Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal

Postbus 20018

2500 AE Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van 18 september 2007 FEZ/SIR/P&I/2007/31918

Onderwerp Bijlage(n) Publicatie Education at a Glance 2007 - OESO publicatie Education at a Glance 2007
- Samenvatting van Education at a Glance 2007

Vandaag publiceert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de nieuwe editie van het jaarlijkse rapport Education at a Glance. Dit rapport bevat een internationale vergelijking van onderwijsstelsels in de OESO-landen op basis van een breed scala aan statistische gegevens en indicatoren.

Hierbij bied ik u Education at a Glance 2007 aan, vergezeld van een door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgestelde samenvatting. Deze samenvatting toont de belangrijkste karakteristieken en prestaties van het Nederlandse onderwijsstelsel in een internationaal perspectief. Daarbij is vooral gekozen voor een vergelijking met een aantal relevante (buur)landen en met de gemiddelde situatie in de OESO en in de EU.

In deze nieuwe editie van Education at a Glance zijn de indicatoren, die grotendeels ook in voorgaande edities zijn gepubliceerd, geactualiseerd. De nieuwe editie toont de situatie in de jaren 2004 en 2005. Daarnaast maakt Education at a Glance gebruik van de cijfers uit het PISA onderzoek (naar vaardigheden van 15-jarige leerlingen) uit 2003. De resultaten van het meest recente PISA onderzoek van 2006 zijn nog niet opgenomen, deze worden naar verwachting eind 2007 door de OESO gepubliceerd.

Education at a Glance bevat veel boeiende gegevens over het onderwijs in dertig landen en het is het best beschikbare en meest actuele materiaal om het Nederlandse onderwijs internationaal te ijken, echter voorzichtigheid is geboden. Onderwijssystemen tussen landen zijn dusdanig verschillend dat een exacte vergelijking binnen het onderwijs lastig is. Onderwijsprestaties worden in belangrijke mate bepaald door factoren zoals de inzet en toewijding van leraren, betrokkenheid van ouders, een goed gekozen combinatie van pedagogische technieken en inspirerend schoolleiderschap. Dit soort zaken laten zich moeilijk in cijfers vatten.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/5

Belangrijkste beelden uit Education at a Glance 2007 Het Nederlandse onderwijsstelsel is doelmatig: het behaalt, in vergelijking met omringende landen, redelijk goede resultaten bij een relatief laag uitgavenniveau. Tegelijkertijd wijst het internationale perspectief ons ook op enkele zwakkere plekken in ons stelsel.

Goede prestaties bij internationaal gezien lage uitgaven, maar relatief weinig uitblinkers Nederland gaf in 2004 5,1% van het BBP uit aan onderwijs, in de OESO als geheel was dit 6,2% van het BBP. Bij dit uitgavenniveau presteren Nederlandse leerlingen goed in internationaal vergelijkbare testen van lees- en rekenvaardigheden. Uit specifieke analyses van het PISA onderzoek die in deze editie van Education at a Glance worden getoond, blijkt dat het Nederlandse onderwijs er vooral goed in slaagt de minder getalenteerde leerlingen relatief goed te laten presteren, maar dat er relatief weinig goede leerlingen uitblinken. Echter, de gegevens over prestaties van leerlingen (PISA) dateren uit 2003. Eind 2007 publiceert de OESO de resultaten van het nieuwe PISA-onderzoek in 2006, waaruit moet blijken of Nederland deze goede plaats op de internationale ranglijst weet te handhaven.

