van WSNS is immers om de integratie van leerlingen met extra zorg en begeleiding te bevorderen in het basisonderwijs. De Inspectie van het Onderwijs is dan ook van mening dat dit juist als middel zou moeten dienen om te bewerkstelligen dat leerlingen vanuit het speciaal basisonderwijs terugkeren naar het basisonderwijs.

Thuiszitters
Met betrekking tot de thuiszitters hebben de 219 coördinatoren het volgende aangegeven. In totaal zijn op 1 oktober 2006 elf thuiszitters bij hen bekend. In 2006 verblijven de meeste thuiszitters tussen de vier en acht weken thuis. Echter, slechts drie van de elf leerlingen staan op de peildatum op een wachtlijst.
Het aantal thuiszitters is sinds 2002 gedaald: 31 thuiszitters in 2000, 20 in 2001, 50 in 2002, 30 leerlingen in 2003, 24 in 2004, 21 in 2005 en 11 in 2006. Dat is een positieve ontwikkeling, aangezien het aantal thuiszitters twee jaar geleden, in 2004, nog meer dan het dubbele aantal betrof. Overigens dient expliciet te worden vermeld dat voorzichtigheid geboden is bij een vergelijking
---

met de voorgaande jaren. De reden is dat niet van alle samenwerkingsverbanden de gegevens bekend zijn, doordat het aantal participerende samenwerkingsverbanden jaarlijks varieert in dit onderzoek naar plaatsingslijsten.

Overige bevindingen
Uit nadere analyse blijkt dat de zorg en begeleiding van basisscholen in samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage (meer dan 4 procent), significant vaker onvoldoende beoordeeld worden dan het landelijk gemiddelde. Daarnaast blijken de scholen voor speciaal basisonderwijs uit deze samenwerkingsverbanden, significant een strenger toezichtarrangement te ontvangen dan die in de overige samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden, besturen en scholen hebben tot taak om adequate zorg (en begeleiding) te bieden voor alle leerlingen. Daarom kan worden gesteld dat deze samenwerkingsverbanden, besturen en scholen de hiervoor genoemde taak onvoldoende hebben gerealiseerd.


---


8

INHOUDSOPGAVE


1 INLEIDING 11

1.1 Achtergrond 11

1.2 Begripsomschrijving 12

1.3 Opbouw van het rapport 13

2 ONDERZOEKSOPZET 15

2.1 Centrale vragen 15

2.2 Werkwijze 15

3 OMVANG WACHTLIJSTEN 16
3.1 Respons 16
3.2 Onderzoekslijsten 16
3.2.1 Omvang van de onderzoekslijsten 17
3.2.2 Wachttijd 18
3.3 Plaatsingslijsten 18
3.3.1 Omvang van de plaatsingslijsten 19
3.3.2 Plaatsingslijst gerelateerd aan omvang samenwerkingsverband 21 3.3.3 Wachttijd 21
3.3.4 Begeleiding van leerlingen op de plaatsingslijst 23 3.4 Regionale verschillen 24
3.5 Thuiszitters 24

4 ACHTERGRONDEN VAN PLAATSINGSLIJSTEN 26
4.1 Verklaringen voor plaatsingslijsten 26
4.1.1 Niveau samenwerkingsverband 26
4.1.2 Schoolniveau 27
4.2 Maatregelen voor het voorkomen of beperken van plaatsingslijsten 27
5 CONCLUSIE EN BESCHOUWING 29
5.1 Conclusies 29
5.1.1 Onderzoekslijsten 29
5.1.2 Plaatsinglijsten 29
5.1.3 Thuiszitters 30
5.1.4 Terugblik op resultaten voorgaande jaren 30 5.1.5 Slotconclusie 31

---

5.2 Beschouwing 31
5.2.1 Verbanden tussen factoren 31
5.2.2 Relatie met eerdere inspectieonderzoeken 33 LITERATUURLIJST 36
BIJLAGE I - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP NIVEAU SAMENWERKINGSVERBAND 39
BIJLAGE II - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP SCHOOLNIVEAU 41
BIJLAGE IV: SAMENWERKINGSVERBANDEN MET LEERLINGEN LANGER DAN DRIE MAANDEN OP DE PLAATSINGSLIJST 43


10


1 INLEIDING

In paragraaf 1.1 wordt de achtergrond van de wachtlijsten geschetst. Daarna volgt paragraaf 1.2 met de omschrijving van regelmatig voorkomende begrippen in dit rapport. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de opbouw van dit rapport (paragraaf 1.3).


1.1 Achtergrond

Evenals in voorgaande jaren heeft de Inspectie van het Onderwijs de plaatsingslijsten en onderzoekslijsten van de speciale scholen voor basisonderwijs geïnventariseerd. De inventarisatie betreft een momentopname, te weten de stand van zaken op 1 oktober 2006.

Samenwerkingsverbanden en wachtlijsten
De samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs dragen de verantwoordelijkheid voor de wachtlijsten. Meerdere basisscholen vormen in principe samen met ten minste één school voor speciaal basisonderwijs een samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS). Zij hebben de wettelijke taak om `een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen te bieden waardoor zoveel mogelijk leerlingen in het primair onderwijs een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken' (WPO, art. 18, lid 1). In 2006 maken
239 samenwerkingsverbanden deel uit van de beleidsoperatie WSNS, die tot doel heeft de integratie in de basisschool te bevorderen van leerlingen die speciale zorg nodig hebben.

In de praktijk verloopt dit traject als volgt. Wanneer een basisschool constateert dat zij een leerling onvoldoende zorg en begeleiding kan bieden, wordt de ouders geadviseerd de leerling aan te melden voor onderzoek bij de permanente commissie leerlingenzorg (PCL) van het samenwerkingsverband. De leerling wordt dan op een onderzoekslijst geplaatst. Wanneer de PCL oordeelt dat het speciaal basisonderwijs de leerling de benodigde zorg en begeleiding kan bieden, wordt de leerling op een plaatsingslijst geplaatst.

Maatregelen
Wachtlijsten bestaan al langere tijd. Voor het reduceren van de wachtlijsten heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aantal maatregelen genomen. Twee belangrijke maatregelen waren het instellen van verplichte plaatsingsdata en het project `Specifieke aanpak wachtlijsten'. Deze worden kort toegelicht.

Wet op het Primair Onderwijs
Het is maatschappelijk gezien niet wenselijk dat leerlingen te lang moeten wachten op geschikt onderwijs. Per 1 augustus 2003 is dan ook de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) gewijzigd. Sindsdien is het verplicht voor samenwerkingsverbanden om leerlingen met een PCL-beschikking, tijdig op een school voor speciaal basisonderwijs te plaatsen (WPO, artikel 40, lid 3). Er zijn

Het aantal samenwerkingsverbanden wijzigt regelmatig, doordat samenwerkingsverbanden fuseren, vervallen of starten.

---

namelijk drie verplichte plaatsingsdata vastgesteld, te weten aan het begin van het schooljaar, op 1 januari en op 1 april. Door deze wetgeving is het in feite niet mogelijk dat leerlingen langer dan drie maanden op een plaatsingslijst staan. De afgelopen twee jaar bleek echter dat de nieuwe wetgeving in de praktijk nog niet altijd strikt wordt toegepast door de samenwerkingsverbanden (Inspectie van het Onderwijs, 2004a; Inspectie van het Onderwijs, 2005).

`Specifieke aanpak wachtlijsten'
Het project `specifieke aanpak wachtlijsten SBO' is in 2004 geïnitieerd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Inspectie van het Onderwijs, 2004b). Het doel was de wachtlijsten voor het speciaal basisonderwijs duurzaam te beëindigen. Er zijn 49 samenwerkingsverbanden geselecteerd voor het project. De selectie was gebaseerd op de omvang van de plaatsingslijsten en/of een te hoog percentage leerlingen in het speciaal basisonderwijs. Dat wordt ook het deelnamepercentage genoemd. De participerende samenwerkingsverbanden werden `zorgelijk' genoemd.

Om de doelstelling van het project te bereiken hebben de deelnemende samenwerkingsverbanden een `verbeterplan' opgesteld en uitgevoerd. Dit plan bestond uit activiteiten om de kwaliteit van de leerlingenzorg in de scholen zodanig te verbeteren, dat de druk op het speciaal basisonderwijs zou afnemen. Daarnaast zijn inspanningen verricht om de bovenschoolse procedures binnen de samenwerkingsverbanden te verbeteren. De resultaten van het project waren positief. De Inspectie van het Onderwijs plaatste indertijd echter kanttekeningen bij de duurzaamheid van de gereduceerde wachtlijsten. Gebrek aan bestuurlijke slagkracht en personele problematiek vormen een bedreiging voor blijvende resultaten (Inspectie van het Onderwijs, 2004b).


1.2 Begripsomschrijving

In dit rapport worden de volgende begripsomschrijvingen gehanteerd.

De Inspectie van het Onderwijs spreekt over een onderzoekslijst als plaatsing in het speciaal basisonderwijs voor een leerling is aangevraagd door de ouders, maar wanneer de PCL nog een uitspraak over de toelaatbaarheid moet doen. Dit is aan de orde wanneer een basisschool, naar haar eigen mening, niet langer passend onderwijs aan een leerling kan bieden. De PCL van een samenwerkingsverband onderzoekt welke vorm van onderwijs het meest geschikt is voor de aangemelde leerling. Leerlingen die onderzocht worden, staan op een onderzoekslijst.

De Inspectie van het Onderwijs spreekt over een plaatsingslijst wanneer de PCL een beschikking heeft afgegeven voor toelaatbaarheid van een leerling tot een speciale school voor basisonderwijs uit het samenwerkingsverband. Dat wordt bepaald op grond van de uitkomsten van het onderzoek naar de meest geschikte vorm van onderwijs voor de leerling. Een leerling wordt op een

Deze data zijn afgeleid van artikel 40, lid 3 uit de WPO. Daarin wordt gesteld dat de leerling uiterlijk wordt toegelaten `met ingang van het eerste van de volgende tijdstippen: de eerste dag na de voor de school geldende zomervakantie, de eerste dag na de voor de school geldende kerstvakantie dan wel 1 april'.

