Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200704072/3
Publicatie datum: woensdag 5 september 2007
Tegen: de Commissie administratieve geschillen van de provincie Gelderland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Waterschapszaken
---

200704072/3.
Datum uitspraak: 5 september 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "RGV Holding B.V.", gevestigd te Apeldoorn, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

de Commissie administratieve geschillen van de provincie Gelderland,

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/3816 van de rechtbank Arnhem van
4 mei 2007 in het geding tussen:

verzoekster

en

de Commissie administratieve geschillen van de provincie Gelderland.


1. Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2005 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Veluwe (hierna: het algemeen bestuur) beslist de recreatieplas Bussloo aan te wijzen, in te richten en in gebruik te nemen als regionaal waterbergingsgebied met een maximale peilstijging tot NAP +5,66 meter.

Bij besluit van 13 juni 2006 heeft de Commissie administratieve geschillen van de provincie Gelderland (hierna: de commissie) het door verzoekster daartegen ingestelde administratieve beroep ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 mei 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door verzoekster daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op administratief beroep vernietigd en bepaald dat de commissie een nieuw besluit neemt met inachtneming van haar uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de commissie bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2007, hoger beroep ingesteld.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 augustus 2007, heeft de verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D.R. de Poorter, advocaat te Nijmegen, en van verzoekster, en de commissie, vertegenwoordigd door mr. H.M.J. ten Brinke, werkzaam bij de Provincie Gelderland, zijn verschenen.
Voorts is gehoord het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.M. Doude van Troostwijk en R. ten Tusscher, beiden werkzaam bij het Waterschap Veluwe.


2. Overwegingen

2.1. Het verzoek strekt ertoe dat een voorziening wordt getroffen waarbij het Waterschap Veluwe ertoe wordt verplicht het waterpeil in de recreatieplas Bussloo te brengen op een feitelijk peil van NAP +
4,70 meter. Verzoekster heeft betoogd dat het besluit van 22 juni 2005 tot gevolg heeft gehad dat het waterpeil in de recreatieplas is gestegen ten opzichte van het beweerdelijk door verzoekster tot begin 2005 gehandhaafde feitelijke peil van NAP + 4,70 en dat daardoor voor recreanten een gevaarlijke situatie is ontstaan.

Ter zitting is evenwel in voldoende mate komen vast te staan dat de feitelijke stijging van het waterpeil niet het gevolg is van het besluit van 22 juni 2005, waarbij de recreatieplas is aangewezen als waterbergingsgebied, maar van de omstandigheid dat het Waterschap, voorafgaand aan dat besluit, de bediening van de afsluiter in de afwatering van de recreatieplas, die voordien door verzoekster handmatig is bediend, zelf ter hand heeft genomen en daartoe een automatische afsluiter heeft geplaatst die, naar door het Waterschap is gesteld, de afwatering regelt conform de aan verzoekster verleende lozingsvergunning. Naar de commissie ter zitting heeft verklaard is aan het besluit van 22 juni 2005 nog geen uitvoering gegeven.

2.2. Nu de gevraagde voorziening geen betrekking heeft op het in hoger beroep bestreden besluit, maar op feitelijk handelen van het Waterschap Veluwe, dat niet strekt tot uitvoering van dat besluit, is het verzoek niet-ontvankelijk.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Poot
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007

362.