Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
WACHTLIJSTEN IN HET
SPECIAAL BASISONDERWIJS
PEILDATUM 1 OKTOBER
2006
2007 -
VOORWOORD
De Inspectie van het Onderwijs doet jaarlijks onderzoek naar de wachtlijsten in
het speciaal basisonderwijs. In het speciaal basisonderwijs worden leerlingen
opgevangen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Tevens wordt onderwijs
geboden aan jonge leerlingen -kleuters- die in hun ontwikkeling worden
bedreigd. Tot 1998 werden deze kinderen onderwezen in MLK-scholen, LOM-
scholen en hun afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters.
De speciale scholen voor basisonderwijs werken nauw samen met de reguliere
basisscholen om te realiseren dat zoveel mogelijk leerlingen, eventueel met
behulp van extra zorg en begeleiding, op de reguliere basisschool kunnen
blijven. Wanneer een basisschool constateert dat een leerling in het speciaal
basisonderwijs de juiste zorg en begeleiding zal ontvangen, wordt de ouders
geadviseerd de leerling aan te melden bij de permanente commissie
leerlingenzorg (PCL) voor onderzoek. De leerling wordt dan op een
onderzoekslijst geplaatst. Wanneer de PCL beoordeelt dat het speciaal
basisonderwijs de leerling passend onderwijs kan bieden, wordt de leerling op
een plaatsingslijst gezet. Zowel de onderzoekslijsten als de plaatsingslijsten
worden in dit rapport beschouwd als wachtlijsten.
De Inspectie van het Onderwijs heeft, evenals de voorgaande jaren, in 2006
onderzoek gedaan naar de lengte van de onderzoekslijsten en plaatsingslijsten
voor het speciaal basisonderwijs. Haar bevindingen, evenals een beschouwing,
vindt u in dit rapport.
De hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra,
Dr. L.S.J.M. Henkens
---
4
SAMENVATTING
Inleiding
Evenals in voorgaande jaren heeft de Inspectie van het Onderwijs de
plaatsingslijsten en onderzoekslijsten van de speciale scholen voor
basisonderwijs geïnventariseerd. De inventarisatie betreft een momentopname,
te weten 1 oktober 2006. In totaal hebben 219 van de 239 coördinatoren van
samenwerkingsverbanden geparticipeerd in het onderzoek. De centrale vragen
in het onderzoek zijn gericht op de omvang van de onderzoeks- en
plaatsingslijsten, de verklaringen voor de plaatsingslijsten en de getroffen
maatregelen om de plaatsingslijsten te reduceren. Daarnaast is gevraagd naar
het aantal leerplichtige leerlingen dat geen onderwijs volgt, oftewel de
thuiszitters.
De wachtlijsten -zowel onderzoekslijsten als plaatsingslijsten- behoren tot de
verantwoordelijkheid van samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs.
Meerdere basisscholen vormen in principe samen met ten minste één school
voor speciaal basisonderwijs een samenwerkingsverband Weer Samen Naar
School (WSNS). Zij hebben de wettelijke taak om `een samenhangend geheel
van zorgvoorzieningen te bieden waardoor zoveel mogelijk leerlingen in het
primair onderwijs een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken'
(WPO, art. 18, lid 1). In 2006 maken 239 samenwerkingsverbanden deel uit
van de beleidsoperatie WSNS. WSNS heeft tot doel de integratie van leerlingen
die speciale zorg nodig hebben, in de basisschool te bevorderen.
Bevindingen
De bevindingen zijn gerelateerd aan de onderzoeksvragen met betrekking tot de
onderzoekslijsten, de plaatsingslijsten en de thuiszitters. De gegevens worden
weergegeven in aantallen en niet in percentages.
Onderzoekslijsten
Met betrekking tot de onderzoekslijsten hebben de 219 coördinatoren het
volgende aangegeven. Op 1 oktober 2006 staan in totaal 652 leerlingen op de
onderzoekslijsten van de samenwerkingsverbanden WSNS. Dat zijn gemiddeld
2.7 leerlingen per samenwerkingsverband. Sinds 2004 is het aantal leerlingen
op de onderzoekslijsten op de peildatum 1 oktober gestegen van 529 via 604
in 2005 naar 652 in 2006.
De gemiddelde wachttijd voor het uitvoeren van een onderzoek bedraagt 5,3
weken. In het schooljaar 2005-2006 wachten 267 leerlingen, verspreid over
37 samenwerkingsverbanden, langer dan drie maanden op een onderzoek. Het
aantal leerlingen neemt toe vanaf het schooljaar 2004-2005: 577 leerlingen in
2002-2003, 197 in 2003-2004, 231 in 2004-2005 en 267 leerlingen in 2005-
2006.
Plaatsingslijsten
Met betrekking tot de plaatsingslijsten hebben de 219 coördinatoren het
volgende aangegeven. Op 1 oktober 2006 hebben 21
samenwerkingsverbanden WSNS een plaatsingslijst. Op deze plaatsingslijsten
van deze samenwerkingsverbanden staan in totaal 78 leerlingen. Dit is een
Het aantal samenwerkingsverbanden wijzigt regelmatig, doordat samenwerkingsverbanden
fuseren.
---
stijging ten opzichte van 2005 (55 leerlingen). Overigens is het aantal
leerlingen ongeveer gelijk aan 2004 (72 leerlingen) en gedaald ten opzichte van
de vorige jaren (500 leerlingen in 2000, 620 in 2001, 475 in 2002, 240 in
2003, 55 in 2005).
De stijging in 2006 is vooral te wijten aan drie samenwerkingsverbanden met
respectievelijk 7, 18 en 20 leerlingen op de plaatsingslijst.
Het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst is gedaald ten
opzichte van de voorgaande jaren, met uitzondering van 2004: 90
samenwerkingsverbanden in 2000, 91 in 2001, 79 in 2002, 50 in 2003, 19 in
2004, 27 in 2005 en 21 in 2006.
Van de 78 leerlingen op de plaatsingslijsten, wachten zes leerlingen op de
peildatum langer dan drie maanden op een plaats. Gedurende het gehele
schooljaar 2005-2006 hebben 137 leerlingen langer dan drie maanden op een
plaatsingslijst gestaan verspreid over 19 samenwerkingsverbanden.
Uit het bovenstaande blijkt dat de veranderingen tussen de jaren gering zijn.
Gezien de kleine aantallen lijken de verschillen voorshands geen structurele
betekenis te hebben.
Begeleiding, oorzaken en maatregelen
Van de 78 leerlingen die op 1 oktober 2006 op een plaatsingslijst staan,
ontvangen 45 leerlingen geen aanvullende begeleiding tijdens de wachtperiode
voor het speciaal basisonderwijs. De coördinatoren verwachten dat 53 van de
78 leerlingen binnen drie maanden na 1 oktober 2006 in het speciaal
basisonderwijs worden geplaatst.
Slechts een beperkt aantal coördinatoren noemen oorzaken voor het ontstaan
van de plaatsingslijsten.
Als maatregel om plaatsingslijsten te voorkomen of te reduceren, noemen de
meeste coördinatoren `de verbetering van de zorg op de basisscholen'. Deze
maatregel wordt sinds 2003 het meest genoemd.
De minst genoemde maatregel is `het bevorderen van de terugstroom van
leerlingen naar het basisonderwijs'. Dit is opvallend, aangezien de verbetering
van de zorg op de basisscholen zou moeten bewerkstelligen dat meer
leerlingen terugkeren naar het basisonderwijs. Het streven van WSNS is
immers om de integratie van leerlingen met extra zorg en begeleiding te
bevorderen in het basisonderwijs. De Inspectie van het Onderwijs is dan ook
van mening dat dit juist als middel zou moeten dienen om te bewerkstelligen
dat leerlingen vanuit het speciaal basisonderwijs terugkeren naar het
basisonderwijs.
Thuiszitters
Met betrekking tot de thuiszitters hebben de 219 coördinatoren het volgende
aangegeven. In totaal zijn op 1 oktober 2006 elf thuiszitters bij hen bekend. In
2006 verblijven de meeste thuiszitters tussen de vier en acht weken thuis.
Echter, slechts drie van de elf leerlingen staan op de peildatum op een
wachtlijst.
Het aantal thuiszitters is sinds 2002 gedaald: 31 thuiszitters in 2000, 20 in
2001, 50 in 2002, 30 leerlingen in 2003, 24 in 2004, 21 in 2005 en 11 in
2006. Dat is een positieve ontwikkeling, aangezien het aantal thuiszitters twee
jaar geleden, in 2004, nog meer dan het dubbele aantal betrof. Overigens dient
expliciet te worden vermeld dat voorzichtigheid geboden is bij een vergelijking
---
met de voorgaande jaren. De reden is dat niet van alle
samenwerkingsverbanden de gegevens bekend zijn, doordat het aantal
participerende samenwerkingsverbanden jaarlijks varieert in dit onderzoek naar
plaatsingslijsten.
Overige bevindingen
Uit nadere analyse blijkt dat de zorg en begeleiding van basisscholen in
samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage (meer dan 4
procent), significant vaker onvoldoende beoordeeld worden dan het landelijk
gemiddelde. Daarnaast blijken de scholen voor speciaal basisonderwijs uit deze
samenwerkingsverbanden, significant een strenger toezichtarrangement te
ontvangen dan die in de overige samenwerkingsverbanden.
Samenwerkingsverbanden, besturen en scholen hebben tot taak om adequate
zorg (en begeleiding) te bieden voor alle leerlingen. Daarom kan worden gesteld
dat deze samenwerkingsverbanden, besturen en scholen de hiervoor genoemde
taak onvoldoende hebben gerealiseerd.
---
8
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING 11
1.1 Achtergrond 11
1.2 Begripsomschrijving 12
1.3 Opbouw van het rapport 13
2 ONDERZOEKSOPZET 15
2.1 Centrale vragen 15
2.2 Werkwijze 15
3 OMVANG WACHTLIJSTEN 16
3.1 Respons 16
3.2 Onderzoekslijsten 16
3.2.1 Omvang van de onderzoekslijsten 17
3.2.2 Wachttijd 18
3.3 Plaatsingslijsten 18
3.3.1 Omvang van de plaatsingslijsten 19
3.3.2 Plaatsingslijst gerelateerd aan omvang samenwerkingsverband 21
3.3.3 Wachttijd 21
3.3.4 Begeleiding van leerlingen op de plaatsingslijst 23
3.4 Regionale verschillen 24
3.5 Thuiszitters 24
4 ACHTERGRONDEN VAN PLAATSINGSLIJSTEN 26
4.1 Verklaringen voor plaatsingslijsten 26
4.1.1 Niveau samenwerkingsverband 26
4.1.2 Schoolniveau 27
4.2 Maatregelen voor het voorkomen of beperken van plaatsingslijsten 27
5 CONCLUSIE EN BESCHOUWING 29
5.1 Conclusies 29
5.1.1 Onderzoekslijsten 29
5.1.2 Plaatsinglijsten 29
5.1.3 Thuiszitters 30
5.1.4 Terugblik op resultaten voorgaande jaren 30
5.1.5 Slotconclusie 31
---
5.2 Beschouwing 31
5.2.1 Verbanden tussen factoren 31
5.2.2 Relatie met eerdere inspectieonderzoeken 33
LITERATUURLIJST 36
BIJLAGE I - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP NIVEAU
SAMENWERKINGSVERBAND 39
BIJLAGE II - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP
SCHOOLNIVEAU 41
BIJLAGE IV: SAMENWERKINGSVERBANDEN MET LEERLINGEN LANGER DAN
DRIE MAANDEN OP DE PLAATSINGSLIJST 43
10
1 INLEIDING
In paragraaf 1.1 wordt de achtergrond van de wachtlijsten geschetst. Daarna
volgt paragraaf 1.2 met de omschrijving van regelmatig voorkomende
begrippen in dit rapport. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de opbouw van
dit rapport (paragraaf 1.3).