12

plaatsingslijst geplaatst, indien deze een dergelijke beschikking heeft én door de ouders is aangemeld bij een speciale school voor basisonderwijs, maar de leerling nog moet wachten op toelating.

De Inspectie van het Onderwijs spreekt over wachtlijsten als overkoepelend begrip voor zowel de onderzoekslijsten als de plaatsingslijsten.

De Inspectie van het Onderwijs spreekt over thuiszitters wanneer een leerplichtige leerling van het samenwerkingsverband feitelijk geen enkele vorm van onderwijs volgt op het moment van de peildatum (1 oktober 2006). Het betreft dus thuiszittende leerlingen die geen vrijstelling hebben van de leerplicht.


1.3 Opbouw van het rapport
In hoofdstuk 2 wordt de beschrijving van de onderzoeksopzet gepresenteerd. Hoofdstuk 3 beschrijft de resultaten van het onderzoek. Op basis van de gegevens van de coördinatoren van samenwerkingsverbanden, wordt de omvang van de wachtlijsten beschreven. Om de resultaten in het juiste perspectief te plaatsen worden, indien relevant, de resultaten vergeleken met de voorgaande jaren. In hoofdstuk 4 komen de achtergronden van de plaatsingslijsten aan de orde. Hoofdstuk 5 geeft een conclusie en beschouwing op basis van de resultaten van het onderzoek naar de wachtlijsten.


13


14


2 ONDERZOEKSOPZET

Dit onderzoek naar wachtlijsten in 2006 is uitgevoerd op basis van een vijftal centrale vragen. Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van deze onderzoeksvragen en de werkwijze bij het onderzoek.


2.1 Centrale vragen

De centrale vragen van de inventarisatie zijn:


· Wat is de omvang van de onderzoekslijst van de Permanente Commissie Leerlingenzorg op 1 oktober 2006 en hoe lang duurt de behandeling van de gemiddelde aanvraag?

· Wat is de omvang van de plaatsingslijst op 1 oktober 2006, hoe lang wachten de leerlingen die op deze lijst staan op plaatsing in het speciaal basisonderwijs en welke begeleiding ontvangen zij terwijl zij op de lijst staan?
· Wat zijn volgens de coördinatoren de oorzaken van de plaatsingslijst binnen hun samenwerkingverband?

· Welke maatregelen nemen samenwerkingsverbanden om plaatsingslijsten op te lossen?

· Hoeveel leerplichtige leerlingen op een wachtlijst ontvangen geen onderwijs?

Om antwoord te krijgen op deze vragen, heeft de Inspectie van het Onderwijs de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden een vragenlijst gestuurd. Na controle bij binnenkomst is, indien noodzakelijk, contact opgenomen met de coördinator van het samenwerkingsverband om onduidelijkheden op te lossen en/of aanvullingen te maken.

2.2 Werkwijze

Voor de weergave van de wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs, zijn de coördinatoren van alle 239 samenwerkingsverbanden WSNS benaderd. Na de schriftelijke respons zijn de gegevens geanalyseerd. Deze worden beschreven in hoofdstuk 3 en 4.


15


3 OMVANG WACHTLIJSTEN

Zoals eerder aangegeven, spreekt de Inspectie van het Onderwijs van wachtlijsten als overkoepelend begrip voor onderzoekslijsten en plaatsingslijsten. Deze lijsten komen in dit hoofdstuk dan ook beide aan de orde. Daar waar relevant wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten van de rapportages van voorgaande jaren. De tabellen in dit hoofdstuk starten niet allen met hetzelfde jaartal. De reden is dat niet van alle jaren gegevens beschikbaar zijn, aangezien in de loop der tijd vragen uit de vragenlijst zijn gewijzigd of aangevuld.

Vooraf dient te worden opgemerkt dat de resultaten worden weergegeven in aantallen en niet in percentages.

In paragraaf 3.1 wordt ingegaan op de respons van het onderzoek. Daarna volgt in paragraaf 3.2 de omvang van de onderzoekslijsten op 1 oktober 2006. Verder worden de resultaten van de plaatsingslijsten per 1 oktober 2006 beschreven in paragraaf 3.3. Vervolgens wordt in paragraaf 3.4 ingegaan op de regionale verschillen tussen de wachtlijsten in de samenwerkingsverbanden. Paragraaf 3.5 beschrijft het aantal thuiszitters. Tot slot volgt in paragraaf 3.6 de beantwoording van een aantal onderzoeksvragen zoals vermeld in hoofdstuk 2.

3.1 Respons

De Inspectie van het Onderwijs heeft de coördinatoren van alle samenwerkingsverbanden WSNS benaderd met de vraag om te participeren in het onderzoek naar de wachtlijsten. Daar hebben in eerste instantie 166 coördinatoren gehoor aan gegeven. De overige coördinatoren zijn telefonisch benaderd om de vragenlijsten alsnog te retourneren. In totaal hebben 219 van de 239 coördinatoren geparticipeerd in het onderhavige onderzoek. De overige 20 samenwerkingsverbanden hebben niet tijdig gereageerd op rappellerende verzoeken van de inspectie ten aanzien van het retourneren van de vragenlijsten. De inspectie treedt handhavend op tegen deze samenwerkingsverbanden, aangezien het onthouden van gegevens in strijd is met de Wet op Onderwijstoezicht (WOT).

3.2 Onderzoekslijsten

Er bestaan op 1 oktober 2006 320 scholen voor speciaal basisonderwijs in Nederland (OCW, 2007). Voordat leerlingen op een plaatsingslijst voor het speciaal basisonderwijs worden geplaatst, komen zij op een onderzoekslijst te staan.

Bij de vergelijking met voorgaande jaren blijft alertheid gewenst, aangezien de groep participerende samenwerkingsverbanden, jaarlijks varieert. Daardoor ontbreken van verschillende samenwerkingsverbanden gegevens.


16

3.2.1 Omvang van de onderzoekslijsten
De inspectie is nagegaan hoeveel leerlingen per 1 oktober 2006 op de onderzoekslijst van de PCL staan. Een groot deel van deze leerlingen zal namelijk toelaatbaar worden verklaard tot de speciale school voor basisonderwijs. De inspectie is dan ook van mening dat de omvang van de onderzoekslijsten een indicatie geeft voor de plaatsingproblematiek op scholen voor speciaal basisonderwijs. In tabel 3.2a wordt het aantal leerlingen getoond dat op de onderzoekslijsten staat. Het betreft een overzicht vanaf 2002 tot heden.

Tabel 3.2a: Totaal aantal leerlingen op de onderzoekslijsten op 1 oktober 2002 t/m 2006 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Leerlingen op een 1292 1030 1062 837 529 604 652 onderzoekslijst

Uit bovenstaande tabel is af te lezen dat op 1 oktober 2006 in totaal 652 leerlingen op onderzoekslijsten van de PCL staan. Dit houdt in dat gemiddeld 2,7 leerlingen op de onderzoekslijsten van de 239 samenwerkingsverbanden staan. Wanneer een vergelijking wordt gemaakt met de voorgaande jaren, blijkt dat het aantal leerlingen op de onderzoekslijsten eerst afneemt. Vanaf 2005 stijgt het aantal leerlingen op de onderzoekslijsten. Overigens is het aantal leerlingen in oktober 2006 nog steeds aanzienlijk lager dan in oktober 2000.

Naast de onderzoekslijsten van de PCL, bestaan binnen samenwerkingsverbanden ook andere onderzoekslijsten. Het betreft bijvoorbeeld onderzoek om te beoordelen of leerlingen op een andere wijze begeleid kunnen worden dan op een school voor speciaal basisonderwijs. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een zogenaamde brede PCL en/of aan een PCL gekoppeld zorgteam.

Aangezien deze onderzoeken buiten het gebied van de wachtlijsten voor het speciaal basisonderwijs vallen, zijn deze niet in deze inventarisatie meegenomen.

Aantal leerlingen op de onderzoekslijst van een samenwerkingsverband Tabel 3.2b geeft het overzicht van het aantal leerlingen dat op de onderzoekslijst van een samenwerkingsverband staat.

Tabel 3.2b: Aantal samenwerkingsverbanden gerubriceerd naar het aantal leerlingen op de onderzoekslijst per 1 oktober 2006
Percentage van totaal aantal Aantal leerlingen op Aantal samenwerkingsverbanden uit onderzoekslijst samenwerkingsverbanden onderzoek (N=219) Geen 82 37% Eén tot vijf leerlingen 96 43% Zes tot tien leerlingen 10 5% Elf tot vijftien leerlingen 6 3% Zestien of meer leerlingen 10 5% Onbekend 15 7% TOTAAL 219 100% samenwerkingsverbanden


17

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat 82 samenwerkingsverbanden geen onderzoekslijst hebben. De meeste samenwerkingsverbanden, namelijk 96, hebben één tot vijf leerlingen op de onderzoekslijst staan. Bij 10 samenwerkingsverbanden staan zestien of meer leerlingen op de onderzoekslijst. Daarvan gaat het bij 7 samenwerkingsverbanden om meer dan 20 leerlingen. Op de meest omvangrijke onderzoekslijst staan 39 leerlingen.

3.2.2 Wachttijd
In de wet- en regelgeving is niet vastgelegd wat de toegestane termijn voor de tijd tussen binnenkomst van een onderzoeksaanvraag bij de PCL en het afgeven van een advies (beschikking) is. De Inspectie van het Onderwijs is echter van mening dat in principe een termijn van acht weken redelijk is, gelet op de norm die is vastgelegd in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB, artikel
4.13, lid 1 en 2). Bij uitzondering kan daar een redelijke termijn aan worden toegevoegd (AWB, artikel 4.14, lid 3). Onderstaande tabel toont de gemiddelde afhandelingsduur van een onderzoek per aanvraag van 2001 tot en met 2006.

