Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2060721860 Doorkiesnummer Ons kenmerk W&B/URP/07/24275 Datum 11 september 2007 Onderwerp Kamervraag/vragen van het lid Heerts (PvdA)

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Heerts (PvdA) over verrekening van stamrechtuitkeringen met IOAW.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

Ons kenmerk W&B/URP/07/24275

2060721860
Vragen van het lid Heerts (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over verrekening van stamrechtuitkeringen met IOAW. (ingezonden 24 juli 2007)

Vraag 1
Is het u bekend dat werknemers, die via een sociaal plan een ontslagvergoeding krijgen waarvan op hun verzoek een stamrecht wordt aangekocht, in de ene gemeente wel te maken krijgen met verrekening van de stamrechtuitkering op de IOAW en in de andere gemeente niet?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Deelt u de mening dat aankoop van stamrecht van belang kan zijn voor acceptatie en afwikkeling van sociale plannen en andere afvloeiingsregelingen voor beëindiging van de dienstbetrekking en dat dit instrument daardoor bijdraagt aan dynamiek op de arbeidsmarkt?

Antwoord 2
In dit verband verwijs ik naar de adviesaanvraag aan de Stichting van de Arbeid over de herziening van het arbeidsovereenkomstenrecht (inclusief het ontslagrecht). De aldaar voorgestelde plannen, daaronder begrepen de wettelijke vergoedingsregeling bij ontslag, beogen de dynamiek op de arbeidsmarkt te bevorderen.
Het al dan niet aanwenden van een dergelijke vergoeding voor de aankoop van een stamrecht doet daar niet aan toe of af. Wel merk ik op, dat ­ zoals u bekend ­ onder omstandigheden een dergelijk stamrecht door de fiscus als VUT-uitkering wordt aangemerkt. Namelijk in die gevallen waarbij de werkgever als vooropgezet doel heeft om ouderen bij voorrang te ontslaan.

Vraag 3
Hoeveel IOAW'ers telt Nederland thans? Hoeveel van hen ontvangen thans een stamrechtuitkering?

Vraag 4
Bij hoeveel mensen wordt de stamrechtuitkering in mindering gebracht op de IOAW-uitkering, al dan niet naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 april 2005 over stamrecht en IOAW?

Vraag 5
Hoeveel geld wordt jaarlijks bespaard door het in mindering brengen van stamrechtuitkeringen op de IOAW? Waar vloeien deze besparingen heen, naar gemeenten of naar de rijksoverheid?

Antwoord 3, 4 en 5
Volgens cijfers van het CBS bedroeg het aantal IOAW-uitkeringen eind 2006 6.100.
---

Ons kenmerk W&B/URP/07/24275

Het aantal IOAW'ers dat thans een stamrecht ontvangt is niet bekend. Bijgevolg is ook het aantal mensen bij wie de stamrechtuitkering in mindering wordt gebracht op de IOAW- uitkering niet bekend en is het niet mogelijk aan te geven hoeveel geld jaarlijks wordt bespaard door het in mindering brengen van stamrechtuitkeringen op de IOAW. Het is derhalve ook niet mogelijk om aan te geven of er sprake is van besparingen.

Vraag 6
Acht de regering het wenselijk dat - indien met een eenmalige ontslagvergoeding door de werkgever ten behoeve van de werknemer een stamrecht wordt aangekocht - de daaruit bedongen periodieke uitkeringen in het kader van de IOAW en de Toeslagenwet buiten aanmerking kunnen blijven, mits de belanghebbende een vrije keuze heeft bij de besteding van de eenmalige ontslagvergoeding en deze vrije bestedingsmogelijkheid kan aantonen?

Vraag 7
Indien het antwoord op vraag 6 niet in alle gevallen bevestigend is, waarom niet?

Vraag 8
Wat acht de regering de beste en snelste manier om te bewerkstelligen dat uit een stamrecht voortvloeiende periodieke uitkeringen niet voor verrekening met de uitkering ingevolge de Toeslagenwet en de IOAW in aanmerking komen, althans niet in die gevallen waarin de werknemer kan aantonen dat hij een vrije keuze had over de besteding van de eenmalige vergoeding, en dat het stamrecht door de werkgever werd gevestigd na een keuze daarvoor door de werknemer? Acht de regering het hierbij wenselijk een onderscheid te maken tussen oude en nieuwe gevallen?

Vraag 9
Deelt de regering de mening dat het na jaren van onzekerheid voor werknemers van groot belang is snel helderheid te scheppen over het niet-verrekenen van stamrechtuitkeringen (bijvoorbeeld door aanpassing van het Inkomensbesluit IOAW), vooruitlopend op eventuele invoering van de IOW?

Antwoord 6, 7, 8 en 9
De regering acht het wenselijk om een einde te maken aan de onzekerheid over de verrekening van stamrechtuitkeringen die bestaat sinds de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 april 2005, mede gezien vragen van uw Kamer en diverse signalen vanuit andere organisaties. Om die reden ben ik voornemens de Inkomensbesluiten IOAW/Z, Toeslagenwet, AOW en Anw aan te passen zodat periodieke uitkeringen uit een stamrecht, dat met een eenmalige ontslagvergoeding door de werkgever ten behoeve van de werknemer is aangekocht, niet gekort worden op de uitkering. Voorwaarde hierbij is dat de belanghebbende een vrije keuze heeft gehad bij de besteding van de eenmalige ontslagvergoeding èn deze vrije bestedingsmogelijkheid kan aantonen. De aankoop van het stamrecht moet vóór aanvang van de WW-periode hebben plaatsgevonden. Tevens zullen gemeenten via de Verzamelbrief worden geïnformeerd dat zij kunnen anticiperen op deze voorgenomen wijziging van het Inkomensbesluit IOAW.

---