1.1 Achtergrond
Evenals in voorgaande jaren heeft de Inspectie van het Onderwijs de
plaatsingslijsten en onderzoekslijsten van de speciale scholen voor
basisonderwijs geïnventariseerd. De inventarisatie betreft een momentopname,
te weten de stand van zaken op 1 oktober 2006.
Samenwerkingsverbanden en wachtlijsten
De samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs dragen de
verantwoordelijkheid voor de wachtlijsten. Meerdere basisscholen vormen in
principe samen met ten minste één school voor speciaal basisonderwijs een
samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS). Zij hebben de
wettelijke taak om `een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen te bieden
waardoor zoveel mogelijk leerlingen in het primair onderwijs een ononderbroken
ontwikkelingsproces kunnen doormaken' (WPO, art. 18, lid 1). In 2006 maken
239 samenwerkingsverbanden deel uit van de beleidsoperatie WSNS, die tot
doel heeft de integratie in de basisschool te bevorderen van leerlingen die
speciale zorg nodig hebben.
In de praktijk verloopt dit traject als volgt. Wanneer een basisschool
constateert dat zij een leerling onvoldoende zorg en begeleiding kan bieden,
wordt de ouders geadviseerd de leerling aan te melden voor onderzoek bij de
permanente commissie leerlingenzorg (PCL) van het samenwerkingsverband.
De leerling wordt dan op een onderzoekslijst geplaatst. Wanneer de PCL
oordeelt dat het speciaal basisonderwijs de leerling de benodigde zorg en
begeleiding kan bieden, wordt de leerling op een plaatsingslijst geplaatst.
Maatregelen
Wachtlijsten bestaan al langere tijd. Voor het reduceren van de wachtlijsten
heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aantal
maatregelen genomen. Twee belangrijke maatregelen waren het instellen van
verplichte plaatsingsdata en het project `Specifieke aanpak wachtlijsten'. Deze
worden kort toegelicht.
Wet op het Primair Onderwijs
Het is maatschappelijk gezien niet wenselijk dat leerlingen te lang moeten
wachten op geschikt onderwijs. Per 1 augustus 2003 is dan ook de Wet op
het Primair Onderwijs (WPO) gewijzigd. Sindsdien is het verplicht voor
samenwerkingsverbanden om leerlingen met een PCL-beschikking, tijdig op een
school voor speciaal basisonderwijs te plaatsen (WPO, artikel 40, lid 3). Er zijn
Het aantal samenwerkingsverbanden wijzigt regelmatig, doordat samenwerkingsverbanden
fuseren, vervallen of starten.
---
namelijk drie verplichte plaatsingsdata vastgesteld, te weten aan het begin van
het schooljaar, op 1 januari en op 1 april. Door deze wetgeving is het in feite
niet mogelijk dat leerlingen langer dan drie maanden op een plaatsingslijst
staan. De afgelopen twee jaar bleek echter dat de nieuwe wetgeving in de
praktijk nog niet altijd strikt wordt toegepast door de samenwerkingsverbanden
(Inspectie van het Onderwijs, 2004a; Inspectie van het Onderwijs, 2005).
`Specifieke aanpak wachtlijsten'
Het project `specifieke aanpak wachtlijsten SBO' is in 2004 geïnitieerd door
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Inspectie van het
Onderwijs, 2004b). Het doel was de wachtlijsten voor het speciaal
basisonderwijs duurzaam te beëindigen. Er zijn 49 samenwerkingsverbanden
geselecteerd voor het project. De selectie was gebaseerd op de omvang van de
plaatsingslijsten en/of een te hoog percentage leerlingen in het speciaal
basisonderwijs. Dat wordt ook het deelnamepercentage genoemd. De
participerende samenwerkingsverbanden werden `zorgelijk' genoemd.
Om de doelstelling van het project te bereiken hebben de deelnemende
samenwerkingsverbanden een `verbeterplan' opgesteld en uitgevoerd. Dit plan
bestond uit activiteiten om de kwaliteit van de leerlingenzorg in de scholen
zodanig te verbeteren, dat de druk op het speciaal basisonderwijs zou
afnemen. Daarnaast zijn inspanningen verricht om de bovenschoolse
procedures binnen de samenwerkingsverbanden te verbeteren.
De resultaten van het project waren positief. De Inspectie van het Onderwijs
plaatste indertijd echter kanttekeningen bij de duurzaamheid van de
gereduceerde wachtlijsten. Gebrek aan bestuurlijke slagkracht en personele
problematiek vormen een bedreiging voor blijvende resultaten (Inspectie van
het Onderwijs, 2004b).
1.2 Begripsomschrijving
In dit rapport worden de volgende begripsomschrijvingen gehanteerd.
De Inspectie van het Onderwijs spreekt over een onderzoekslijst als plaatsing
in het speciaal basisonderwijs voor een leerling is aangevraagd door de ouders,
maar wanneer de PCL nog een uitspraak over de toelaatbaarheid moet doen.
Dit is aan de orde wanneer een basisschool, naar haar eigen mening, niet
langer passend onderwijs aan een leerling kan bieden. De PCL van een
samenwerkingsverband onderzoekt welke vorm van onderwijs het meest
geschikt is voor de aangemelde leerling. Leerlingen die onderzocht worden,
staan op een onderzoekslijst.
De Inspectie van het Onderwijs spreekt over een plaatsingslijst wanneer de
PCL een beschikking heeft afgegeven voor toelaatbaarheid van een leerling tot
een speciale school voor basisonderwijs uit het samenwerkingsverband. Dat
wordt bepaald op grond van de uitkomsten van het onderzoek naar de meest
geschikte vorm van onderwijs voor de leerling. Een leerling wordt op een
Deze data zijn afgeleid van artikel 40, lid 3 uit de WPO. Daarin wordt gesteld dat de leerling
uiterlijk wordt toegelaten `met ingang van het eerste van de volgende tijdstippen: de eerste dag na
de voor de school geldende zomervakantie, de eerste dag na de voor de school geldende
kerstvakantie dan wel 1 april'.
12
plaatsingslijst geplaatst, indien deze een dergelijke beschikking heeft én door
de ouders is aangemeld bij een speciale school voor basisonderwijs, maar de
leerling nog moet wachten op toelating.
De Inspectie van het Onderwijs spreekt over wachtlijsten als overkoepelend
begrip voor zowel de onderzoekslijsten als de plaatsingslijsten.
De Inspectie van het Onderwijs spreekt over thuiszitters wanneer een
leerplichtige leerling van het samenwerkingsverband feitelijk geen enkele vorm
van onderwijs volgt op het moment van de peildatum (1 oktober 2006). Het
betreft dus thuiszittende leerlingen die geen vrijstelling hebben van de
leerplicht.
1.3 Opbouw van het rapport
In hoofdstuk 2 wordt de beschrijving van de onderzoeksopzet gepresenteerd.
Hoofdstuk 3 beschrijft de resultaten van het onderzoek. Op basis van de
gegevens van de coördinatoren van samenwerkingsverbanden, wordt de
omvang van de wachtlijsten beschreven. Om de resultaten in het juiste
perspectief te plaatsen worden, indien relevant, de resultaten vergeleken met
de voorgaande jaren. In hoofdstuk 4 komen de achtergronden van de
plaatsingslijsten aan de orde. Hoofdstuk 5 geeft een conclusie en beschouwing
op basis van de resultaten van het onderzoek naar de wachtlijsten.
13
14
2 ONDERZOEKSOPZET
Dit onderzoek naar wachtlijsten in 2006 is uitgevoerd op basis van een vijftal
centrale vragen. Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van deze
onderzoeksvragen en de werkwijze bij het onderzoek.
2.1 Centrale vragen
De centrale vragen van de inventarisatie zijn:
· Wat is de omvang van de onderzoekslijst van de Permanente Commissie
Leerlingenzorg op 1 oktober 2006 en hoe lang duurt de behandeling van de
gemiddelde aanvraag?
· Wat is de omvang van de plaatsingslijst op 1 oktober 2006, hoe lang
wachten de leerlingen die op deze lijst staan op plaatsing in het speciaal
basisonderwijs en welke begeleiding ontvangen zij terwijl zij op de lijst staan?
· Wat zijn volgens de coördinatoren de oorzaken van de plaatsingslijst binnen
hun samenwerkingverband?
· Welke maatregelen nemen samenwerkingsverbanden om plaatsingslijsten
op te lossen?
· Hoeveel leerplichtige leerlingen op een wachtlijst ontvangen geen
onderwijs?
Om antwoord te krijgen op deze vragen, heeft de Inspectie van het Onderwijs
de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden een vragenlijst gestuurd. Na
controle bij binnenkomst is, indien noodzakelijk, contact opgenomen met de
coördinator van het samenwerkingsverband om onduidelijkheden op te lossen
en/of aanvullingen te maken.
2.2 Werkwijze
Voor de weergave van de wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs, zijn de
coördinatoren van alle 239 samenwerkingsverbanden WSNS benaderd. Na de
schriftelijke respons zijn de gegevens geanalyseerd. Deze worden beschreven
in hoofdstuk 3 en 4.
15
3 OMVANG WACHTLIJSTEN
Zoals eerder aangegeven, spreekt de Inspectie van het Onderwijs van
wachtlijsten als overkoepelend begrip voor onderzoekslijsten en
plaatsingslijsten. Deze lijsten komen in dit hoofdstuk dan ook beide aan de
orde. Daar waar relevant wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten van
de rapportages van voorgaande jaren. De tabellen in dit hoofdstuk starten niet
allen met hetzelfde jaartal. De reden is dat niet van alle jaren gegevens
beschikbaar zijn, aangezien in de loop der tijd vragen uit de vragenlijst zijn
gewijzigd of aangevuld.
Vooraf dient te worden opgemerkt dat de resultaten worden weergegeven in
aantallen en niet in percentages.
In paragraaf 3.1 wordt ingegaan op de respons van het onderzoek. Daarna
volgt in paragraaf 3.2 de omvang van de onderzoekslijsten op 1 oktober 2006.
Verder worden de resultaten van de plaatsingslijsten per 1 oktober 2006
beschreven in paragraaf 3.3. Vervolgens wordt in paragraaf 3.4 ingegaan op
de regionale verschillen tussen de wachtlijsten in de samenwerkingsverbanden.
Paragraaf 3.5 beschrijft het aantal thuiszitters. Tot slot volgt in paragraaf 3.6
de beantwoording van een aantal onderzoeksvragen zoals vermeld in hoofdstuk
2.