Tabel 3.2c: Gemiddelde afhandelingsduur van een onderzoek per aanvraag van 2001 t/m 2006 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Gemiddelde
afhandelingsduur in 5,4 5 6 5 5,3 5,3 weken

Landelijk gezien betreft de gemiddelde afhandelingsduur van een onderzoek 5,3 weken per aanvraag. Uit bovenstaande tabel kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde wachttijd redelijk stabiel is en ligt tussen de 5 en 6 weken.

Wachttijd langer dan drie maanden
Onderstaande tabel toont het aantal leerlingen dat per schooljaar langer dan drie maanden moet wachten op de afhandeling van hun aanvraag.

Tabel 3.2d: Aantal leerlingen dat per schooljaar langer dan drie maanden moeten wachten op de afhandeling van hun aanvraag.
2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 Wachttijd > 3 maanden 577 197 231 267

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in het schooljaar 2005-2006 267 leerlingen langer dan drie maanden moeten wachten op de afhandeling van hun aanvraag. Dat is aan de orde in 37 samenwerkingsverbanden. Voor deze leerlingen wordt de redelijke termijn van acht weken aanzienlijk overschreden. Na een daling in het schooljaar 2003-2004, neemt het aantal leerlingen sinds 2004-2005 toe.

3.3 Plaatsingslijsten

In de vorige paragraaf zijn de onderzoekslijsten aan de orde geweest. Leerlingen die door de PCL worden toegelaten tot het speciaal basisonderwijs, maar die op dat moment niet geplaatst kunnen worden, komen op een plaatsingslijst. De wet schrijft voor dat de wachttijd op een plaatsingslijst maximaal drie maanden is. De omvang van de plaatsingslijsten worden in deze paragraaf beschreven.


18

De opbouw van deze paragraaf is als volgt. Er wordt gestart met de omvang van de plaatsingslijsten (3.3.1). Vervolgens worden de plaatsingslijsten gerelateerd aan de omvang van de samenwerkingsverbanden (3.3.2). Daarna komen de plaatsingstermijnen en wachttijden aan de orde (3.3.3). Tot slot wordt de begeleiding van de leerlingen, terwijl zij wachten op plaatsing op een speciale school voor basisonderwijs, beschreven (3.3.4).

3.3.1 Omvang van de plaatsingslijsten
In tabel 3.3a staat aangegeven hoeveel leerlingen op een plaatsingslijst staan voor de jaren 2001 tot en met 2006. Ook wordt het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst weergegeven.

Tabel 3.3a: Aantal leerlingen op een plaatsingslijst en aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst op 1 oktober van 2000 t/m 2006 Jaartal 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aantal leerlingen op een plaatsingslijst 500 620 475 240 72 55 78 Aantal samenwerkingsverbanden met 90 91 79 50 19 27 21 een plaatsingslijst

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat door de coördinatoren is aangegeven dat op 1 oktober 2006, 78 basisschoolleerlingen op een plaatsingslijst voor een school voor speciaal basisonderwijs staan. Er staat gemiddeld 0,3 leerling op de plaatsingslijsten van de 239 samenwerkingsverbanden. De bovenstaande tabel toont een daling sinds 2001. In 2006 stijgt het aantal leerlingen op de plaatsingslijsten. Ten opzichte van 2005 is het aantal leerlingen op de plaatsingslijsten toegenomen, aangezien het dat jaar om 55 leerlingen ging. Het betreft echter een lichte stijging ten opzichte van 2004.

De toename van de omvang in 2006 wordt voor een belangrijk deel bepaald door drie samenwerkingsverbanden, waar 45 van de 78 leerlingen op de plaatsingslijsten staan. Het gaat om 7 leerlingen (samenwerkingsverband 2002: Utrecht-stad), 18 leerlingen (samenwerkingsverband 5301: Federatief samenwerkingsverband Sittard e.o.) en 20 leerlingen (samenwerkingsverband 804: Enschede/Losser).

Het samenwerkingsverband met 7 leerlingen op de plaatsingslijst heeft geen verklaring genoemd. Het samenwerkingsverband met 18 leerlingen op de plaatsingslijst geeft aan dat plotseling ongekend veel dossiers zijn aangemeld. Er zijn twee extra groepen gestart. Om dit in de toekomst te voorkomen is naar de scholen gecommuniceerd dat de leerlingen eerder worden aangemeld. Overigens wordt door beide samenwerkingsverbanden gesteld dat alle leerlingen uiterlijk op de komende wettelijke plaatsingsdatum (1 januari 2007) worden geplaatst.
Het samenwerkingsverband met 20 leerlingen op de plaatsingslijst geeft van 17 leerlingen aan dat deze na 1 januari geplaatst worden. Dit samenwerkingsverband heeft twee scholen voor speciaal basisonderwijs. De meeste leerlingen staan bij één van deze twee scholen op de plaatsingslijst. Bij navraag door de inspectie blijkt dat de school de keuze maakt om leerlingen niet per definitie op de verplichte plaatsingsdata te plaatsen. Deze keuze wordt gemaakt om de onderwijskwaliteit en de rust in de groepen te waarborgen. Het samenwerkingsverband geeft aan maatregelen te treffen, teneinde het mogelijk te maken de leerlingen uiterlijk op de drie wettelijke plaatsingsdata te plaatsen.
19

De inspectie waardeert het streven van de school, maar wijst er met nadruk op dat de wet te allen tijde moet worden nageleefd.

De drie samenwerkingsverbanden die in 2006 veel leerlingen op de plaatsingslijst hadden staan, hebben in 2005 aangegeven dat er geen leerlingen op de plaatsingslijst stonden. Twee van de drie samenwerkingsverbanden hebben twee scholen voor speciaal basisonderwijs. Het samenwerkingsverband met 18 leerlingen op de plaatsingslijst heeft één school voor speciaal basisonderwijs om de leerlingen te plaatsen.

Ook toont tabel 3.3a van 2000 tot en met 2004 een forse daling van het aantal samenwerkingsverbanden dat een plaatsingslijst heeft. Vanaf 2004 fluctueren de aantallen.

Zoals voorgaande jaren ook is opgemerkt, blijkt dat de groep samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst per jaar varieert. De volgende 10 samenwerkingsverbanden hebben zowel in 2005 als in 2006 op de peildatum een plaatsingslijst. De helft van deze samenwerkingsverbanden ligt in de provincies Brabant en Limburg. In Den Haag gaat het om twee samenwerkingsverbanden.

Tabel 3.3b: Samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst op 16 januari in zowel 2005 als 2006.
Nummer Naam
1910 WSNS Maarssen

3502 Samenwerkingsverband van Protestants Christelijke Scholen in Den Haag
3504 Samenwerkingsverband WSNS 3504, regio Den Haag

4001 Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Zuid-Holland Zuid, Sliedrecht en omstreken 4302 Stichting Federatie samenwerkingsverband WSNS regio Roosendaal
4704 WSNS Land van Cuijk

4902 Samenwerkingsverband WSNS Valkenswaard en omstreken

5101 Samenwerkingsverband WSNS Tegelen, Belfeld, Beesel

5503 Kerkrade-Simpelveld en omstreken

5608 Samenwerkingsverband Gereformeerd Primair Onderwijs Zorgfederatie Oost, Meppel Zwolle Enschede en omstreken

Uit nadere analyse blijkt dat samenwerkingsverbanden die een registratiesysteem bijhouden, over het algemeen meer leerlingen op de wachtlijsten doorgeven. Daarnaast geven deze coördinatoren vaker aan dat leerlingen langer dan drie maanden op een plaatsingslijst staan en dat er thuiszitters bekend zijn. Dat zou kunnen impliceren dat deze coördinatoren beter zicht hebben op de werkelijke situatie dan coördinatoren die geen registratiesysteem bijhouden. Het is dan ook mogelijk dat deze laatst genoemde groep een lager aantal leerlingen doorgeeft dan zou moeten, doordat de aantallen niet vanzelfsprekend worden geregistreerd.


20

3.3.2 Plaatsingslijst gerelateerd aan omvang samenwerkingsverband De inspectie onderscheidt drie categorieën gerelateerd aan de omvang van samenwerkingsverbanden, te weten kleine, middelgrote of grote samenwerkingsverbanden. Deze indeling is gebaseerd op het totaal aantal leerlingen. Een klein samenwerkingsverband heeft minder dan vijfduizend leerlingen. Een middelgroot samenwerkingsverband heeft vijf- tot tienduizend leerlingen en een groot samenwerkingsverband heeft meer dan tienduizend leerlingen.

Plaatsingslijsten komen het meest voor bij middelgrote samenwerkingsverbanden. Grote samenwerkingsverbanden hebben het minst vaak een plaatsingslijst. Dit laatste komt overeen met de bevindingen uit 2005.

Samenvattend kan worden gesteld dat de positieve ontwikkeling ­de dalende lijn in de omvang van de plaatsingslijsten- van de voorgaande jaren, in 2006 niet wordt doorgezet. De oorzaak van de stijging is toe te kennen aan drie samenwerkingsverbanden met een hoog aantal leerlingen op de plaatsingslijst. Echter, daarbij dient te worden benadrukt dat dit slechts drie van de 239 samenwerkingsverbanden betreft. Positief is de daling van het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst in 2006.

3.3.3 Wachttijd
In deze paragraaf komen eerst de wachttijden gerelateerd aan de plaatsingsdata ­1 januari, 1 april, begin schooljaar- aan de orde. Daarna wordt nader ingegaan op het aantal leerlingen dat langer dan drie maanden op een plaatsinglijst staat.

Wachttijden gerelateerd aan plaatsingsdata
Op 1 oktober 2006 staan in totaal 78 leerlingen op een plaatsingslijst voor het speciaal basisonderwijs. Onderstaande tabel geeft aan sinds wanneer de leerlingen wachten op plaatsing.

