Persbericht Wageningen Universiteit, 060wu

Economie, honger en armoede in afrika beginnen zich ten goede te keren

Ondanks dat de economische ontwikkeling in het Afrika ten zuiden van de Sahara als geheel stagneert, zijn er in verschillende landen tekenen van hoop op vermindering van armoede en honger. Die tekenen hangen onder meer samen met een groeiende democratisering, beter openbaar bestuur en een versterking van de positie van de boeren. Wellicht kan dat leiden tot de zo wenselijke 'groene' revolutie, die zich in Azië al heeft voltrokken en daar heeft geleid tot een geweldige impuls maar in Afrika moeilijk op gang komt. Dat zegt prof.dr. Arie Kuyvenhoven, hoogleraar Ontwikkelingseconomie aan de Wageningen Universiteit bij zijn afscheid op 13 september 2007.

Ontwikkelingseconomen constateren dat groei van de agrarische sector in ontwikkelingslanden veel sterker doorwerkt in de inkomensontwikkeling dan groei in de niet-agrarische sectoren: 1 procent groei van het bruto nationaal product vanuit de agrarische sector leidt tot een inkomensverbetering van 2,5 procent, terwijl groei van het BNP in andere sectoren leidt tot minder dan 1 procent inkomensgroei, legt prof Van Kuyvenhoven uit in zijn rede, getiteld Africa, Agriculture, Aid. Dat verklaart de economische ontwikkeling in Azië. Daar ontstond een groene revolutie die gestimuleerd werd door de overheid, met een sterke rol voor de markt en gebaseerd op het fenomeen van de kleine boer. Die landen konden daardoor bereiken dat zij in hun voedselproductie zelfvoorzienend werden. Daarom accepteerden zij buitenlandse hulp die vervolgens een belangrijke rol speelde.

SLECHT BESTUUR
Al die factoren ontbraken nagenoeg in Afrika en verklaren nog steeds de stagnatie daar in het algemeen. Factoren als klimaat, de geografie of het voorkomen op grote schaal van ziektes als malaria en aids werken minder vertragend in de economische ontwikkeling als wel wordt gedacht. Slecht bestuur en een zwakke sociale structuur in Afrikaanse landen lijken een veel grotere rol te spelen in de verklaring van trage economische groei, zegt Kuyvenhoven. Hoewel de politieke machtsbasis van de meeste regeringen niet sterk is en zij vaak steunen op een kleine stedelijke elite waar ook het overheidsgeld goeddeels belandt, is de politieke stabiliteit in die landen veelal gebaseerd op het non-interventie principe en buitenlandse steun. De meerderheid van de bevolking is daarmee uitgesloten van modernisering. Aziatische regeringen daarentegen, overigens ook vaak weinig democratisch, waren wel uit op een breed draagvlak onder de bevolking en betrokken haar in de ontwikkeling.

Hoe de economische ontwikkeling van Afrika is achtergebleven bij die van Azië toont Kuyvenhoven aan met enkele cijfers. In het algemeen zijn de Afrikanen ten zuiden van de Sahara nauwelijks beter af dan ten tijde van hun onafhankelijkheidsdatum, een halve eeuw terug. Toen was het gemiddelde inkomen twee keer dat van Azië. Nu ligt het gemiddelde inkomen in Zuid-Azië substantieel boven dat van Afrika en in Oost-Azië is het zelfs drie keer zo hoog. Een vergelijkbare trend tonen de landbouwopbrengsten; die zijn in Azië 2,5 tot 4,5 keer hoger dan in Afrika. De geringe aandacht van regeringen in Afrika voor het platteland en de landbouw is ook zichtbaar in de overheidsbestedingen op dat gebied, inclusief de investeringen in onderzoek en ontwikkeling; zij liggen lager dan ooit: op minder dan zeven procent van het bruto nationaal product, tegen elf procent in Azië en bijna dertien procent in Latijns-Amerika.

Ondanks het treurig stemmende beeld van de staat van de Afrikaanse landbouw in het algemeen blijken, aldus Kuyvenhoven, op veel plekken op het continent talrijke initiatieven en veranderingen gaande die leiden tot vergaande veranderingen in het overheidsbestuur, meer transparantie en verhoogde participatie en daarmee technische vooruitgang en economische ontwikkeling. Dat hangt volgens hem samen met de opkomst van een nieuwe generatie intelligentsia en politici, die zich minder gelegen laat liggen aan de oude politieke cultuur van patronage en het dienen van beperkte belangen. Meer en meer zijn op Afrika toegesneden agrarische en opbrengstverhogende technologieën beschikbaar gekomen. Het besef groeit bij Afrikaanse regeringen dat toepassing van die technologieën niet kan zonder ondersteunende interventies. Bovendien is de internationale hulp, die tot 1990 nauwelijks doel trof, duidelijk effectiever geworden omdat de 'architectuur' van die hulp veel beter is toegesneden op bestrijding van armoede en het ondersteunen van pogingen het bestuur te verbeteren en daarmee bijdraagt aan economische groei. Kuyvenhoven constateert dat de economische ontwikkeling van Afrika op dit moment 25 jaar - een generatie - achterloopt op die van Azië, maar een vergelijkbaar groeitempo heeft. Dat biedt een goed perspectief voor de verdere ontwikkeling van Afrika.