3.1 Respons
De Inspectie van het Onderwijs heeft de coördinatoren van alle
samenwerkingsverbanden WSNS benaderd met de vraag om te participeren in
het onderzoek naar de wachtlijsten. Daar hebben in eerste instantie 166
coördinatoren gehoor aan gegeven. De overige coördinatoren zijn telefonisch
benaderd om de vragenlijsten alsnog te retourneren. In totaal hebben 219 van
de 239 coördinatoren geparticipeerd in het onderhavige onderzoek. De overige
20 samenwerkingsverbanden hebben niet tijdig gereageerd op rappellerende
verzoeken van de inspectie ten aanzien van het retourneren van de
vragenlijsten. De inspectie treedt handhavend op tegen deze
samenwerkingsverbanden, aangezien het onthouden van gegevens in strijd is
met de Wet op Onderwijstoezicht (WOT).
3.2 Onderzoekslijsten
Er bestaan op 1 oktober 2006 320 scholen voor speciaal basisonderwijs in
Nederland (OCW, 2007). Voordat leerlingen op een plaatsingslijst voor het
speciaal basisonderwijs worden geplaatst, komen zij op een onderzoekslijst te
staan.
Bij de vergelijking met voorgaande jaren blijft alertheid gewenst, aangezien de groep
participerende samenwerkingsverbanden, jaarlijks varieert. Daardoor ontbreken van verschillende
samenwerkingsverbanden gegevens.
16
3.2.1 Omvang van de onderzoekslijsten
De inspectie is nagegaan hoeveel leerlingen per 1 oktober 2006 op de
onderzoekslijst van de PCL staan. Een groot deel van deze leerlingen zal
namelijk toelaatbaar worden verklaard tot de speciale school voor
basisonderwijs. De inspectie is dan ook van mening dat de omvang van de
onderzoekslijsten een indicatie geeft voor de plaatsingproblematiek op scholen
voor speciaal basisonderwijs. In tabel 3.2a wordt het aantal leerlingen getoond
dat op de onderzoekslijsten staat. Het betreft een overzicht vanaf 2002 tot
heden.
Tabel 3.2a: Totaal aantal leerlingen op de onderzoekslijsten op 1 oktober 2002 t/m 2006
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Leerlingen op een 1292 1030 1062 837 529 604 652
onderzoekslijst
Uit bovenstaande tabel is af te lezen dat op 1 oktober 2006 in totaal 652
leerlingen op onderzoekslijsten van de PCL staan. Dit houdt in dat gemiddeld
2,7 leerlingen op de onderzoekslijsten van de 239 samenwerkingsverbanden
staan. Wanneer een vergelijking wordt gemaakt met de voorgaande jaren, blijkt
dat het aantal leerlingen op de onderzoekslijsten eerst afneemt. Vanaf 2005
stijgt het aantal leerlingen op de onderzoekslijsten. Overigens is het aantal
leerlingen in oktober 2006 nog steeds aanzienlijk lager dan in oktober 2000.
Naast de onderzoekslijsten van de PCL, bestaan binnen
samenwerkingsverbanden ook andere onderzoekslijsten. Het betreft
bijvoorbeeld onderzoek om te beoordelen of leerlingen op een andere wijze
begeleid kunnen worden dan op een school voor speciaal basisonderwijs. Dit
onderzoek wordt uitgevoerd door een zogenaamde brede PCL en/of aan een
PCL gekoppeld zorgteam.
Aangezien deze onderzoeken buiten het gebied van de wachtlijsten voor het
speciaal basisonderwijs vallen, zijn deze niet in deze inventarisatie
meegenomen.
Aantal leerlingen op de onderzoekslijst van een samenwerkingsverband
Tabel 3.2b geeft het overzicht van het aantal leerlingen dat op de
onderzoekslijst van een samenwerkingsverband staat.
Tabel 3.2b: Aantal samenwerkingsverbanden gerubriceerd naar het aantal leerlingen op de
onderzoekslijst per 1 oktober 2006
Percentage van totaal aantal
Aantal leerlingen op Aantal samenwerkingsverbanden uit
onderzoekslijst samenwerkingsverbanden onderzoek (N=219)
Geen 82 37%
Eén tot vijf leerlingen 96 43%
Zes tot tien leerlingen 10 5%
Elf tot vijftien leerlingen 6 3%
Zestien of meer leerlingen 10 5%
Onbekend 15 7%
TOTAAL 219 100%
samenwerkingsverbanden
17
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat 82 samenwerkingsverbanden geen
onderzoekslijst hebben. De meeste samenwerkingsverbanden, namelijk 96,
hebben één tot vijf leerlingen op de onderzoekslijst staan. Bij 10
samenwerkingsverbanden staan zestien of meer leerlingen op de
onderzoekslijst. Daarvan gaat het bij 7 samenwerkingsverbanden om meer dan
20 leerlingen. Op de meest omvangrijke onderzoekslijst staan 39 leerlingen.
3.2.2 Wachttijd
In de wet- en regelgeving is niet vastgelegd wat de toegestane termijn voor de
tijd tussen binnenkomst van een onderzoeksaanvraag bij de PCL en het
afgeven van een advies (beschikking) is. De Inspectie van het Onderwijs is
echter van mening dat in principe een termijn van acht weken redelijk is, gelet
op de norm die is vastgelegd in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB, artikel
4.13, lid 1 en 2). Bij uitzondering kan daar een redelijke termijn aan worden
toegevoegd (AWB, artikel 4.14, lid 3). Onderstaande tabel toont de
gemiddelde afhandelingsduur van een onderzoek per aanvraag van 2001 tot en
met 2006.
Tabel 3.2c: Gemiddelde afhandelingsduur van een onderzoek per aanvraag van 2001 t/m 2006
2001 2002 2003 2004 2005 2006
Gemiddelde
afhandelingsduur in 5,4 5 6 5 5,3 5,3
weken
Landelijk gezien betreft de gemiddelde afhandelingsduur van een onderzoek 5,3
weken per aanvraag. Uit bovenstaande tabel kan worden geconcludeerd dat de
gemiddelde wachttijd redelijk stabiel is en ligt tussen de 5 en 6 weken.
Wachttijd langer dan drie maanden
Onderstaande tabel toont het aantal leerlingen dat per schooljaar langer dan
drie maanden moet wachten op de afhandeling van hun aanvraag.
Tabel 3.2d: Aantal leerlingen dat per schooljaar langer dan drie maanden moeten wachten op de
afhandeling van hun aanvraag.
2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006
Wachttijd > 3 maanden 577 197 231 267
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in het schooljaar 2005-2006 267
leerlingen langer dan drie maanden moeten wachten op de afhandeling van hun
aanvraag. Dat is aan de orde in 37 samenwerkingsverbanden. Voor deze
leerlingen wordt de redelijke termijn van acht weken aanzienlijk overschreden.
Na een daling in het schooljaar 2003-2004, neemt het aantal leerlingen sinds
2004-2005 toe.
3.3 Plaatsingslijsten
In de vorige paragraaf zijn de onderzoekslijsten aan de orde geweest.
Leerlingen die door de PCL worden toegelaten tot het speciaal basisonderwijs,
maar die op dat moment niet geplaatst kunnen worden, komen op een
plaatsingslijst. De wet schrijft voor dat de wachttijd op een plaatsingslijst
maximaal drie maanden is. De omvang van de plaatsingslijsten worden in deze
paragraaf beschreven.
18
De opbouw van deze paragraaf is als volgt. Er wordt gestart met de omvang
van de plaatsingslijsten (3.3.1). Vervolgens worden de plaatsingslijsten
gerelateerd aan de omvang van de samenwerkingsverbanden (3.3.2). Daarna
komen de plaatsingstermijnen en wachttijden aan de orde (3.3.3). Tot slot
wordt de begeleiding van de leerlingen, terwijl zij wachten op plaatsing op een
speciale school voor basisonderwijs, beschreven (3.3.4).
3.3.1 Omvang van de plaatsingslijsten
In tabel 3.3a staat aangegeven hoeveel leerlingen op een plaatsingslijst staan
voor de jaren 2001 tot en met 2006. Ook wordt het aantal
samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst weergegeven.
Tabel 3.3a: Aantal leerlingen op een plaatsingslijst en aantal samenwerkingsverbanden met een
plaatsingslijst op 1 oktober van 2000 t/m 2006
Jaartal 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Aantal leerlingen op een plaatsingslijst 500 620 475 240 72 55 78
Aantal samenwerkingsverbanden met 90 91 79 50 19 27 21
een plaatsingslijst
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat door de coördinatoren is aangegeven dat
op 1 oktober 2006, 78 basisschoolleerlingen op een plaatsingslijst voor een
school voor speciaal basisonderwijs staan. Er staat gemiddeld 0,3 leerling op
de plaatsingslijsten van de 239 samenwerkingsverbanden.
De bovenstaande tabel toont een daling sinds 2001. In 2006 stijgt het aantal
leerlingen op de plaatsingslijsten. Ten opzichte van 2005 is het aantal
leerlingen op de plaatsingslijsten toegenomen, aangezien het dat jaar om 55
leerlingen ging. Het betreft echter een lichte stijging ten opzichte van 2004.
De toename van de omvang in 2006 wordt voor een belangrijk deel bepaald
door drie samenwerkingsverbanden, waar 45 van de 78 leerlingen op de
plaatsingslijsten staan. Het gaat om 7 leerlingen (samenwerkingsverband
2002: Utrecht-stad), 18 leerlingen (samenwerkingsverband 5301: Federatief
samenwerkingsverband Sittard e.o.) en 20 leerlingen (samenwerkingsverband
804: Enschede/Losser).
Het samenwerkingsverband met 7 leerlingen op de plaatsingslijst heeft geen
verklaring genoemd. Het samenwerkingsverband met 18 leerlingen op de
plaatsingslijst geeft aan dat plotseling ongekend veel dossiers zijn aangemeld.
Er zijn twee extra groepen gestart. Om dit in de toekomst te voorkomen is naar
de scholen gecommuniceerd dat de leerlingen eerder worden aangemeld.
Overigens wordt door beide samenwerkingsverbanden gesteld dat alle
leerlingen uiterlijk op de komende wettelijke plaatsingsdatum (1 januari 2007)
worden geplaatst.
Het samenwerkingsverband met 20 leerlingen op de plaatsingslijst geeft van
17 leerlingen aan dat deze na 1 januari geplaatst worden. Dit
samenwerkingsverband heeft twee scholen voor speciaal basisonderwijs. De
meeste leerlingen staan bij één van deze twee scholen op de plaatsingslijst. Bij
navraag door de inspectie blijkt dat de school de keuze maakt om leerlingen
niet per definitie op de verplichte plaatsingsdata te plaatsen. Deze keuze wordt
gemaakt om de onderwijskwaliteit en de rust in de groepen te waarborgen. Het
samenwerkingsverband geeft aan maatregelen te treffen, teneinde het mogelijk
te maken de leerlingen uiterlijk op de drie wettelijke plaatsingsdata te plaatsen.
19
De inspectie waardeert het streven van de school, maar wijst er met nadruk op
dat de wet te allen tijde moet worden nageleefd.
De drie samenwerkingsverbanden die in 2006 veel leerlingen op de
plaatsingslijst hadden staan, hebben in 2005 aangegeven dat er geen
leerlingen op de plaatsingslijst stonden. Twee van de drie
samenwerkingsverbanden hebben twee scholen voor speciaal basisonderwijs.
Het samenwerkingsverband met 18 leerlingen op de plaatsingslijst heeft één
school voor speciaal basisonderwijs om de leerlingen te plaatsen.