Tabel 3.3c: De wachttijden van leerlingen op plaatsingslijsten op 1 oktober van 2001 t/m 2006
1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 oktober 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Wachttijd Aantal lln* Aantal lln Aantal lln Aantal lln Aantal lln Aantal lln Sinds begin 304 315 136 46 26 71 schooljaar
Vanaf 1 april
(meer dan 3 226 117 67 13 3 6 maanden)
Sinds 1 januari
(meer dan 6 80 7 32 13 1 0 maanden)
Onbekend 10 36 5 0 25 1 TOTAAL 620 475 240 72 55 78
* `lln' staat voor leerlingen

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in 2006 71 leerlingen wachten sinds het begin van het schooljaar (2006-2007). Dat houdt in dat de daling die in 2004 is ingezet, dit jaar niet gecontinueerd wordt. Wanneer deze leerlingen echter voor 1 januari 2007 worden geplaatst, gebeurt dat op tijd. De coördinatoren verwachten 53 leerlingen voor deze datum te plaatsen. Sinds 2001, wachten
21

de meeste leerlingen vanaf het begin van het schooljaar tot 1 oktober op een plaats in het speciaal basisonderwijs.

Leerlingen langer dan drie maanden op de plaatsingslijst Wanneer leerlingen langer dan de wettelijk toegestane termijn op de plaatsingslijst staan is dat zorgwekkend. Leerlingen die vanaf 1 april tot 1 oktober wachten op een plaats in het speciaal basisonderwijs, staan dus te lang op de plaatsingslijst. Uit tabel 3.3c blijkt dat het op 1 oktober 2006 6 leerlingen betreft. Dat is hoger dan de 3 leerlingen in 2005, maar lager dan de voorgaande jaren vanaf 2001. Twee coördinatoren geven een verklaring voor de overschrijding van de verplichte plaatsingsdata in 2006. De ene coördinator geeft aan dat de leerling kort voor de verplichte plaatsingsdatum op de plaatsingslijst is gezet. Deze leerling gaat bij de volgende verplichte plaatsingsdatum naar het speciaal basisonderwijs. Hiermee wordt echter de wet (WPO, art. 40, lid 3) overtreden. De andere coördinator geeft aan dat de leerlingen op de wachtlijsten staan bij de school van hun keuze.

Soms wachten leerlingen zelfs langer dan een half jaar op een passende onderwijssituatie. In 2006 heeft geen van de coördinatoren aangegeven dat dit op 1 oktober aan de orde is. Dat is niet voorgekomen sinds 2001. Er lijkt sprake van een dalende trend, aangezien sinds 2002 ­met uitzondering van 2003- het aantal leerlingen dat langer dan een half jaar wacht, steeds kleiner wordt. Dat is een positieve ontwikkeling.

Langer dan drie maanden op plaatsingslijst tijdens schooljaar 2005-2006 In de voorgaande alinea is gerapporteerd over het aantal leerlingen dat op de peildatum (1 oktober 2006) langer dan drie maanden op de plaatsingslijst staat. Deze paragraaf beschrijft het aantal leerlingen dat het gehele schooljaar langer dan drie maanden op een plaatsingslijst heeft gestaan. De onderstaande tabel toont het aantal leerlingen dat tijdens de schooljaren vanaf 2002-2003 tot en met 2005-2006 op de plaatsingslijst heeft gestaan. Ook vermeldt de tabel hoeveel samenwerkingsverbanden het betreft.

Tabel 3.3d: Het aantal leerlingen dat langer dan drie maanden wacht tijdens de schooljaren en het aantal samenwerkingsverbanden dat het betreft. Schooljaar 2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 Aantal leerlingen 2082 1303 475 198 137

Aantal samenwerkingsverbanden -* - 32 25 19
* - staat voor `onbekend'

De coördinatoren hebben aangegeven dat in het schooljaar 2005- 2006 in totaal 137 leerlingen, verspreid over 19 samenwerkingsverbanden, langer dan drie maanden op de plaatsingslijst hebben gestaan. Bij verschillende samenwerkingsverbanden betreft het echter een behoorlijk aantal leerlingen. Zo wachtten in vijf samenwerkingsverbanden tussen de 12 en 25 leerlingen langer dan drie maanden op de plaats in het speciaal basisonderwijs. Een overzicht van deze samenwerkingsverbanden is te vinden in bijlage IV. Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat het aantal leerlingen dat in een schooljaar langer dan drie maanden wacht op plaatsing, is afgenomen sinds 2002-2003. Ook het aantal samenwerkingsverbanden waar leerlingen deze tijd moeten wachten, is gereduceerd.

Van 25 leerlingen was de wachttijd onbekend.
---

Samenvatting
Samenvattend kan worden gesteld dat sinds 2001 de meeste leerlingen die op
1 oktober van het schooljaar op de plaatsingslijst staan, op dat moment niet langer dan drie maanden wachten. Op 1 oktober 2006 staat er geen leerling langer dan 6 maanden op de wachtlijst. Het aantal leerlingen dat gezien over een heel schooljaar langer dan drie maanden op een plaatsingslijst staat is afgenomen sinds 2001.

3.3.4 Begeleiding van leerlingen op de plaatsingslijst Leerlingen die op een plaatsingslijst staan, ontvangen op dat moment niet de vorm van onderwijs die passend voor hen wordt geacht. Totdat zij in het speciaal basisonderwijs geplaatst worden, ontvangen deze leerlingen immers elders onderwijs. Samenwerkingsverbanden kunnen oplossingen zoeken om de leerlingen tot de plaatsing extra ondersteuning te bieden. In tabel 3.3e wordt getoond welke begeleiding leerlingen ontvangen die op een plaatsingslijst staan van 2001 tot 2006.

Tabel 3.3e: De wijze van begeleiding van leerlingen die op 1 oktober op een plaatsingslijst staan van 2001 t/m 2006.
2001 2002 2003 2004 2005 2006 Wijze van begeleiding Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal llln llln llln llln llln llln Ambulante begeleiding op de
basisschool 304 171 60 44 11 24

Geen ambulante begeleiding op de 279 242 161 23 18 45 basisschool
Verblijf in een andere vorm van 37 52 19 5 1 4 onderwijs (zoals SO, medische opvang)
Leerlingen die thuis zitten 6 5 0 0 0 1

Onbekend 0 5 0 0 25 4

TOTAAL aantal leerlingen 626 475 240 72 55 78

De bovenstaande tabel toont dat het aantal leerlingen dat ambulante begeleiding ontvangt op de basisschool per jaar behoorlijk schommelt. De coördinatoren hebben aangegeven dat 24 leerlingen ambulante begeleiding ontvangen tijdens de wachttijd voor het speciaal basisonderwijs. Het betreft meer dan het dubbele aantal leerlingen van 2005, maar aanzienlijk minder dan de jaren daarvoor.
Daarnaast ontvangen 45 leerlingen in 2006 geen ambulante begeleiding gedurende de tijd dat zij op de plaatsingslijst staan. Uit de tabel blijkt dat het aantal leerlingen dat geen ambulante begeleiding ontvangt, de afgelopen jaren is gereduceerd. In 2006 neemt deze groep leerlingen echter toe. Uit nadere analyse blijkt dat in 8 samenwerkingsverbanden leerlingen geen ambulante begeleiding ontvangen. Dit kan impliceren dat deze samenwerkingsverbanden in het geheel geen ambulante begeleiding organiseren. Uit de zorgplannen blijkt echter dat dit niet geval is. Het merendeel van deze samenwerkingsverbanden biedt (preventieve) ambulante begeleiding aan. Echter, in slechts één zorgplan wordt genoemd dat de ambulante begeleiding ook wordt aangeboden aan leerlingen die op een plaatsingslijst staan.


23

Bij de bovenstaande vergelijking dient te worden opgemerkt dat het vergelijken met 2005 lastig is. In dat jaar is namelijk de begeleidingsvorm van een groot aantal leerlingen niet bekend.

3.4 Regionale verschillen

De Inspectie van het Onderwijs is de laatste jaren nagegaan in hoeverre de plaatsingslijsten verschillen tussen drie grote stedenregio's en de rest van Nederland.
Uit de gegevens van coördinatoren in 2006 blijken samenwerkingsverbanden met (hoge) plaatsingslijsten verspreid te zijn over Nederland. Dat komt overeen met de conclusie van 2005 en 2004, namelijk dat de hoogte van het aantal leerlingen op de plaatsingslijsten niet toe te kennen is aan een stedenregio in een bepaalde provincie. In 2003 en 2002 is geconcludeerd dat in Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht (de Randstad) gemiddeld meer leerlingen per samenwerkingsverband op de plaatsingslijst stonden.

3.5 Thuiszitters

De Inspectie van het Onderwijs definieert thuiszittende leerlingen als leerlingen die leerplichtig zijn op het moment van de peildatum (1 oktober 2006) en feitelijk geen enkele vorm van onderwijs volgen. Het betreft dus thuiszittende leerlingen die geen vrijstelling hebben van de leerplicht. De onderstaande tabel toont het aantal thuiszittende leerlingen op 1 oktober 2006, dat door de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden is doorgegeven.

Tabel 3.3f: Het aantal thuiszittende leerlingen op 1 oktober 2006, dat door de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden is doorgegeven.
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Thuiszitters die op een wachtlijst -* - 15 6 0 5 3 staan
Overige thuiszitters 31 20 35 24 24 16 8 TOTAAL AANTAL THUISZITTERS 31 20 50 30 24 21 11
* - staat voor `onbekend'

Op 1 oktober 2006 zijn in totaal 11 thuiszitters geteld op basis van de gegevens van de coördinatoren. In 2005 zijn 21 thuiszittende leerlingen doorgegeven. In 2004 ging het om 24 leerlingen en in 2003 om 30 leerlingen. De periode van het ontbreken van onderwijs varieert. Op de peildatum in 2006 zitten 4 leerlingen maximaal vier weken thuis. Daarnaast zitten 4 leerlingen vier tot acht weken thuis. Twee leerlingen zitten acht tot twaalf weken thuis. Eén leerling volgt meer dan zes maanden geen onderwijs.

Van de opgegeven thuiszitters in 2006 staat één op een plaatsingslijst en twee op een onderzoekslijst. Dat houdt in dat 8 leerlingen niet op een wachtlijst staan. De inspectie neemt contact op met de betreffende leerplichtambtenaren om een zo spoedig mogelijke hervatting van het schoolbezoek van deze leerlingen te bewerkstelligen. In 2005 stonden vier leerlingen op de plaatsingslijst en één op de onderzoekslijst. In 2004 stond geen van de thuiszitters op een plaatsings- of onderzoekslijst. In 2003 waren dat er respectievelijk één en vijf. Evenals in 2005 is in 2006 het aantal thuiszittende jongens in de meerderheid.