Ook toont tabel 3.3a van 2000 tot en met 2004 een forse daling van het
aantal samenwerkingsverbanden dat een plaatsingslijst heeft. Vanaf 2004
fluctueren de aantallen.
Zoals voorgaande jaren ook is opgemerkt, blijkt dat de groep
samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst per jaar varieert. De volgende
10 samenwerkingsverbanden hebben zowel in 2005 als in 2006 op de
peildatum een plaatsingslijst. De helft van deze samenwerkingsverbanden ligt
in de provincies Brabant en Limburg. In Den Haag gaat het om twee
samenwerkingsverbanden.
Tabel 3.3b: Samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst op 16 januari in zowel 2005 als
2006.
Nummer Naam
1910 WSNS Maarssen
3502 Samenwerkingsverband van Protestants Christelijke Scholen
in Den Haag
3504 Samenwerkingsverband WSNS 3504, regio Den Haag
4001 Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Zuid-Holland Zuid,
Sliedrecht en omstreken
4302 Stichting Federatie samenwerkingsverband WSNS regio
Roosendaal
4704 WSNS Land van Cuijk
4902 Samenwerkingsverband WSNS Valkenswaard en omstreken
5101 Samenwerkingsverband WSNS Tegelen, Belfeld, Beesel
5503 Kerkrade-Simpelveld en omstreken
5608 Samenwerkingsverband Gereformeerd Primair Onderwijs
Zorgfederatie Oost, Meppel Zwolle Enschede en omstreken
Uit nadere analyse blijkt dat samenwerkingsverbanden die een
registratiesysteem bijhouden, over het algemeen meer leerlingen op de
wachtlijsten doorgeven. Daarnaast geven deze coördinatoren vaker aan dat
leerlingen langer dan drie maanden op een plaatsingslijst staan en dat er
thuiszitters bekend zijn. Dat zou kunnen impliceren dat deze coördinatoren
beter zicht hebben op de werkelijke situatie dan coördinatoren die geen
registratiesysteem bijhouden. Het is dan ook mogelijk dat deze laatst
genoemde groep een lager aantal leerlingen doorgeeft dan zou moeten, doordat
de aantallen niet vanzelfsprekend worden geregistreerd.
20
3.3.2 Plaatsingslijst gerelateerd aan omvang samenwerkingsverband
De inspectie onderscheidt drie categorieën gerelateerd aan de omvang van
samenwerkingsverbanden, te weten kleine, middelgrote of grote
samenwerkingsverbanden. Deze indeling is gebaseerd op het totaal aantal
leerlingen. Een klein samenwerkingsverband heeft minder dan vijfduizend
leerlingen. Een middelgroot samenwerkingsverband heeft vijf- tot tienduizend
leerlingen en een groot samenwerkingsverband heeft meer dan tienduizend
leerlingen.
Plaatsingslijsten komen het meest voor bij middelgrote
samenwerkingsverbanden. Grote samenwerkingsverbanden hebben het minst
vaak een plaatsingslijst. Dit laatste komt overeen met de bevindingen uit 2005.
Samenvattend kan worden gesteld dat de positieve ontwikkeling de dalende
lijn in de omvang van de plaatsingslijsten- van de voorgaande jaren, in 2006
niet wordt doorgezet. De oorzaak van de stijging is toe te kennen aan drie
samenwerkingsverbanden met een hoog aantal leerlingen op de plaatsingslijst.
Echter, daarbij dient te worden benadrukt dat dit slechts drie van de 239
samenwerkingsverbanden betreft. Positief is de daling van het aantal
samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst in 2006.
3.3.3 Wachttijd
In deze paragraaf komen eerst de wachttijden gerelateerd aan de
plaatsingsdata 1 januari, 1 april, begin schooljaar- aan de orde. Daarna wordt
nader ingegaan op het aantal leerlingen dat langer dan drie maanden op een
plaatsinglijst staat.
Wachttijden gerelateerd aan plaatsingsdata
Op 1 oktober 2006 staan in totaal 78 leerlingen op een plaatsingslijst voor het
speciaal basisonderwijs. Onderstaande tabel geeft aan sinds wanneer de
leerlingen wachten op plaatsing.
Tabel 3.3c: De wachttijden van leerlingen op plaatsingslijsten op 1 oktober van 2001 t/m 2006
1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 oktober
2001 2002 2003 2004 2005 2006
Wachttijd Aantal lln* Aantal lln Aantal lln Aantal lln Aantal lln Aantal lln
Sinds begin 304 315 136 46 26 71
schooljaar
Vanaf 1 april
(meer dan 3 226 117 67 13 3 6
maanden)
Sinds 1 januari
(meer dan 6 80 7 32 13 1 0
maanden)
Onbekend 10 36 5 0 25 1
TOTAAL 620 475 240 72 55 78
* `lln' staat voor leerlingen
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in 2006 71 leerlingen wachten sinds het
begin van het schooljaar (2006-2007). Dat houdt in dat de daling die in 2004
is ingezet, dit jaar niet gecontinueerd wordt. Wanneer deze leerlingen echter
voor 1 januari 2007 worden geplaatst, gebeurt dat op tijd. De coördinatoren
verwachten 53 leerlingen voor deze datum te plaatsen. Sinds 2001, wachten
21
de meeste leerlingen vanaf het begin van het schooljaar tot 1 oktober op een
plaats in het speciaal basisonderwijs.
Leerlingen langer dan drie maanden op de plaatsingslijst
Wanneer leerlingen langer dan de wettelijk toegestane termijn op de
plaatsingslijst staan is dat zorgwekkend. Leerlingen die vanaf 1 april tot 1
oktober wachten op een plaats in het speciaal basisonderwijs, staan dus te
lang op de plaatsingslijst. Uit tabel 3.3c blijkt dat het op 1 oktober 2006 6
leerlingen betreft. Dat is hoger dan de 3 leerlingen in 2005, maar lager dan de
voorgaande jaren vanaf 2001. Twee coördinatoren geven een verklaring voor
de overschrijding van de verplichte plaatsingsdata in 2006. De ene coördinator
geeft aan dat de leerling kort voor de verplichte plaatsingsdatum op de
plaatsingslijst is gezet. Deze leerling gaat bij de volgende verplichte
plaatsingsdatum naar het speciaal basisonderwijs. Hiermee wordt echter de
wet (WPO, art. 40, lid 3) overtreden. De andere coördinator geeft aan dat de
leerlingen op de wachtlijsten staan bij de school van hun keuze.
Soms wachten leerlingen zelfs langer dan een half jaar op een passende
onderwijssituatie. In 2006 heeft geen van de coördinatoren aangegeven dat dit
op 1 oktober aan de orde is. Dat is niet voorgekomen sinds 2001. Er lijkt
sprake van een dalende trend, aangezien sinds 2002 met uitzondering van
2003- het aantal leerlingen dat langer dan een half jaar wacht, steeds kleiner
wordt. Dat is een positieve ontwikkeling.
Langer dan drie maanden op plaatsingslijst tijdens schooljaar 2005-2006
In de voorgaande alinea is gerapporteerd over het aantal leerlingen dat op de
peildatum (1 oktober 2006) langer dan drie maanden op de plaatsingslijst
staat. Deze paragraaf beschrijft het aantal leerlingen dat het gehele schooljaar
langer dan drie maanden op een plaatsingslijst heeft gestaan. De onderstaande
tabel toont het aantal leerlingen dat tijdens de schooljaren vanaf 2002-2003
tot en met 2005-2006 op de plaatsingslijst heeft gestaan. Ook vermeldt de
tabel hoeveel samenwerkingsverbanden het betreft.
Tabel 3.3d: Het aantal leerlingen dat langer dan drie maanden wacht tijdens de schooljaren en het
aantal samenwerkingsverbanden dat het betreft.
Schooljaar 2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006
Aantal leerlingen 2082 1303 475 198 137
Aantal samenwerkingsverbanden -* - 32 25 19
* - staat voor `onbekend'
De coördinatoren hebben aangegeven dat in het schooljaar 2005- 2006 in
totaal 137 leerlingen, verspreid over 19 samenwerkingsverbanden, langer dan
drie maanden op de plaatsingslijst hebben gestaan. Bij verschillende
samenwerkingsverbanden betreft het echter een behoorlijk aantal leerlingen. Zo
wachtten in vijf samenwerkingsverbanden tussen de 12 en 25 leerlingen langer
dan drie maanden op de plaats in het speciaal basisonderwijs. Een overzicht
van deze samenwerkingsverbanden is te vinden in bijlage IV.
Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat het aantal leerlingen dat in een
schooljaar langer dan drie maanden wacht op plaatsing, is afgenomen sinds
2002-2003. Ook het aantal samenwerkingsverbanden waar leerlingen deze tijd
moeten wachten, is gereduceerd.
Van 25 leerlingen was de wachttijd onbekend.
---
Samenvatting
Samenvattend kan worden gesteld dat sinds 2001 de meeste leerlingen die op
1 oktober van het schooljaar op de plaatsingslijst staan, op dat moment niet
langer dan drie maanden wachten. Op 1 oktober 2006 staat er geen leerling
langer dan 6 maanden op de wachtlijst. Het aantal leerlingen dat gezien over
een heel schooljaar langer dan drie maanden op een plaatsingslijst staat is
afgenomen sinds 2001.
3.3.4 Begeleiding van leerlingen op de plaatsingslijst
Leerlingen die op een plaatsingslijst staan, ontvangen op dat moment niet de
vorm van onderwijs die passend voor hen wordt geacht. Totdat zij in het
speciaal basisonderwijs geplaatst worden, ontvangen deze leerlingen immers
elders onderwijs. Samenwerkingsverbanden kunnen oplossingen zoeken om de
leerlingen tot de plaatsing extra ondersteuning te bieden. In tabel 3.3e wordt
getoond welke begeleiding leerlingen ontvangen die op een plaatsingslijst staan
van 2001 tot 2006.
Tabel 3.3e: De wijze van begeleiding van leerlingen die op 1 oktober op een plaatsingslijst staan
van 2001 t/m 2006.
2001 2002 2003 2004 2005 2006
Wijze van begeleiding Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal
llln llln llln llln llln llln
Ambulante begeleiding op de
basisschool 304 171 60 44 11 24
Geen ambulante begeleiding op de 279 242 161 23 18 45
basisschool
Verblijf in een andere vorm van 37 52 19 5 1 4
onderwijs (zoals SO, medische opvang)
Leerlingen die thuis zitten 6 5 0 0 0 1
Onbekend 0 5 0 0 25 4
TOTAAL aantal leerlingen 626 475 240 72 55 78
De bovenstaande tabel toont dat het aantal leerlingen dat ambulante
begeleiding ontvangt op de basisschool per jaar behoorlijk schommelt. De
coördinatoren hebben aangegeven dat 24 leerlingen ambulante begeleiding
ontvangen tijdens de wachttijd voor het speciaal basisonderwijs. Het betreft
meer dan het dubbele aantal leerlingen van 2005, maar aanzienlijk minder dan
de jaren daarvoor.
Daarnaast ontvangen 45 leerlingen in 2006 geen ambulante begeleiding
gedurende de tijd dat zij op de plaatsingslijst staan. Uit de tabel blijkt dat het
aantal leerlingen dat geen ambulante begeleiding ontvangt, de afgelopen jaren
is gereduceerd. In 2006 neemt deze groep leerlingen echter toe. Uit nadere
analyse blijkt dat in 8 samenwerkingsverbanden leerlingen geen ambulante
begeleiding ontvangen. Dit kan impliceren dat deze samenwerkingsverbanden
in het geheel geen ambulante begeleiding organiseren. Uit de zorgplannen blijkt
echter dat dit niet geval is. Het merendeel van deze samenwerkingsverbanden
biedt (preventieve) ambulante begeleiding aan. Echter, in slechts één zorgplan
wordt genoemd dat de ambulante begeleiding ook wordt aangeboden aan
leerlingen die op een plaatsingslijst staan.
23
Bij de bovenstaande vergelijking dient te worden opgemerkt dat het vergelijken
met 2005 lastig is. In dat jaar is namelijk de begeleidingsvorm van een groot
aantal leerlingen niet bekend.
3.4 Regionale verschillen
De Inspectie van het Onderwijs is de laatste jaren nagegaan in hoeverre de
plaatsingslijsten verschillen tussen drie grote stedenregio's en de rest van
Nederland.
Uit de gegevens van coördinatoren in 2006 blijken samenwerkingsverbanden
met (hoge) plaatsingslijsten verspreid te zijn over Nederland. Dat komt overeen
met de conclusie van 2005 en 2004, namelijk dat de hoogte van het aantal
leerlingen op de plaatsingslijsten niet toe te kennen is aan een stedenregio in
een bepaalde provincie. In 2003 en 2002 is geconcludeerd dat in Noord-
Holland, Zuid-Holland en Utrecht (de Randstad) gemiddeld meer leerlingen per
samenwerkingsverband op de plaatsingslijst stonden.
3.5 Thuiszitters
De Inspectie van het Onderwijs definieert thuiszittende leerlingen als leerlingen
die leerplichtig zijn op het moment van de peildatum (1 oktober 2006) en
feitelijk geen enkele vorm van onderwijs volgen. Het betreft dus thuiszittende
leerlingen die geen vrijstelling hebben van de leerplicht.
De onderstaande tabel toont het aantal thuiszittende leerlingen op 1 oktober
2006, dat door de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden is
doorgegeven.
Tabel 3.3f: Het aantal thuiszittende leerlingen op 1 oktober 2006, dat door de coördinatoren van
de samenwerkingsverbanden is doorgegeven.
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Thuiszitters die op een wachtlijst -* - 15 6 0 5 3
staan
Overige thuiszitters 31 20 35 24 24 16 8
TOTAAL AANTAL THUISZITTERS 31 20 50 30 24 21 11
* - staat voor `onbekend'
Op 1 oktober 2006 zijn in totaal 11 thuiszitters geteld op basis van de
gegevens van de coördinatoren. In 2005 zijn 21 thuiszittende leerlingen
doorgegeven. In 2004 ging het om 24 leerlingen en in 2003 om 30 leerlingen.
De periode van het ontbreken van onderwijs varieert. Op de peildatum in 2006
zitten 4 leerlingen maximaal vier weken thuis. Daarnaast zitten 4 leerlingen vier
tot acht weken thuis. Twee leerlingen zitten acht tot twaalf weken thuis. Eén
leerling volgt meer dan zes maanden geen onderwijs.
Van de opgegeven thuiszitters in 2006 staat één op een plaatsingslijst en twee
op een onderzoekslijst. Dat houdt in dat 8 leerlingen niet op een wachtlijst
staan. De inspectie neemt contact op met de betreffende leerplichtambtenaren
om een zo spoedig mogelijke hervatting van het schoolbezoek van deze
leerlingen te bewerkstelligen. In 2005 stonden vier leerlingen op de
plaatsingslijst en één op de onderzoekslijst. In 2004 stond geen van de
thuiszitters op een plaatsings- of onderzoekslijst. In 2003 waren dat er
respectievelijk één en vijf. Evenals in 2005 is in 2006 het aantal thuiszittende
jongens in de meerderheid.
24
Samenvattend kan worden gesteld dat het aantal thuiszitters dat is
doorgegeven door de coördinatoren van samenwerkingsverbanden, in 2006 is
gedaald ten opzichte van de voorgaande jaren. Er lijkt een trend van een dalend
aantal thuiszitters te ontstaan, gebaseerd op het aantal leerlingen dat bij de
coördinatoren van samenwerkingsverbanden bekend is.
Het merendeel van de thuiszitters volgt op 1 oktober 2006 acht weken geen
onderwijs. Eén leerling is meer dan een half jaar een thuiszitter.
25
4 ACHTERGRONDEN VAN PLAATSINGSLIJSTEN
Aan de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden is gevraagd
verklaringen voor de plaatsingslijsten te geven. De inspectie heeft diverse
verklaringen voorgelegd. Aan de samenwerkingsverbanden met een
plaatsingslijst is gevraagd deze verklaringen al dan niet te bevestigen.
Daarnaast is ruimte geboden voor het geven van verklaringen die niet in de lijst
voorkomen.
Tevens hebben de coördinatoren aangegeven welke maatregelen getroffen zijn
ter voorkoming of beperking van de plaatsingslijsten.
De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. In paragraaf 4.1 zijn de verklaringen
beschreven. In paragraaf 4.2 worden de getroffen maatregelen weergegeven.
4.1 Verklaringen voor plaatsingslijsten
In de vragenlijst is gevraagd naar verklaringen op het niveau van het
samenwerkingsverband en op schoolniveau. In bijlage I is een overzicht van de
antwoorden te vinden.
4.1.1 Niveau samenwerkingsverband
Elf van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst, hebben de
vraag naar verklaringen op het niveau van samenwerkingsverbanden
beantwoord. Er wordt geen eenduidige verklaring voor de plaatsingslijsten
gegeven. Het merendeel van de elf samenwerkingsverbanden geeft aan dat de
door de inspectie genoemde mogelijke verklaring, niet op hen van toepassing
is.
De meest genoemde verklaring is dat de plaatsingsproblematiek ontstaat door
de toestroom van leerlingen van buiten het samenwerkingsverband, waarop
het samenwerkingsverband geen greep heeft (zoals medisch
kinderdagverblijven en internaten). Vijf coördinatoren geven deze verklaring
(45% van de samenwerkingsverbanden die verklaringen hebben gegeven).
Sinds 2000 (met uitzondering van 2004) is deze verklaring door ongeveer een
derde van de coördinatoren genoemd.
De daarna meest genoemde verklaring in 2006 is dat de toestroom van
leerlingen binnen het samenwerkingsverband veroorzaakt wordt door een grote
instroom van jonge risicoleerlingen (27%). Ook in 2000 noemde ongeveer een
kwart van de coördinatoren deze verklaring. Echter, vanaf 2001 tot en met
2005 is deze verklaring door relatief weinig coördinatoren genoemd.
De verklaring dat inkomend grensverkeer de plaatsingslijsten veroorzaakt,
wordt in 2006 weinig genoemd. In de voorgaande jaren is deze verklaring
echter door relatief veel coördinatoren genoemd.
De overige verklaringen die door de inspectie zijn voorgelegd, zijn door enkele
samenwerkingsverbanden bevestigd.
Aanvullende verklaringen worden door een gering aantal coördinatoren
genoemd. Deze verklaringen zijn zo divers, dat het belang voor deze landelijke
analyse beperkt is.
26
4.1.2 Schoolniveau
Het schoolniveau heeft betrekking op de verklaringen voor de plaatsingslijsten
die vanuit het perspectief van het speciaal basisonderwijs worden gegeven.
Tien van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst hebben
geantwoord op de vraag naar verklaringen. In bijlage II is een overzicht van de
antwoorden te vinden.
Duidelijke verklaringen komen niet naar voren. De meeste coördinatoren 50
procent van de coördinatoren die verklaringen op schoolniveau hebben
gegeven- geven aan dat de maximale groepsgrootte in het speciaal
basisonderwijs is bereikt. Sinds 2000 is deze verklaring door de meeste
coördinatoren genoemd.
Daarnaast wordt in 2006 het lerarentekort (30%) vaker genoemd dan een
huisvestingsproblemen (20%). Dit, in tegenstelling tot de voorgaande jaren.
Van 2000 tot 2005 zijn de huisvestingsproblemen vaker genoemd dan het
lerarentekort. Evenals de voorgaande twee jaren wordt door geen van de
coördinatoren aangegeven dat de plaatsingslijsten bestaan doordat de scholen
voor speciaal basisonderwijs leerlingen enkel aan het begin van het schooljaar
toelaten.
4.2 Maatregelen voor het voorkomen of beperken van
plaatsingslijsten
Plaatsingslijsten zijn onwenselijk omdat het meestal betekent dat leerlingen
moeten wachten op onderwijs dat geschikt voor hen wordt geacht. Daarom
tracht men door verschillende maatregelen de plaatsingslijsten op te lossen en
te voorkomen. De maatregelen kunnen zowel betrekking hebben op het
samenwerkingsverband, het speciaal basisonderwijs als op het basisonderwijs.
In bijlage 3 staat een overzicht met de antwoorden van de coördinatoren. De
onderstaande bevindingen zijn op deze gegevens gebaseerd.
Van alle maatregelen is het meest genoemd dat basisscholen van het
samenwerkingsverband hun professionaliteit hebben vergroot door verbetering
van de zorg (132 coördinatoren). Daarna volgt het verzamelen van kengetallen,
waardoor beter te sturen is binnen samenwerkingsverbanden (90
coördinatoren). Vanaf 2003 zijn er gegevens beschikbaar over de genomen
maatregelen. Sinds dat jaar worden beide maatregelen door de meeste
coördinatoren genoemd.
De minst genoemde maatregel is dat het speciaal onderwijs haar kwaliteit
vergroot `waardoor er meer terugstroom plaatsvindt naar het basisonderwijs'
(13 coördinatoren, 6%). Dat komt overeen met 2005. In 2003 en 2004
noemde respectievelijk 32 en 26 procent van de coördinatoren deze maatregel.
Samenwerkingsverband
Op het niveau van het samenwerkingsverbanden wordt het verzamelen van
kengetallen om daarmee te sturen, het meest genoemd (90 coördinatoren). De
minst genoemde maatregel is dat de PCL-criteria worden aangescherpt (35
coördinatoren). Deze meest en minst genoemde maatregelen komen overeen
met de voorgaande jaren.
27
Speciaal basisonderwijs
De maatregelen met betrekking tot het speciaal basisonderwijs zijn
onderverdeeld in drie categorieën. Ten eerste de bevordering van de kwaliteit,
ten tweede uitbreiding van de capaciteit en ten derde vermeerdering van het
aantal toelatingsmomenten.
De categorie `vermeerdering van het aantal toelatingsmomenten' wordt het
meest genoemd door de coördinatoren.
Binnen deze categorie wordt het aantal toelatingsmomenten vermeerderen naar
`meer dan drie momenten per schooljaar' (68 coördinatoren) iets vaker
genoemd dan `naar drie momenten per schooljaar' (59 coördinatoren). Deze
verhouding komt ongeveer overeen met de voorgaande jaren. Alleen in 2003
was het verschil groter, waarbij `naar drie momenten per schooljaar' het meest
is genoemd. Dat jaar zijn de drie verplichte plaatsingsdata ingesteld.