24

Samenvattend kan worden gesteld dat het aantal thuiszitters dat is doorgegeven door de coördinatoren van samenwerkingsverbanden, in 2006 is gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren. Er lijkt een trend van een dalend aantal thuiszitters te ontstaan, gebaseerd op het aantal leerlingen dat bij de coördinatoren van samenwerkingsverbanden bekend is. Het merendeel van de thuiszitters volgt op 1 oktober 2006 acht weken geen onderwijs. Eén leerling is meer dan een half jaar een thuiszitter.


25

4 ACHTERGRONDEN VAN PLAATSINGSLIJSTEN

Aan de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden is gevraagd verklaringen voor de plaatsingslijsten te geven. De inspectie heeft diverse verklaringen voorgelegd. Aan de samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst is gevraagd deze verklaringen al dan niet te bevestigen. Daarnaast is ruimte geboden voor het geven van verklaringen die niet in de lijst voorkomen.
Tevens hebben de coördinatoren aangegeven welke maatregelen getroffen zijn ter voorkoming of beperking van de plaatsingslijsten.

De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. In paragraaf 4.1 zijn de verklaringen beschreven. In paragraaf 4.2 worden de getroffen maatregelen weergegeven.

4.1 Verklaringen voor plaatsingslijsten
In de vragenlijst is gevraagd naar verklaringen op het niveau van het samenwerkingsverband en op schoolniveau. In bijlage I is een overzicht van de antwoorden te vinden.

4.1.1 Niveau samenwerkingsverband
Elf van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst, hebben de vraag naar verklaringen op het niveau van samenwerkingsverbanden beantwoord. Er wordt geen eenduidige verklaring voor de plaatsingslijsten gegeven. Het merendeel van de elf samenwerkingsverbanden geeft aan dat de door de inspectie genoemde mogelijke verklaring, niet op hen van toepassing is.

De meest genoemde verklaring is dat de plaatsingsproblematiek ontstaat door de toestroom van leerlingen van buiten het samenwerkingsverband, waarop het samenwerkingsverband geen greep heeft (zoals medisch kinderdagverblijven en internaten). Vijf coördinatoren geven deze verklaring (45% van de samenwerkingsverbanden die verklaringen hebben gegeven). Sinds 2000 (met uitzondering van 2004) is deze verklaring door ongeveer een derde van de coördinatoren genoemd.
De daarna meest genoemde verklaring in 2006 is dat de toestroom van leerlingen binnen het samenwerkingsverband veroorzaakt wordt door een grote instroom van jonge risicoleerlingen (27%). Ook in 2000 noemde ongeveer een kwart van de coördinatoren deze verklaring. Echter, vanaf 2001 tot en met 2005 is deze verklaring door relatief weinig coördinatoren genoemd. De verklaring dat inkomend grensverkeer de plaatsingslijsten veroorzaakt, wordt in 2006 weinig genoemd. In de voorgaande jaren is deze verklaring echter door relatief veel coördinatoren genoemd.
De overige verklaringen die door de inspectie zijn voorgelegd, zijn door enkele samenwerkingsverbanden bevestigd.
Aanvullende verklaringen worden door een gering aantal coördinatoren genoemd. Deze verklaringen zijn zo divers, dat het belang voor deze landelijke analyse beperkt is.


26

4.1.2 Schoolniveau
Het schoolniveau heeft betrekking op de verklaringen voor de plaatsingslijsten die vanuit het perspectief van het speciaal basisonderwijs worden gegeven. Tien van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst hebben geantwoord op de vraag naar verklaringen. In bijlage II is een overzicht van de antwoorden te vinden.

Duidelijke verklaringen komen niet naar voren. De meeste coördinatoren ­50 procent van de coördinatoren die verklaringen op schoolniveau hebben gegeven- geven aan dat de maximale groepsgrootte in het speciaal basisonderwijs is bereikt. Sinds 2000 is deze verklaring door de meeste coördinatoren genoemd.

Daarnaast wordt in 2006 het lerarentekort (30%) vaker genoemd dan een huisvestingsproblemen (20%). Dit, in tegenstelling tot de voorgaande jaren. Van 2000 tot 2005 zijn de huisvestingsproblemen vaker genoemd dan het lerarentekort. Evenals de voorgaande twee jaren wordt door geen van de coördinatoren aangegeven dat de plaatsingslijsten bestaan doordat de scholen voor speciaal basisonderwijs leerlingen enkel aan het begin van het schooljaar toelaten.

4.2 Maatregelen voor het voorkomen of beperken van plaatsingslijsten

Plaatsingslijsten zijn onwenselijk omdat het meestal betekent dat leerlingen moeten wachten op onderwijs dat geschikt voor hen wordt geacht. Daarom tracht men door verschillende maatregelen de plaatsingslijsten op te lossen en te voorkomen. De maatregelen kunnen zowel betrekking hebben op het samenwerkingsverband, het speciaal basisonderwijs als op het basisonderwijs. In bijlage 3 staat een overzicht met de antwoorden van de coördinatoren. De onderstaande bevindingen zijn op deze gegevens gebaseerd.

Van alle maatregelen is het meest genoemd dat basisscholen van het samenwerkingsverband hun professionaliteit hebben vergroot door verbetering van de zorg (132 coördinatoren). Daarna volgt het verzamelen van kengetallen, waardoor beter te sturen is binnen samenwerkingsverbanden (90 coördinatoren). Vanaf 2003 zijn er gegevens beschikbaar over de genomen maatregelen. Sinds dat jaar worden beide maatregelen door de meeste coördinatoren genoemd.

De minst genoemde maatregel is dat het speciaal onderwijs haar kwaliteit vergroot `waardoor er meer terugstroom plaatsvindt naar het basisonderwijs' (13 coördinatoren, 6%). Dat komt overeen met 2005. In 2003 en 2004 noemde respectievelijk 32 en 26 procent van de coördinatoren deze maatregel.

Samenwerkingsverband
Op het niveau van het samenwerkingsverbanden wordt het verzamelen van kengetallen om daarmee te sturen, het meest genoemd (90 coördinatoren). De minst genoemde maatregel is dat de PCL-criteria worden aangescherpt (35 coördinatoren). Deze meest en minst genoemde maatregelen komen overeen met de voorgaande jaren.


27

Speciaal basisonderwijs
De maatregelen met betrekking tot het speciaal basisonderwijs zijn onderverdeeld in drie categorieën. Ten eerste de bevordering van de kwaliteit, ten tweede uitbreiding van de capaciteit en ten derde vermeerdering van het aantal toelatingsmomenten.

De categorie `vermeerdering van het aantal toelatingsmomenten' wordt het meest genoemd door de coördinatoren.
Binnen deze categorie wordt het aantal toelatingsmomenten vermeerderen naar `meer dan drie momenten per schooljaar' (68 coördinatoren) iets vaker genoemd dan `naar drie momenten per schooljaar' (59 coördinatoren). Deze verhouding komt ongeveer overeen met de voorgaande jaren. Alleen in 2003 was het verschil groter, waarbij `naar drie momenten per schooljaar' het meest is genoemd. Dat jaar zijn de drie verplichte plaatsingsdata ingesteld.

De minst genoemde maatregel behoort tot de categorie bevordering van de kwaliteit. Het betreft de vergroten van de kwaliteit ` waardoor er meer terugstroom plaatsvindt naar het basisonderwijs' (13 coördinatoren). Dit komt overeen met 2005. Dat zou kunnen impliceren dat het speciaal basisonderwijs onvoldoende als tijdelijke opvang wordt beschouwd. Dat komt niet overeen met Weer Samen Naar School-beleid. Dat beleid wordt nagestreefd door de projectorganisatie (WSNS+) die samenwerkingsverbanden ondersteunt in opdracht van het ministerie van OCW. Het doel is om zo veel mogelijk leerlingen de benodigde zorg en begeleiding te bieden in het regulier basisonderwijs. Dat houdt in dat leerlingen uit het speciaal basisonderwijs, indien mogelijk, worden teruggeplaatst naar het regulier basisonderwijs. In 2004 en 2003 is deze maatregel regelmatig genoemd. De minst genoemde maatregelen hadden toen betrekking op het uitbreiden van de capaciteit van het speciaal basisonderwijs door `betere huisvesting' en `de groepen te vergroten'. Deze laatst genoemde maatregel is ook in 2006 en 2005 weinig genoemd.

Het basisonderwijs
Met betrekking tot het basisonderwijs wordt verreweg het meest genoemd dat de professionaliteit in het basisonderwijs wordt vergroot door verbetering van de zorg op de basisscholen (132 coördinatoren). Daarnaast noemt een klein deel van de coördinatoren (24 coördinatoren) dat flexibeler wordt omgegaan met de terugstroom naar basisscholen. Deze verhouding komt overeen met de genoemde maatregelen in de voorgaande jaren.

28


5 CONCLUSIE EN BESCHOUWING

Dit hoofdstuk geeft de conclusie en de beschouwing op de resultaten zoals gerapporteerd in hoofdstuk 3 en 4. Eerst worden conclusies op basis van de resultaten van 2006 gepresenteerd (paragraaf 5.1). In paragraaf 5.2 volgt de beschouwing.

5.1 Conclusies

In totaal hebben 219 van de 239 coördinatoren van samenwerkingverbanden geparticipeerd in het onderzoek naar wachtlijsten. De peildatum voor het onderzoek is 1 oktober 2006.

Hierna komen achtereenvolgens conclusies aan de orde met betrekking tot de onderzoekslijsten, de plaatsingslijsten en de thuiszitters. Tot slot van deze paragraaf volgt een terugblik op resultaten van de voorgaande jaren.