De minst genoemde maatregel behoort tot de categorie bevordering van de
kwaliteit. Het betreft de vergroten van de kwaliteit ` waardoor er meer
terugstroom plaatsvindt naar het basisonderwijs' (13 coördinatoren). Dit komt
overeen met 2005. Dat zou kunnen impliceren dat het speciaal basisonderwijs
onvoldoende als tijdelijke opvang wordt beschouwd. Dat komt niet overeen
met Weer Samen Naar School-beleid. Dat beleid wordt nagestreefd door de
projectorganisatie (WSNS+) die samenwerkingsverbanden ondersteunt in
opdracht van het ministerie van OCW. Het doel is om zo veel mogelijk
leerlingen de benodigde zorg en begeleiding te bieden in het regulier
basisonderwijs. Dat houdt in dat leerlingen uit het speciaal basisonderwijs,
indien mogelijk, worden teruggeplaatst naar het regulier basisonderwijs. In
2004 en 2003 is deze maatregel regelmatig genoemd.
De minst genoemde maatregelen hadden toen betrekking op het uitbreiden van
de capaciteit van het speciaal basisonderwijs door `betere huisvesting' en `de
groepen te vergroten'. Deze laatst genoemde maatregel is ook in 2006 en
2005 weinig genoemd.
Het basisonderwijs
Met betrekking tot het basisonderwijs wordt verreweg het meest genoemd dat
de professionaliteit in het basisonderwijs wordt vergroot door verbetering van
de zorg op de basisscholen (132 coördinatoren). Daarnaast noemt een klein
deel van de coördinatoren (24 coördinatoren) dat flexibeler wordt omgegaan
met de terugstroom naar basisscholen. Deze verhouding komt overeen met de
genoemde maatregelen in de voorgaande jaren.
28
5 CONCLUSIE EN BESCHOUWING
Dit hoofdstuk geeft de conclusie en de beschouwing op de resultaten zoals
gerapporteerd in hoofdstuk 3 en 4. Eerst worden conclusies op basis van de
resultaten van 2006 gepresenteerd (paragraaf 5.1). In paragraaf 5.2 volgt de
beschouwing.
5.1 Conclusies
In totaal hebben 219 van de 239 coördinatoren van samenwerkingverbanden
geparticipeerd in het onderzoek naar wachtlijsten. De peildatum voor het
onderzoek is 1 oktober 2006.
Hierna komen achtereenvolgens conclusies aan de orde met betrekking tot de
onderzoekslijsten, de plaatsingslijsten en de thuiszitters. Tot slot van deze
paragraaf volgt een terugblik op resultaten van de voorgaande jaren.
5.1.1 Onderzoekslijsten
De coördinatoren geven aan dat op 1 oktober 2006 652 leerlingen op een
onderzoekslijst staan. Dat zijn gemiddeld 2,7 leerlingen per
samenwerkingsverband. Deze leerlingen wachten op een onderzoek of een
indicatiestelling, zodat bepaald kan worden of zij toegelaten worden tot het
speciaal basisonderwijs. De gemiddelde wachttijd is 5,3 weken. Tijdens het
gehele schooljaar 2005-2006 wachtten 267 leerlingen langer dan drie
maanden op een onderzoek.
Overigens zijn voor de onderzoekslijsten geen maximale wachttijden in de wet
op het primair onderwijs vastgelegd. Echter, de Inspectie van het Onderwijs is
op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht van mening, dat
onderzoeksaanvragen in principe binnen acht weken afgehandeld dienen te
worden.
5.1.2 Plaatsinglijsten
De coördinatoren hebben doorgegeven dat op 1 oktober 2006 21
samenwerkingsverbanden een plaatsingslijst hebben. In totaal staan 78
leerlingen op de plaatsingslijsten van deze samenwerkingsverbanden WSNS.
Dat zijn gemiddeld 0,3 leerling per samenwerkingsverband. Deze leerlingen
hebben reeds een beschikking voor het speciaal basisonderwijs, maar wachten
op een plaats.
Van de 78 leerlingen staan op de peildatum 6 leerlingen langer dan drie
maanden op een plaatsingslijst. Tijdens het gehele schooljaar 2005-2006
hebben 137 leerlingen, verspreid over 19 samenwerkingsverbanden, langer
dan drie maanden op een plaatsingslijst gestaan.
Nadere analyse laat zien dat plaatsingslijsten het meest voorkomen bij
middelgrote samenwerkingsverbanden. Grote samenwerkingsverbanden
hebben het minst vaak een plaatsingslijst. Dit laatste komt overeen met de
bevindingen van 2005.
29
Van de 78 leerlingen die op 1 oktober 2006 op een plaatsingslijst staan,
ontvangen 45 leerlingen geen ambulante begeleiding tijdens de wachtperiode
voor het speciaal basisonderwijs.
Slechts een beperkt aantal coördinatoren noemt oorzaken voor het ontstaan
van de plaatsingslijsten.
De meeste coördinatoren noemen de maatregel `de verbetering van de zorg op
de basisscholen' om plaatsingslijsten te voorkomen of te reduceren (132
coördinatoren). Ook in de voorgaande jaren (vanaf 2003) is deze maatregel het
meest genoemd. De minst genoemde maatregel is `het bevorderen van de
terugstroom van leerlingen naar het basisonderwijs'. Dit is opvallend aangezien
de verbetering van de zorg op de basisscholen zou moeten bewerkstelligen dat
meer leerlingen terugkeren naar het basisonderwijs. Het streven van WSNS is
immers om de integratie van leerlingen met extra zorg en begeleiding te
bevorderen in het basisonderwijs. De Inspectie van het Onderwijs is dan ook
van mening dat de re-integratie van leerlingen naar het basisonderwijs, indien
mogelijk, één van de maatregelen van de samenwerkingsverbanden behoort te
zijn. Ook in 2005 is deze maatregel het minst genoemd (13 coördinatoren). In
2003 en 2004 is door deze maatregel meer dan het dubbele aantal
respondenten genoemd.
5.1.3 Thuiszitters
In totaal zijn op 1 oktober 2006 11 thuiszitters bij de coördinatoren van
samenwerkingsverbanden bekend. In 2006 verblijven de meeste thuiszitters
tussen de 4 en 8 weken thuis. Echter, slechts 3 van 11 leerlingen staan op de
peildatum op een wachtlijst.
5.1.4 Terugblik op resultaten voorgaande jaren
Sinds 2004 is het aantal leerlingen op de onderzoekslijsten op de peildatum 1
oktober gestegen:1292 leerlingen in 2000, 1030 in 2001, 1062 in 2002, 837
in 2003, 529 in 2004, 604 in 2005 en 652 in 2006. Het aantal leerlingen dat
langer dan drie maanden wacht op een onderzoek tijdens het schooljaar, stijgt
sinds het schooljaar 2004-2005: 577 leerlingen in 2002-2003, 197 in 2003-
2004, 231 in 2004-2005 en 267 leerlingen in 2005-2006.
Het aantal leerlingen op de plaatsingslijsten is, na de daling vanaf 2003, in
2006 opnieuw toegenomen: 500 leerlingen in 2000, 620 in 2001, 475 in
2002, 240 in 2003, 72 in 2004, 55 in 2005 en 78 in 2006. Het aantal
samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst is gedaald ten opzichte van
de voorgaande jaren, met uitzondering van 2004: 90 samenwerkingsverbanden
in 2000, 91 in 2001, 79 in 2002, 50 in 2003, 19 in 2004, 27 in 2005 en 21
in 2006.
De trend van de afgelopen jaren is een afname van zowel het aantal leerlingen
op een plaatsingslijst als het aantal samenwerkingsverbanden met een
plaatsingslijst. In 2006 wordt deze trend voortgezet ten aanzien van het aantal
samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst. Het aantal leerlingen op een
plaatsingslijst is echter toegenomen sinds 2004. Deze stijging wordt in 2006
voornamelijk veroorzaakt door drie samenwerkingsverbanden met
respectievelijk 7, 18 en 20 leerlingen op hun plaatsingslijst.
De inspectie neemt contact op met de betreffende leerplichtambtenaren om een zo spoedig
mogelijke hervatting van het schoolbezoek van de overige acht leerlingen te bewerkstelligen.
30
Het aantal thuiszitters is sinds 2002 gedaald: 31 thuiszitters in 2000, 20 in
2001, 50 in 2002, 30 in 2003, 24 in 2004, 21 in 2005 en 11 in 2006. Dat is
een positieve ontwikkeling, aangezien het aantal thuiszitters twee jaar geleden
nog meer dan het dubbele aantal betrof.
De in 2006 meest getroffen maatregel voor het oplossen of beperken van de
plaatsingslijsten, komt overeen met de voorgaande jaren vanaf 2003.
Uit het bovenstaande blijkt dat de veranderingen tussen de jaren gering zijn.
Gezien de kleine aantallen lijken de verschillen voorshands geen structurele
betekenis te hebben.
5.1.5 Slotconclusie
Samengevat kan worden geconcludeerd dat op de oktoberpeildatum het totaal
aantal leerlingen op de wachtlijsten in 2006 is gestegen vergeleken met de
voorgaande jaren. In 2006 staan gemiddeld 2,7 leerlingen op de onderzoekslijst
en gemiddeld 0,3 leerling op de plaatsingslijst per samenwerkingsverband.
Het aantal samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst is gedaald ten
opzichte van 2005. Ook het aantal bij de coördinatoren bekende thuiszitters is
gedaald vergeleken met de voorgaande jaren. Daarbij dient te worden
opgemerkt dat de leerlingaantallen in 2006 in werkelijkheid wellicht hoger
liggen.
5.2 Beschouwing
In 5.2.1 worden verschillende samenhangen beschreven. Tot slot wordt een
aantal andere inspectieonderzoeken gerelateerd aan het onderhavige onderzoek
over de wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs (5.2.2).
5.2.1 Verbanden tussen factoren
Nadere (statistische) analyses laten een aantal interessante verbanden zien.
De omvang van samenwerkingsverbanden
De grootte van het samenwerkingsverband vertoont ook een samenhang met
het aantal leerlingen op het speciaal basisonderwijs. Er is geconstateerd dat
hoe groter het samenwerkingsverband is, des te minder leerlingen naar het
speciaal basisonderwijs gaan. Een mogelijke verklaring is dat er in de grotere
samenwerkingsverbanden meer ondersteuning is voor zorg op maat in het
basisonderwijs.
Er bestaat een verband tussen de grootte van het samenwerkingsverband en
de afhandelingsduur van de permanente commissie leerlingenzorg (PCL). Er is
geconstateerd dat hoe groter het samenwerkingsverband is, des te sneller de
PCL een onderzoeksaanvraag heeft afgehandeld. Een mogelijke verklaring is
dat bij grote samenwerkingsverbanden, minder leerlingen worden aangemeld
bij de PCL. Indien dat het geval is, zal de PCL mogelijk in staat zijn om de
onderzoeken sneller af te ronden, dan wanneer vele onderzoeken gelijktijdig
plaatsvinden.
31
Het deelnamepercentage
Daarnaast bestaat het volgende verband: hoe hoger het deelnamepercentage,
des te langer duurt het voordat de onderzoeksaanvraag is afgehandeld én des
te hoger is het aantal leerlingen dat op de plaatsingslijst staat.
Hier lijkt zich een tweeledig capaciteitsvraagstuk voor te doen. Enerzijds is er
een druk op de capaciteit van de PCL met betrekking tot de afhandeling van
het aantal onderzoeksvragen. Anderzijds is de SBO-school reeds relatief groot.
Dit zet druk op een verdere groei van de capaciteit van de school en
financiering vanuit het samenwerkingsverband.