5.1.1 Onderzoekslijsten
De coördinatoren geven aan dat op 1 oktober 2006 652 leerlingen op een onderzoekslijst staan. Dat zijn gemiddeld 2,7 leerlingen per samenwerkingsverband. Deze leerlingen wachten op een onderzoek of een indicatiestelling, zodat bepaald kan worden of zij toegelaten worden tot het speciaal basisonderwijs. De gemiddelde wachttijd is 5,3 weken. Tijdens het gehele schooljaar 2005-2006 wachtten 267 leerlingen langer dan drie maanden op een onderzoek.
Overigens zijn voor de onderzoekslijsten geen maximale wachttijden in de wet op het primair onderwijs vastgelegd. Echter, de Inspectie van het Onderwijs is op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht van mening, dat onderzoeksaanvragen in principe binnen acht weken afgehandeld dienen te worden.

5.1.2 Plaatsinglijsten
De coördinatoren hebben doorgegeven dat op 1 oktober 2006 21 samenwerkingsverbanden een plaatsingslijst hebben. In totaal staan 78 leerlingen op de plaatsingslijsten van deze samenwerkingsverbanden WSNS. Dat zijn gemiddeld 0,3 leerling per samenwerkingsverband. Deze leerlingen hebben reeds een beschikking voor het speciaal basisonderwijs, maar wachten op een plaats.
Van de 78 leerlingen staan op de peildatum 6 leerlingen langer dan drie maanden op een plaatsingslijst. Tijdens het gehele schooljaar 2005-2006 hebben 137 leerlingen, verspreid over 19 samenwerkingsverbanden, langer dan drie maanden op een plaatsingslijst gestaan.

Nadere analyse laat zien dat plaatsingslijsten het meest voorkomen bij middelgrote samenwerkingsverbanden. Grote samenwerkingsverbanden hebben het minst vaak een plaatsingslijst. Dit laatste komt overeen met de bevindingen van 2005.


29

Van de 78 leerlingen die op 1 oktober 2006 op een plaatsingslijst staan, ontvangen 45 leerlingen geen ambulante begeleiding tijdens de wachtperiode voor het speciaal basisonderwijs.

Slechts een beperkt aantal coördinatoren noemt oorzaken voor het ontstaan van de plaatsingslijsten.
De meeste coördinatoren noemen de maatregel `de verbetering van de zorg op de basisscholen' om plaatsingslijsten te voorkomen of te reduceren (132 coördinatoren). Ook in de voorgaande jaren (vanaf 2003) is deze maatregel het meest genoemd. De minst genoemde maatregel is `het bevorderen van de terugstroom van leerlingen naar het basisonderwijs'. Dit is opvallend aangezien de verbetering van de zorg op de basisscholen zou moeten bewerkstelligen dat meer leerlingen terugkeren naar het basisonderwijs. Het streven van WSNS is immers om de integratie van leerlingen met extra zorg en begeleiding te bevorderen in het basisonderwijs. De Inspectie van het Onderwijs is dan ook van mening dat de re-integratie van leerlingen naar het basisonderwijs, indien mogelijk, één van de maatregelen van de samenwerkingsverbanden behoort te zijn. Ook in 2005 is deze maatregel het minst genoemd (13 coördinatoren). In 2003 en 2004 is door deze maatregel meer dan het dubbele aantal respondenten genoemd.

5.1.3 Thuiszitters
In totaal zijn op 1 oktober 2006 11 thuiszitters bij de coördinatoren van samenwerkingsverbanden bekend. In 2006 verblijven de meeste thuiszitters tussen de 4 en 8 weken thuis. Echter, slechts 3 van 11 leerlingen staan op de peildatum op een wachtlijst.

5.1.4 Terugblik op resultaten voorgaande jaren Sinds 2004 is het aantal leerlingen op de onderzoekslijsten op de peildatum 1 oktober gestegen:1292 leerlingen in 2000, 1030 in 2001, 1062 in 2002, 837 in 2003, 529 in 2004, 604 in 2005 en 652 in 2006. Het aantal leerlingen dat langer dan drie maanden wacht op een onderzoek tijdens het schooljaar, stijgt sinds het schooljaar 2004-2005: 577 leerlingen in 2002-2003, 197 in 2003- 2004, 231 in 2004-2005 en 267 leerlingen in 2005-2006.

Het aantal leerlingen op de plaatsingslijsten is, na de daling vanaf 2003, in 2006 opnieuw toegenomen: 500 leerlingen in 2000, 620 in 2001, 475 in 2002, 240 in 2003, 72 in 2004, 55 in 2005 en 78 in 2006. Het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst is gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren, met uitzondering van 2004: 90 samenwerkingsverbanden in 2000, 91 in 2001, 79 in 2002, 50 in 2003, 19 in 2004, 27 in 2005 en 21 in 2006.
De trend van de afgelopen jaren is een afname van zowel het aantal leerlingen op een plaatsingslijst als het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst. In 2006 wordt deze trend voortgezet ten aanzien van het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst. Het aantal leerlingen op een plaatsingslijst is echter toegenomen sinds 2004. Deze stijging wordt in 2006 voornamelijk veroorzaakt door drie samenwerkingsverbanden met respectievelijk 7, 18 en 20 leerlingen op hun plaatsingslijst.

De inspectie neemt contact op met de betreffende leerplichtambtenaren om een zo spoedig mogelijke hervatting van het schoolbezoek van de overige acht leerlingen te bewerkstelligen.
30

Het aantal thuiszitters is sinds 2002 gedaald: 31 thuiszitters in 2000, 20 in 2001, 50 in 2002, 30 in 2003, 24 in 2004, 21 in 2005 en 11 in 2006. Dat is een positieve ontwikkeling, aangezien het aantal thuiszitters twee jaar geleden nog meer dan het dubbele aantal betrof.
De in 2006 meest getroffen maatregel voor het oplossen of beperken van de plaatsingslijsten, komt overeen met de voorgaande jaren vanaf 2003.

Uit het bovenstaande blijkt dat de veranderingen tussen de jaren gering zijn. Gezien de kleine aantallen lijken de verschillen voorshands geen structurele betekenis te hebben.

5.1.5 Slotconclusie
Samengevat kan worden geconcludeerd dat op de oktoberpeildatum het totaal aantal leerlingen op de wachtlijsten in 2006 is gestegen vergeleken met de voorgaande jaren. In 2006 staan gemiddeld 2,7 leerlingen op de onderzoekslijst en gemiddeld 0,3 leerling op de plaatsingslijst per samenwerkingsverband. Het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst is gedaald ten opzichte van 2005. Ook het aantal bij de coördinatoren bekende thuiszitters is gedaald vergeleken met de voorgaande jaren. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de leerlingaantallen in 2006 in werkelijkheid wellicht hoger liggen.

5.2 Beschouwing
In 5.2.1 worden verschillende samenhangen beschreven. Tot slot wordt een aantal andere inspectieonderzoeken gerelateerd aan het onderhavige onderzoek over de wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs (5.2.2).

5.2.1 Verbanden tussen factoren
Nadere (statistische) analyses laten een aantal interessante verbanden zien.

De omvang van samenwerkingsverbanden
De grootte van het samenwerkingsverband vertoont ook een samenhang met het aantal leerlingen op het speciaal basisonderwijs. Er is geconstateerd dat hoe groter het samenwerkingsverband is, des te minder leerlingen naar het speciaal basisonderwijs gaan. Een mogelijke verklaring is dat er in de grotere samenwerkingsverbanden meer ondersteuning is voor zorg op maat in het basisonderwijs.
Er bestaat een verband tussen de grootte van het samenwerkingsverband en de afhandelingsduur van de permanente commissie leerlingenzorg (PCL). Er is geconstateerd dat hoe groter het samenwerkingsverband is, des te sneller de PCL een onderzoeksaanvraag heeft afgehandeld. Een mogelijke verklaring is dat bij grote samenwerkingsverbanden, minder leerlingen worden aangemeld bij de PCL. Indien dat het geval is, zal de PCL mogelijk in staat zijn om de onderzoeken sneller af te ronden, dan wanneer vele onderzoeken gelijktijdig plaatsvinden.

31

Het deelnamepercentage
Daarnaast bestaat het volgende verband: hoe hoger het deelnamepercentage, des te langer duurt het voordat de onderzoeksaanvraag is afgehandeld én des te hoger is het aantal leerlingen dat op de plaatsingslijst staat. Hier lijkt zich een tweeledig capaciteitsvraagstuk voor te doen. Enerzijds is er een druk op de capaciteit van de PCL met betrekking tot de afhandeling van het aantal onderzoeksvragen. Anderzijds is de SBO-school reeds relatief groot. Dit zet druk op een verdere groei van de capaciteit van de school en financiering vanuit het samenwerkingsverband.
Uit een steekproef van samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage blijkt dat weinig beleid wordt gevoerd om het verwijzingspercentage te reduceren.

Verder blijken de zorg en begeleiding van basisscholen in samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage (meer dan 4 procent), significant vaker onvoldoende te worden beoordeeld dan het landelijk gemiddelde. Onderzoek toont aan dat risicoleerlingen, die naar het speciaal basisonderwijs worden verwezen, minder adaptief onderwijs hebben ontvangen dan vergelijkbare, niet verwezen risicoleerlingen (Meijer, 2004). Uit een steekproef blijkt dat samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage, in hun zorgplannen claimen actief te werken aan adaptief onderwijs. Vooralsnog levert dat voor deze groep scholen nog onvoldoende resultaat op.
Een andere verklaring kan zijn dat de positie van het speciaal basisonderwijs in het samenwerkingsverband niet helder is. Pijl noemt de positie van het speciaal basisonderwijs in het samenwerkingsverband een `punt van zorg' (Meijer, 2004). Smeets (2003) impliceert dat het speciaal basisonderwijs meer zou kunnen betekenen in de bevordering van de zorg en begeleiding in het regulier basisonderwijs. In zijn onderzoek stelt hij dat coördinatoren en intern begeleiders van verschillende samenwerkingsverbanden aangeven dat het speciaal basisonderwijs meer fungeert als `opvangvoorziening' dan als vraagbaak voor het regulier basisonderwijs. Ook kan het speciaal basisonderwijs teams van reguliere basisscholen vaker begeleiden (Smeets, 2003).