Uit een steekproef van samenwerkingsverbanden met een hoog
deelnamepercentage blijkt dat weinig beleid wordt gevoerd om het
verwijzingspercentage te reduceren.
Verder blijken de zorg en begeleiding van basisscholen in
samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage (meer dan 4
procent), significant vaker onvoldoende te worden beoordeeld dan het landelijk
gemiddelde. Onderzoek toont aan dat risicoleerlingen, die naar het speciaal
basisonderwijs worden verwezen, minder adaptief onderwijs hebben ontvangen
dan vergelijkbare, niet verwezen risicoleerlingen (Meijer, 2004).
Uit een steekproef blijkt dat samenwerkingsverbanden met een hoog
deelnamepercentage, in hun zorgplannen claimen actief te werken aan adaptief
onderwijs. Vooralsnog levert dat voor deze groep scholen nog onvoldoende
resultaat op.
Een andere verklaring kan zijn dat de positie van het speciaal basisonderwijs in
het samenwerkingsverband niet helder is. Pijl noemt de positie van het speciaal
basisonderwijs in het samenwerkingsverband een `punt van zorg' (Meijer,
2004). Smeets (2003) impliceert dat het speciaal basisonderwijs meer zou
kunnen betekenen in de bevordering van de zorg en begeleiding in het regulier
basisonderwijs. In zijn onderzoek stelt hij dat coördinatoren en intern
begeleiders van verschillende samenwerkingsverbanden aangeven dat het
speciaal basisonderwijs meer fungeert als `opvangvoorziening' dan als
vraagbaak voor het regulier basisonderwijs. Ook kan het speciaal
basisonderwijs teams van reguliere basisscholen vaker begeleiden (Smeets,
2003).
Daarnaast blijkt uit nadere analyse dat scholen voor speciaal basisonderwijs
behorende tot samenwerkingsverbanden met een hoog deelnamepercentage
(meer dan 4%), significant een strenger toezichtarrangement ontvangen van de
inspectie. Op bijna de helft van de beoordeelde kwaliteitsindicatoren worden
deze scholen lager beoordeeld dan de overige scholen voor speciaal
basisonderwijs. De grootste verschillen betreffen de kwaliteitszorg, het aanbod
en de zorg, begeleiding inclusief toetsingsinstrumenten. Binnen de
kwaliteitszorg gaat het specifiek om de indicatoren over een inzichtelijke
rapportage van de gerealiseerde onderwijskwaliteit én het borgen van de
kwaliteit van leren en onderwijzen. Binnen het aanbod betreft het een indicator
over de mate waarin de kerndoelen dekkend zijn voor de aangeboden
leerinhouden op taal- en rekengebied. Binnen de begeleiding, zorg en
toetsingsinstrumenten betreft het de indicator over het gebruik van een
Het betreft het percentage leerlingen ten opzichte van de totale omvang van het
samenwerkingsverband, dat onderwijs volgt op een school voor speciaal basisonderwijs.
Het betreft zestien samenwerkingsverbanden en de daarbij behorende 216 scholen.
32
samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van
de prestaties en ontwikkeling van de leerlingen.
Samenwerkingsverbanden, besturen en scholen hebben tot taak om adequate
zorg (en begeleiding) te bieden voor alle leerlingen. Daarom kan worden gesteld
dat de samenwerkingsverbanden met een deelnamepercentage hoger dan 4
procent en de bijbehorende besturen en scholen, de hiervoor genoemde taak
onvoldoende hebben gerealiseerd.
Overige verbanden
Tot slot is er een verband tussen het nemen van maatregelen voor het
voorkomen of beperken van de plaatsingslijsten en de vermoedelijke data
waarop leerlingen geplaatst worden. De coördinatoren die aangeven dat
maatregelen getroffen zijn omtrent de plaatsingslijsten, blijken namelijk ook in
staat zijn om de vermoedelijke plaatsingsdata voor de leerlingen op de
wachtlijst aan te geven. Dit kan duiden op een goed bestuurlijk vermogen.
5.2.2 Relatie met eerdere inspectieonderzoeken
In 2004 heeft de inspectie het project `Specifieke aanpak wachtlijsten'
uitgevoerd in samenwerking met WSNS-plus. Dit project is nader toegelicht in
paragraaf 3.2. Daarnaast is in 2004 is aan de hand van een pilot de kwaliteit
van 14 samenwerkingsverbanden in kaart gebracht. Tot slot is in 2007 een
rapport uitgebracht over de kwaliteit van het speciaal basisonderwijs.
Deze onderzoeken worden gerelateerd aan het onderhavige onderzoek over de
wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs.
Specifieke aanpak wachtlijsten
Dankzij het project `Specifieke aanpak wachtlijsten' zijn de wachtlijsten van
het merendeel van de participerende samenwerkingsverbanden sterk
afgenomen. Indertijd zijn echter vraagtekens geplaatst bij de duurzaamheid van
de gereduceerde wachtlijsten. Door gebrek aan bestuurlijke slagkracht en
personele problematiek, zouden de wachtlijsten opnieuw toe kunnen nemen
(Inspectie van het Onderwijs, 2004b). In het onderhavige onderzoek naar
wachtlijsten in 2006 is geconcludeerd dat de wachtlijsten inderdaad zijn
toegenomen. Uit nadere analyse blijkt echter dat slechts vijf van de 49
samenwerkingsverbanden uit het project `Specifieke aanpak wachtlijsten een
wachtlijst hebben. Daarvan hebben 2 samenwerkingsverbanden een relatief
hoge wachtlijst. Geen van de vijf samenwerkingsverbanden noemen
verklaringen in de trend van personele problematiek of bestuurlijke slagkracht.
Uit deze nadere analyse kan worden geconstateerd dat er geen direct verband
is tussen het voorkomen van de wachtlijsten en de samenwerkingsverbanden
die enige jaren geleden hoge wachtlijsten hadden.
Pilot kwaliteit van samenwerkingsverbanden WSNS
In 2004 heeft de Inspectie van het Onderwijs een pilot uitgevoerd naar
toezicht op samenwerkingsverbanden WSNS (Inspectie van het Onderwijs,
2006). De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2005 veertien
samenwerkingsverbanden onderzocht en de kwaliteit van de bovenschoolse
zorgstructuur beoordeeld. Tijdens deze pilot is tevens een passend
waarderingskader voor het toezicht op samenwerkingsverbanden ontwikkeld.
Overigens is het gezien de geringe steekproef niet mogelijk om de resultaten
van de pilot te generaliseren naar de overige samenwerkingsverbanden.
---
Daarentegen is het wel mogelijk om overeenkomsten te benoemen tussen de
resultaten van de pilot en het onderhavige onderzoek naar de wachtlijsten.
De resultaten van de pilot tonen een tweedeling in de
samenwerkingsverbanden. Enerzijds de groep van samenwerkingsverbanden
met een relatief hoog verwijzingspercentage en een beperkte zorgcapaciteit
(groep 1). Anderzijds de groep van samenwerkingsverbanden met een relatief
laag verwijzingspercentage en een voldoende tot goede zorgcapaciteit (groep
2).
Groep 1 en 2 lopen behoorlijk uiteen op drie beoordeelde kwaliteitsaspecten.
Daarbij is groep 2 vaker met een voldoende beoordeeld dan groep 1. Het
betreft de kwaliteitsaspecten `sturing van de bovenschoolse zorg', `uitvoering
van de zorg' en `bewaking van voortgang in de ontwikkeling van
zorgleerlingen'.
De twee groepen uit de pilot hebben ook deelgenomen aan het onderzoek naar
wachtlijsten. De gegevens van deze groepen zijn vergeleken met de landelijke
groep uit het onderhavige onderzoek naar wachtlijsten. Daaruit blijkt dat bij
groep 2 over het algemeen minder leerlingen op plaatsingslijsten staan dan bij
de overige samenwerkingsverbanden (de `landelijke groep'). Ook blijkt dat bij
groep 2 minder leerlingen langer dan drie maanden wachten ten opzichte van
de landelijke groep.
Kwaliteit van het speciaal basisonderwijs in 2005 en 2006
De inspectie heeft recentelijk een rapport uitgebracht over de
onderwijskwaliteit van het speciaal basisonderwijs. Uit onderzoek blijkt dat de
onderwijskwaliteit van slechts de helft van de scholen voor speciaal
basisonderwijs voldoende is. Voornamelijk het ontbreken van
ontwikkelingsperspectief voor de leerlingen en de bijbehorende summatieve en
formatieve evaluatie is daar debet aan (Inspectie van het Onderwijs, 2007).
In het rapport wordt gewezen op de toename van de multiproblematiek in het
speciaal basisonderwijs. De oorzaak lijkt te vinden in het feit dat veel reguliere
basisscholen bij deze complexiteit overvraagd zijn. De inspectie constateert
naar aanleiding van schoolbezoeken een hiermee samenhangende verschuiving
in de leerlingenpopulatie. Het betreft geïndiceerde leerlingen voor het speciaal
onderwijs, die met een budget (de `rugzak') onderwijs krijgen in het regulier of
speciaal basisonderwijs. Zeker in regio's waar er plaatsingsproblemen op
cluster 4-scholen (leerlingen met gedragsproblemen) zijn, fungeert de school
voor speciaal basisonderwijs soms als `wachtkamer'. Ook blijkt een toename
van het aantal leerlingen in speciaal basisonderwijs voort te komen uit
leerlingen met een indicatiestelling voor cluster 3 (zeer moeilijk lerende
leerlingen). Tot slot noemen de scholen voor speciaal basisonderwijs vaker
tijdens schoolbezoeken dat de capaciteiten van hun leerlingen flink teruglopen
en dat de LOM-leerling van weleer nauwelijks nog voorkomt (Inspectie van het
Onderwijs, 2007).
Uit het onderhavige onderzoek naar de wachtlijstproblematiek blijkt dat het
terugplaatsen van leerlingen naar het basisonderwijs, weinig als maatregel
wordt genoemd om de plaatsingslijsten te voorkomen of te beperken.
Mogelijk geeft de bovengenoemde toename van de problematiek een
verklaring. De constatering dat reguliere basisscholen al overvraagd zijn, zal
wellicht bewerkstelligen dat een teruggeplaatste leerling opnieuw onvoldoende
34
zorg en begeleiding ontvangt in het basisonderwijs (Inspectie van het
Onderwijs, 2007). Een andere verklaring kan zijn dat de het speciaal
basisonderwijs onvoldoende op de hoogte is van het niveau van de leerling,
waardoor niet aan terugplaatsing wordt gedacht. De inspectie spreekt immers
haar zorgen uit over het ontbreken van een plannend leerstofaanbod en het
gebrek aan een ontwikkelingsperspectief voor de leerlingen op de speciale
basisscholen (Inspectie van het Onderwijs, 2007). Een laatste mogelijke
verklaring is de geconstateerde relatieve leerachterstand op taal- en
rekengebied, ten opzichte van het regulier basisonderwijs (Jepma, 2003;
Jepma, 2005). Wanneer dat het geval is, wordt de terugplaatsing belemmerd.