Daarnaast blijkt uit nadere analyse dat scholen voor speciaal basisonderwijs behorende tot samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage (meer dan 4%), significant een strenger toezichtarrangement ontvangen van de inspectie. Op bijna de helft van de beoordeelde kwaliteitsindicatoren worden deze scholen lager beoordeeld dan de overige scholen voor speciaal basisonderwijs. De grootste verschillen betreffen de kwaliteitszorg, het aanbod en de zorg, begeleiding inclusief toetsingsinstrumenten. Binnen de kwaliteitszorg gaat het specifiek om de indicatoren over een inzichtelijke rapportage van de gerealiseerde onderwijskwaliteit én het borgen van de kwaliteit van leren en onderwijzen. Binnen het aanbod betreft het een indicator over de mate waarin de kerndoelen dekkend zijn voor de aangeboden leerinhouden op taal- en rekengebied. Binnen de begeleiding, zorg en toetsingsinstrumenten betreft het de indicator over het gebruik van een

Het betreft het percentage leerlingen ten opzichte van de totale omvang van het samenwerkingsverband, dat onderwijs volgt op een school voor speciaal basisonderwijs. Het betreft zestien samenwerkingsverbanden en de daarbij behorende 216 scholen.


32

samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en ontwikkeling van de leerlingen.

Samenwerkingsverbanden, besturen en scholen hebben tot taak om adequate zorg (en begeleiding) te bieden voor alle leerlingen. Daarom kan worden gesteld dat de samenwerkingsverbanden met een deelnamepercentage hoger dan 4 procent en de bijbehorende besturen en scholen, de hiervoor genoemde taak onvoldoende hebben gerealiseerd.

Overige verbanden
Tot slot is er een verband tussen het nemen van maatregelen voor het voorkomen of beperken van de plaatsingslijsten en de vermoedelijke data waarop leerlingen geplaatst worden. De coördinatoren die aangeven dat maatregelen getroffen zijn omtrent de plaatsingslijsten, blijken namelijk ook in staat zijn om de vermoedelijke plaatsingsdata voor de leerlingen op de wachtlijst aan te geven. Dit kan duiden op een goed bestuurlijk vermogen.

5.2.2 Relatie met eerdere inspectieonderzoeken
In 2004 heeft de inspectie het project `Specifieke aanpak wachtlijsten' uitgevoerd in samenwerking met WSNS-plus. Dit project is nader toegelicht in paragraaf 3.2. Daarnaast is in 2004 is aan de hand van een pilot de kwaliteit van 14 samenwerkingsverbanden in kaart gebracht. Tot slot is in 2007 een rapport uitgebracht over de kwaliteit van het speciaal basisonderwijs. Deze onderzoeken worden gerelateerd aan het onderhavige onderzoek over de wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs.

Specifieke aanpak wachtlijsten
Dankzij het project `Specifieke aanpak wachtlijsten' zijn de wachtlijsten van het merendeel van de participerende samenwerkingsverbanden sterk afgenomen. Indertijd zijn echter vraagtekens geplaatst bij de duurzaamheid van de gereduceerde wachtlijsten. Door gebrek aan bestuurlijke slagkracht en personele problematiek, zouden de wachtlijsten opnieuw toe kunnen nemen (Inspectie van het Onderwijs, 2004b). In het onderhavige onderzoek naar wachtlijsten in 2006 is geconcludeerd dat de wachtlijsten inderdaad zijn toegenomen. Uit nadere analyse blijkt echter dat slechts vijf van de 49 samenwerkingsverbanden uit het project `Specifieke aanpak wachtlijsten een wachtlijst hebben. Daarvan hebben 2 samenwerkingsverbanden een relatief hoge wachtlijst. Geen van de vijf samenwerkingsverbanden noemen verklaringen in de trend van personele problematiek of bestuurlijke slagkracht. Uit deze nadere analyse kan worden geconstateerd dat er geen direct verband is tussen het voorkomen van de wachtlijsten en de samenwerkingsverbanden die enige jaren geleden hoge wachtlijsten hadden.

Pilot kwaliteit van samenwerkingsverbanden WSNS
In 2004 heeft de Inspectie van het Onderwijs een pilot uitgevoerd naar toezicht op samenwerkingsverbanden WSNS (Inspectie van het Onderwijs, 2006). De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2005 veertien samenwerkingsverbanden onderzocht en de kwaliteit van de bovenschoolse zorgstructuur beoordeeld. Tijdens deze pilot is tevens een passend waarderingskader voor het toezicht op samenwerkingsverbanden ontwikkeld. Overigens is het gezien de geringe steekproef niet mogelijk om de resultaten van de pilot te generaliseren naar de overige samenwerkingsverbanden.
---

Daarentegen is het wel mogelijk om overeenkomsten te benoemen tussen de resultaten van de pilot en het onderhavige onderzoek naar de wachtlijsten.

De resultaten van de pilot tonen een tweedeling in de samenwerkingsverbanden. Enerzijds de groep van samenwerkingsverbanden met een relatief hoog verwijzingspercentage en een beperkte zorgcapaciteit (groep 1). Anderzijds de groep van samenwerkingsverbanden met een relatief laag verwijzingspercentage en een voldoende tot goede zorgcapaciteit (groep
2).
Groep 1 en 2 lopen behoorlijk uiteen op drie beoordeelde kwaliteitsaspecten. Daarbij is groep 2 vaker met een voldoende beoordeeld dan groep 1. Het betreft de kwaliteitsaspecten `sturing van de bovenschoolse zorg', `uitvoering van de zorg' en `bewaking van voortgang in de ontwikkeling van zorgleerlingen'.

De twee groepen uit de pilot hebben ook deelgenomen aan het onderzoek naar wachtlijsten. De gegevens van deze groepen zijn vergeleken met de landelijke groep uit het onderhavige onderzoek naar wachtlijsten. Daaruit blijkt dat bij groep 2 over het algemeen minder leerlingen op plaatsingslijsten staan dan bij de overige samenwerkingsverbanden (de `landelijke groep'). Ook blijkt dat bij groep 2 minder leerlingen langer dan drie maanden wachten ten opzichte van de landelijke groep.

Kwaliteit van het speciaal basisonderwijs in 2005 en 2006 De inspectie heeft recentelijk een rapport uitgebracht over de onderwijskwaliteit van het speciaal basisonderwijs. Uit onderzoek blijkt dat de onderwijskwaliteit van slechts de helft van de scholen voor speciaal basisonderwijs voldoende is. Voornamelijk het ontbreken van ontwikkelingsperspectief voor de leerlingen en de bijbehorende summatieve en formatieve evaluatie is daar debet aan (Inspectie van het Onderwijs, 2007).

In het rapport wordt gewezen op de toename van de multiproblematiek in het speciaal basisonderwijs. De oorzaak lijkt te vinden in het feit dat veel reguliere basisscholen bij deze complexiteit overvraagd zijn. De inspectie constateert naar aanleiding van schoolbezoeken een hiermee samenhangende verschuiving in de leerlingenpopulatie. Het betreft geïndiceerde leerlingen voor het speciaal onderwijs, die met een budget (de `rugzak') onderwijs krijgen in het regulier of speciaal basisonderwijs. Zeker in regio's waar er plaatsingsproblemen op cluster 4-scholen (leerlingen met gedragsproblemen) zijn, fungeert de school voor speciaal basisonderwijs soms als `wachtkamer'. Ook blijkt een toename van het aantal leerlingen in speciaal basisonderwijs voort te komen uit leerlingen met een indicatiestelling voor cluster 3 (zeer moeilijk lerende leerlingen). Tot slot noemen de scholen voor speciaal basisonderwijs vaker tijdens schoolbezoeken dat de capaciteiten van hun leerlingen flink teruglopen en dat de LOM-leerling van weleer nauwelijks nog voorkomt (Inspectie van het Onderwijs, 2007).

Uit het onderhavige onderzoek naar de wachtlijstproblematiek blijkt dat het terugplaatsen van leerlingen naar het basisonderwijs, weinig als maatregel wordt genoemd om de plaatsingslijsten te voorkomen of te beperken. Mogelijk geeft de bovengenoemde toename van de problematiek een verklaring. De constatering dat reguliere basisscholen al overvraagd zijn, zal wellicht bewerkstelligen dat een teruggeplaatste leerling opnieuw onvoldoende
34

zorg en begeleiding ontvangt in het basisonderwijs (Inspectie van het Onderwijs, 2007). Een andere verklaring kan zijn dat de het speciaal basisonderwijs onvoldoende op de hoogte is van het niveau van de leerling, waardoor niet aan terugplaatsing wordt gedacht. De inspectie spreekt immers haar zorgen uit over het ontbreken van een plannend leerstofaanbod en het gebrek aan een ontwikkelingsperspectief voor de leerlingen op de speciale basisscholen (Inspectie van het Onderwijs, 2007). Een laatste mogelijke verklaring is de geconstateerde relatieve leerachterstand op taal- en rekengebied, ten opzichte van het regulier basisonderwijs (Jepma, 2003; Jepma, 2005). Wanneer dat het geval is, wordt de terugplaatsing belemmerd.


35

LITERATUURLIJST

Inspectie van het Onderwijs (2003). Wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs. Peildatum 1 oktober 2003. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2004a). Wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs. Peildatum 1 oktober 2004. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2004b). Specifieke aanpak wachtlijsten speciaal basisonderwijs. Inspectierapport nr. 2004-18, Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2005). Wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs. Peildatum 1 oktober 2005. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2006). Toezicht op samenwerkingsverbanden. Interne rapportage. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2007). De kwaliteit van het speciaal basisonderwijs in 2005 en 2006. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Jepma, IJ. (2003). De schoolloopbaan van risicoleerlingen in het primair onderwijs. Amsterdam: Thela Thesis.

Jepma, IJ. (2005). Risicoleerlingen: In het regulier basisonderwijs beter af dan in het speciaal basisonderwijs. Vernieuwing, 64(2), 24-25.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007). Kerncijfers 2002- 2006. Kelpen: Hub, Tonnaer.

Tweede Kamer der Staten-Generaal (1998). Wet op het Primair Onderwijs (WPO). `s-Gravenhage: Sdu Uitgevers.

Pijl, S.J. (2004). Kijken naar clusters. In C.J.W. Meijer (red.). WSNS Welbeschouwd, pp. 60-62. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Smeets, E.F.L. (2003). Op weg naar samenhang. De samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School. Nijmegen: ITS.


36


37


38

BIJLAGE I - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP NIVEAU SAMENWERKINGSVERBAND

De coördinatoren is gevraagd om door de inspectie opgestelde mogelijke verklaringen voor plaatsingslijsten op het niveau van het samenwerkingsverband, al dan niet te bevestigen. De opgestelde verklaringen zijn vermeld in onderstaande tabel. Elf van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst hebben de vraag naar verklaringen beantwoord. Echter, verschillende van deze coördinatoren hebben enkele subvragen overgeslagen. Wellicht is de reden dat zij deze niet konden bevestigen. Het betreffende aantal wordt in 2006 in de kolom `onbekend' vermeld. Ook wordt het aantal coördinatoren vermeld dat de verklaring bevestigd heeft. Dit om verwarring te voorkomen, aangezien de aantallen zijn beschreven in het onderhavige rapport. Van de voorgaande jaren wordt enkel het percentage coördinatoren vermeld dat de subvraag heeft bevestigd.

Tabel I: Verklaringen op het niveau van het samenwerkingsverband voor plaatsingslijsten van 2000 t/m 2006.
De plaatsingsproblematiek wordt Aantal coördinatoren dat het eens en oneens is met de verklaringen en het (mede) veroorzaakt .... percentage ten opzichte van het totaal aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 (n=90) (n=91) (n=79) (n=50) (n=19) (n=27) (n=11)


---
Aantal % % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' Onbe `Ja' `Ja' kend

doordat het samenwerkingsverband
een maximum deelnamepercentage -* 21 15 18 1 8 0 0 18 stelt
door toestroom van leerlingen van
binnen het
samenwerkingsverband..
.. doordat de kwaliteit van de zorg
ca.
op de basisscholen nog 23 21 24 1 4 0 0 18 33,3
ontoereikend is
.. doordat er een grote instroom
jonge risicoleerlingen is 25 12 12 6 2 13 3 27 18

.. door een plotselinge toename van
het aantal leerlingen binnen het - 8 9 10 1 4 0 0 27 samenwerkingsverband
.. doordat ouders hun kinderen
aanmelden bij een sbo-school met
een plaatsingslijst terwijl andere - - 8 18 0 5 1 9 36 sbo-scholen binnen het swv wel
plaats hebben
door toestroom van leerlingen

buiten het samenwerkingsverband..
.. waarop het SWV geen greep
heeft ca. 50 35 30 28 4 32 5 45 9

.. door inkomend `grensverkeer'
25% 27 38 3 32 2 18 27

Tien van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst hebben geen verklaring gegeven op niveau van het samenwerkingsverband. Deze samenwerkingsverbanden zijn in de tabel buiten beschouwing gelaten.

39

doordat er meer leerlingen de sbo-
scholen ingaan dan er uitgaan

omdat..
.. er te weinig terugstroom
plaatsvindt naar de basisscholen - 36 44 38 4 29 1 9 27

.. de expertisecentra onvoldoende
leerlingen kunnen opnemen - 20 20 32 3 30 1 9 18

.. de toelatingseisen voor het
voortgezet onderwijs (LWOO en
voormalig SVO) te hoog zijn, - n.v.t. 14 6 1 9 0 0 27 waardoor leerlingen langer op een
sbo-school blijven

* - staat voor `onbekend'


40

BIJLAGE II - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP SCHOOLNIVEAU
De coördinatoren is gevraagd om door de inspectie opgestelde mogelijke verklaringen voor plaatsingslijsten op schoolniveau al dan niet te bevestigen. De opgestelde verklaringen zijn vermeld in onderstaande tabel. Diverse coördinatoren hebben verschillende mogelijke verklaringen overgeslagen. Wellicht is de reden dat zij deze niet konden bevestigen. Deze worden in 2006 bij `onbekend' vermeld. Ook wordt het aantal coördinatoren vermeld dat de verklaring bevestigd heeft. Dit om verwarring te voorkomen, aangezien de aantallen zijn beschreven in het onderhavige rapport. Van de voorgaande jaren wordt het percentage coördinatoren vermeld dat de subvraag heeft bevestigd.

Tabel II: Verklaring voor plaatsingslijsten ten aanzien van scholen van speciaal basisonderwijs van 2000 t/m 2006.
De plaatsingsproblematiek Aantal coördinatoren dat het eens en oneens is met de verklaringen en wordt (mede) veroorzaakt percentage ten opzichte van totaal aantal samenwerkingsverbanden met een .... plaatsingslijst
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 (n=90) (n=91) (n=79) (n=50) (n=19) (n=27) (n=10)
---
Aantal Onbe % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' `Ja' `Ja' kend

..door
huisvestingsproblemen ca. 50 38 44 24 3 30 2 20 0 (lokalentekort)
..door lerarentekort 11 ca. 33,3 27 26 13 1 3 30 0

..door te grote groepen 61 (maximale groepsgrootte -* 72 78 51 4 5 50 0

is bereikt)
..doordat de sbo-school
leerlingen alleen aan het 90 9 11 21 n.v.t. n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t. begin van het schooljaar
toelaat

* - staat voor `onbekend'

Elf van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst hebben geen verklaring gegeven op schoolniveau. Deze samenwerkingsverbanden zijn in de tabel buiten beschouwing gelaten.
Daarnaast is per subvraag de som van de categorieën `ja' en `nee' groter dan de 10 coördinatoren die deze vraag hebben beantwoord. De reden is dat enkele samenwerkingsverbanden meerdere sbo-scholen met een plaatsingslijst hebben. Voor alle scholen met een plaatsingslijst is een verklaring gegeven.

41

Bijlage III - Maatregelen ter voorkoming of beperking van plaatsingslijsten

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de antwoorden op de vraag over de genomen maatregelen ter voorkoming of beperking van plaatsingslijsten. In de eerste kolom staan de mogelijke maatregelen beschreven om de plaatsingslijsten te voorkomen of te beperken ­de vragen. De coördinatoren is gevraagd om aan te geven welke maatregelen zijn getroffen. In de kolommen daarnaast staat het percentage coördinatoren dat de maartegel heeft bevestigd. De percentages zijn gebaseerd op het totaal aantal respondenten van het desbetreffende jaar.

Tabel III: Maatregelen om plaatsingslijsten voorkomen of te beperken in 2003 t/m 2006. Maatregelen Antwoord van percentage samenwerkingsverbanden met betrekking tot de beschreven maatregelen 2003 2004 2005 2006 (N=242) (N=244) (N=236) (N=219) Het samenwerkingsverband heeft.. %`Ja' %`Ja' %`Ja' % `Ja' .. een zorgteam ingesteld 36 34 65 36 .. de ambulante begeleiding uitgebreid 38 38 54 29 .. de PCL-criteria aangescherpt 31 29 32 16 .. kengetallen verzameld waardoor 43 43 72 41 beter valt te sturen
De school voor het speciaal
basisonderwijs heeft...
haar kwaliteit vergroot waardoor
..flexibele uitstroom mogelijk is naar 29 25 26 12 het VO
.. er meer terugstroom plaatsvindt naar 32 26 12 6 het BaO
de capaciteit van het sbo uitgebreid
..door betere huisvesting 27 24 29 11

..door aanstellen nieuwe leraren 33 23 34 13

..door groepen te vergroten 27 23 18 11

het aantal toelatingsmomenten
vermeerderd
..naar 3 momenten per schooljaar 35 31 67 27 ..naar meer dan 3 momenten per
schooljaar 28 27 62 31 De basisscholen van het swv hebben
hun professionaliteit vergroot door
..verbetering van de zorg op
basisscholen 62 55 97 60 ..flexibeler om te gaan met
terugstroom naar basisscholen 30 26 22 11
42

BIJLAGE IV: SAMENWERKINGSVERBANDEN MET LEERLINGEN LANGER DAN DRIE MAANDEN OP DE PLAATSINGSLIJST

Onderstaande tabel toont de 19 samenwerkingsverbanden met leerlingen langer dan drie maanden op de plaatsingslijst tijdens het schooljaar 2005- 2006.

Samenwerkingsverband Naam Aantal leerlingen langer dan 3 maanden op de plaatsingslijst in schooljaar `05- '06 2802 Samenwerkingsverband Amsterdam West 25

512 Stichting Oecumenisch 19 Samenwerkingsverband Almere 2101 Samenwerkingsverband WSNS Nieuwegein 15

4001 Samenwerkingsverband Primair Onderwijs 15 Zuid-Holland Zuid, Sliedrecht e.o. 303 Samenwerkingsverband Zuid- Oost Friesland. 12

2601 Federatief SWV R.K. IC P.O. Zuid 8 Kennemerland
5204 WSNS Leudal en Thornerkwartier, Roermond 7 e.o.
3003 Samenwerkingsverband Het Gooi e.o. 5

605 Samenwerkingsverband Noord West Twente 5

803 Stichting voor Katholiek en Interconfessioneel 5 PO, Enschede e.o.
5608 Samenwerkingsverband Gereformeerd Primair Onderwijs Zorgfederatie Oost, Meppel-Zwolle- 5 Enschede e.o.
3308 Stichting Samenwerkingsverband WSNS "Het 4 Groene Hart", Gouda e.o. 2902 Samenwerkingsverband Amstelland Zuid en de 3 Veenlanden/Drielanden
3504 Samenwerkingsverband WSNS 3504, Den 3 Haag
5002 WSNS Gemert-Laarbeek 2

4801 WSNS Geldrop e.o. 1

1704 Federatie samenwerkingsverband WSNS 1 Veenendaal e.o.
902 Samenwerkingsverband WSNS Salland 1

904 WSNS Deventer e.o. 1


43