35
LITERATUURLIJST
Inspectie van het Onderwijs (2003). Wachtlijsten in het speciaal
basisonderwijs. Peildatum 1 oktober 2003. Utrecht: Inspectie van het
Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2004a). Wachtlijsten in het speciaal
basisonderwijs. Peildatum 1 oktober 2004. Utrecht: Inspectie van het
Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2004b). Specifieke aanpak wachtlijsten speciaal
basisonderwijs. Inspectierapport nr. 2004-18, Utrecht: Inspectie van het
Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2005). Wachtlijsten in het speciaal
basisonderwijs. Peildatum 1 oktober 2005. Utrecht: Inspectie van het
Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2006). Toezicht op samenwerkingsverbanden.
Interne rapportage. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2007). De kwaliteit van het speciaal
basisonderwijs in 2005 en 2006. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Jepma, IJ. (2003). De schoolloopbaan van risicoleerlingen in het primair
onderwijs. Amsterdam: Thela Thesis.
Jepma, IJ. (2005). Risicoleerlingen: In het regulier basisonderwijs beter af dan
in het speciaal basisonderwijs. Vernieuwing, 64(2), 24-25.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007). Kerncijfers 2002-
2006. Kelpen: Hub, Tonnaer.
Tweede Kamer der Staten-Generaal (1998). Wet op het Primair Onderwijs
(WPO). `s-Gravenhage: Sdu Uitgevers.
Pijl, S.J. (2004). Kijken naar clusters. In C.J.W. Meijer (red.). WSNS
Welbeschouwd, pp. 60-62. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
Smeets, E.F.L. (2003). Op weg naar samenhang. De samenwerkingsverbanden
Weer Samen Naar School. Nijmegen: ITS.
36
37
38
BIJLAGE I - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP
NIVEAU SAMENWERKINGSVERBAND
De coördinatoren is gevraagd om door de inspectie opgestelde mogelijke
verklaringen voor plaatsingslijsten op het niveau van het
samenwerkingsverband, al dan niet te bevestigen. De opgestelde verklaringen
zijn vermeld in onderstaande tabel. Elf van de 21 samenwerkingsverbanden
met een plaatsingslijst hebben de vraag naar verklaringen beantwoord. Echter,
verschillende van deze coördinatoren hebben enkele subvragen overgeslagen.
Wellicht is de reden dat zij deze niet konden bevestigen. Het betreffende aantal
wordt in 2006 in de kolom `onbekend' vermeld. Ook wordt het aantal
coördinatoren vermeld dat de verklaring bevestigd heeft. Dit om verwarring te
voorkomen, aangezien de aantallen zijn beschreven in het onderhavige rapport.
Van de voorgaande jaren wordt enkel het percentage coördinatoren vermeld
dat de subvraag heeft bevestigd.
Tabel I: Verklaringen op het niveau van het samenwerkingsverband voor plaatsingslijsten van 2000
t/m 2006.
De plaatsingsproblematiek wordt Aantal coördinatoren dat het eens en oneens is met de verklaringen en het
(mede) veroorzaakt .... percentage ten opzichte van het totaal aantal samenwerkingsverbanden met
een plaatsingslijst
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
(n=90) (n=91) (n=79) (n=50) (n=19) (n=27) (n=11)
---
Aantal %
% `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' Onbe
`Ja' `Ja'
kend
doordat het samenwerkingsverband
een maximum deelnamepercentage -* 21 15 18 1 8 0 0 18
stelt
door toestroom van leerlingen van
binnen het
samenwerkingsverband..
.. doordat de kwaliteit van de zorg
ca.
op de basisscholen nog 23 21 24 1 4 0 0 18
33,3
ontoereikend is
.. doordat er een grote instroom
jonge risicoleerlingen is 25 12 12 6 2 13 3 27 18
.. door een plotselinge toename van
het aantal leerlingen binnen het - 8 9 10 1 4 0 0 27
samenwerkingsverband
.. doordat ouders hun kinderen
aanmelden bij een sbo-school met
een plaatsingslijst terwijl andere - - 8 18 0 5 1 9 36
sbo-scholen binnen het swv wel
plaats hebben
door toestroom van leerlingen
buiten het samenwerkingsverband..
.. waarop het SWV geen greep
heeft ca. 50 35 30 28 4 32 5 45 9
.. door inkomend `grensverkeer'
25% 27 38 3 32 2 18 27
Tien van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst hebben geen verklaring
gegeven op niveau van het samenwerkingsverband. Deze samenwerkingsverbanden zijn in de tabel
buiten beschouwing gelaten.
39
doordat er meer leerlingen de sbo-
scholen ingaan dan er uitgaan
omdat..
.. er te weinig terugstroom
plaatsvindt naar de basisscholen - 36 44 38 4 29 1 9 27
.. de expertisecentra onvoldoende
leerlingen kunnen opnemen - 20 20 32 3 30 1 9 18
.. de toelatingseisen voor het
voortgezet onderwijs (LWOO en
voormalig SVO) te hoog zijn, - n.v.t. 14 6 1 9 0 0 27
waardoor leerlingen langer op een
sbo-school blijven
* - staat voor `onbekend'
40
BIJLAGE II - VERKLARINGEN VOOR PLAATSINGSLIJSTEN OP
SCHOOLNIVEAU
De coördinatoren is gevraagd om door de inspectie opgestelde mogelijke
verklaringen voor plaatsingslijsten op schoolniveau al dan niet te bevestigen.
De opgestelde verklaringen zijn vermeld in onderstaande tabel. Diverse
coördinatoren hebben verschillende mogelijke verklaringen overgeslagen.
Wellicht is de reden dat zij deze niet konden bevestigen. Deze worden in 2006
bij `onbekend' vermeld. Ook wordt het aantal coördinatoren vermeld dat de
verklaring bevestigd heeft. Dit om verwarring te voorkomen, aangezien de
aantallen zijn beschreven in het onderhavige rapport. Van de voorgaande jaren
wordt het percentage coördinatoren vermeld dat de subvraag heeft bevestigd.
Tabel II: Verklaring voor plaatsingslijsten ten aanzien van scholen van speciaal basisonderwijs van
2000 t/m 2006.
De plaatsingsproblematiek Aantal coördinatoren dat het eens en oneens is met de verklaringen en
wordt (mede) veroorzaakt percentage ten opzichte van totaal aantal samenwerkingsverbanden met een
.... plaatsingslijst
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
(n=90) (n=91) (n=79) (n=50) (n=19) (n=27) (n=10)
---
Aantal Onbe
% `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' % `Ja' `Ja'
`Ja' kend
..door
huisvestingsproblemen ca. 50 38 44 24 3 30 2 20 0
(lokalentekort)
..door lerarentekort 11
ca. 33,3 27 26 13 1 3 30 0
..door te grote groepen 61
(maximale groepsgrootte -* 72 78 51 4 5 50 0
is bereikt)
..doordat de sbo-school
leerlingen alleen aan het 90 9 11 21 n.v.t. n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t.
begin van het schooljaar
toelaat
* - staat voor `onbekend'
Elf van de 21 samenwerkingsverbanden met een plaatsingslijst hebben geen verklaring
gegeven op schoolniveau. Deze samenwerkingsverbanden zijn in de tabel buiten beschouwing
gelaten.
Daarnaast is per subvraag de som van de categorieën `ja' en `nee' groter dan de 10 coördinatoren
die deze vraag hebben beantwoord. De reden is dat enkele samenwerkingsverbanden meerdere
sbo-scholen met een plaatsingslijst hebben. Voor alle scholen met een plaatsingslijst is een
verklaring gegeven.
41
Bijlage III - Maatregelen ter voorkoming of beperking van plaatsingslijsten
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de antwoorden op de vraag over
de genomen maatregelen ter voorkoming of beperking van plaatsingslijsten. In
de eerste kolom staan de mogelijke maatregelen beschreven om de
plaatsingslijsten te voorkomen of te beperken de vragen. De coördinatoren is
gevraagd om aan te geven welke maatregelen zijn getroffen. In de kolommen
daarnaast staat het percentage coördinatoren dat de maartegel heeft
bevestigd. De percentages zijn gebaseerd op het totaal aantal respondenten
van het desbetreffende jaar.
Tabel III: Maatregelen om plaatsingslijsten voorkomen of te beperken in 2003 t/m 2006.
Maatregelen Antwoord van percentage samenwerkingsverbanden met
betrekking tot de beschreven maatregelen
2003 2004 2005 2006
(N=242) (N=244) (N=236) (N=219)
Het samenwerkingsverband heeft.. %`Ja' %`Ja' %`Ja' % `Ja'
.. een zorgteam ingesteld 36 34 65 36
.. de ambulante begeleiding uitgebreid 38 38 54 29
.. de PCL-criteria aangescherpt 31 29 32 16
.. kengetallen verzameld waardoor 43 43 72 41
beter valt te sturen
De school voor het speciaal
basisonderwijs heeft...
haar kwaliteit vergroot waardoor
..flexibele uitstroom mogelijk is naar 29 25 26 12
het VO
.. er meer terugstroom plaatsvindt naar 32 26 12 6
het BaO
de capaciteit van het sbo uitgebreid
..door betere huisvesting 27 24 29 11
..door aanstellen nieuwe leraren 33 23 34 13
..door groepen te vergroten 27 23 18 11
het aantal toelatingsmomenten
vermeerderd
..naar 3 momenten per schooljaar 35 31 67 27
..naar meer dan 3 momenten per
schooljaar 28 27 62 31
De basisscholen van het swv hebben
hun professionaliteit vergroot door
..verbetering van de zorg op
basisscholen 62 55 97 60
..flexibeler om te gaan met
terugstroom naar basisscholen 30 26 22 11
42
BIJLAGE IV: SAMENWERKINGSVERBANDEN MET LEERLINGEN
LANGER DAN DRIE MAANDEN OP DE PLAATSINGSLIJST
Onderstaande tabel toont de 19 samenwerkingsverbanden met leerlingen
langer dan drie maanden op de plaatsingslijst tijdens het schooljaar 2005-
2006.
Samenwerkingsverband Naam Aantal leerlingen langer
dan 3 maanden op de
plaatsingslijst in
schooljaar `05- '06
2802 Samenwerkingsverband Amsterdam West 25
512 Stichting Oecumenisch 19
Samenwerkingsverband Almere
2101 Samenwerkingsverband WSNS Nieuwegein 15
4001 Samenwerkingsverband Primair Onderwijs 15
Zuid-Holland Zuid, Sliedrecht e.o.
303 Samenwerkingsverband Zuid- Oost Friesland. 12
2601 Federatief SWV R.K. IC P.O. Zuid 8
Kennemerland
5204 WSNS Leudal en Thornerkwartier, Roermond 7
e.o.
3003 Samenwerkingsverband Het Gooi e.o. 5
605 Samenwerkingsverband Noord West Twente 5
803 Stichting voor Katholiek en Interconfessioneel 5
PO, Enschede e.o.
5608 Samenwerkingsverband Gereformeerd Primair
Onderwijs Zorgfederatie Oost, Meppel-Zwolle- 5
Enschede e.o.
3308 Stichting Samenwerkingsverband WSNS "Het 4
Groene Hart", Gouda e.o.
2902 Samenwerkingsverband Amstelland Zuid en de 3
Veenlanden/Drielanden
3504 Samenwerkingsverband WSNS 3504, Den 3
Haag
5002 WSNS Gemert-Laarbeek 2
4801 WSNS Geldrop e.o. 1
1704 Federatie samenwerkingsverband WSNS 1
Veenendaal e.o.
902 Samenwerkingsverband WSNS Salland 1
904 WSNS Deventer e.o. 1
43