Goed opleidingsniveau, maar veel voortijdig schoolverlaters Het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking is redelijk goed, tegelijkertijd zijn er omringende landen die tonen dat er ruimte is voor verbetering. In de leeftijdsgroep 25-34 jarigen bezit (in 2005) 81% een diploma op tenminste hoger secundair niveau (mbo-2, havo, vwo). Dit is iets hoger dan het gemiddelde in de EU (79%), maar lager dan in bijvoorbeeld Duitsland (84%), Denemarken (87%) of Zweden (91%). Belangrijke reden is dat voortijdig schoolverlaten in Nederland relatief veel voorkomt in vergelijking met deze landen. De kans op werkloosheid voor personen zonder startkwalificatie is in Nederland volgens de OESO overigens relatief laag: afgemeten aan de werkgelegenheidsgraad lijkt de aansluiting van het Nederlandse onderwijs op de arbeidsmarkt goed te verlopen. Dit neemt niet weg dat bijna twintig procent van de jong volwassenen geen diploma behaald heeft op het niveau van de startkwalificatie.
In diezelfde leeftijdsgroep 25-34 jarigen is in Nederland 35% afgestudeerd in het hoger onderwijs: dat is hoger dan gemiddeld in de EU (30%). In een aantal omringende landen, zoals België, Finland en Frankrijk, is het percentage afgestudeerden hoger dan in Nederland. Wel is het zo dat in deze landen ook veel kortdurende opleidingen in het hoger onderwijs worden aangeboden. In Nederland waren in het studiejaar 2004/2005 nog nauwelijks korte opleidingen, maar in het vorig studiejaar (2006/2007) zijn de eerste pilots met `associate degree' programma's gestart en de komende jaren lopen er 57 pilot programma's. Dit wordt echter pas op langere termijn zichtbaar in de statistieken. Als Nederland tot de top van de Europese kenniseconomie wil behoren, dan moet het aantal hoger opgeleiden verder stijgen. Het gemiddelde rendement van het Nederlandse hoger onderwijs is in internationaal perspectief relatief goed. Door de OESO wordt het rendement vrij grof gemeten als het percentage behaalde diploma's ten opzichte van de instroom enkele jaren daarvoor. Ondanks dat Nederland ten opzichte van andere landen relatief goed scoort is er nog veel winst te behalen in het verminderen van de uitval en het verhogen van het rendement. Meer differentiatie in het onderwijs en betere matching kunnen daaraan bijdragen zodat studenten zoveel mogelijk worden uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen.

blad 3/5

Intensief onderwijs, goede salarissen in internationaal perspectief De indicatoren van het onderwijsproces in Education at a Glance geven aan dat het onderwijs in Nederland intensief is: het (formeel) aantal lesuren ligt voor zowel leerlingen als docenten hoog in internationale vergelijkingen. Ook is in Nederland het aantal leerlingen per docent zowel in het primair als het secundair onderwijs hoger dan gemiddeld in de OESO. Het salaris voor Nederlandse leerkrachten ligt zowel in het primair als het secundair onderwijs boven het gemiddelde salaris dat leerkrachten in de EU en de OESO verdienen. Ook ligt voor Nederlandse leerkrachten het salaris in het hoger secundair onderwijs, boven het gemiddelde. Hierbij moeten twee kanttekeningen worden gemaakt. In de eerste plaats kunnen de salarisgegevens in Education at a Glance gemakkelijk verkeerd worden geïnterpreteerd. Het betreft hier de salarissen volgens de officiële schalen. In tegenstelling tot de meeste OESO-landen kent Nederland meerdere salarisschalen in het secundair onderwijs. Voor Nederland wordt in Education at a Glance voor het hoger secundair onderwijs het salaris getoond volgens de hoogste schaal LD. Slechts 15 procent van de docenten in het secundair onderwijs wordt volgens deze schaal ingeschaald. In de tweede plaats blijft het salaris van leraren in Nederland achter bij de salarissen van hoger opgeleiden in andere sectoren.1 In de nota `Werken in het Onderwijs 2008', die dit najaar verschijnt, zal nader ingegaan worden op de beloningspositie van het onderwijspersoneel.

Stijging uitgaven funderend onderwijs
De afgelopen 15 jaar heeft de OESO samen met de lidstaten hard gewerkt aan de ontwikkeling van een valide systeem van internationaal vergelijkbare indicatoren. Omdat bij deze ontwikkeling van tijd tot tijd verbeteringen in de methodieken van dataverzameling zijn verwerkt, geeft elke editie van Education at a Glance op zichzelf weliswaar een betrouwbare vergelijking voor een bepaald jaar tussen de landen, maar kunnen tijdreeksen die worden verkregen door het achter elkaar leggen van verschillende edities van Education at a Glance soms trendbreuken bevatten. De OESO toont in deze nieuwe editie van Education at a Glance enkele geharmoniseerde tijdreeksen waarmee de ontwikkeling van de onderwijsstelsels in internationaal perspectief kan worden geplaatst, met name van de onderwijsuitgaven, het opleidingsniveau, de onderwijsdeelname en de werkloosheid naar behaald opleidingsniveau. Toekomstige edities van Education at a Glance zullen meer consistente tijdreeksen bevatten.
De Nederlandse onderwijsuitgaven zijn in de periode 1995-2004 vooral in het primair en secundair onderwijs flink gestegen: met 43% (gecorrigeerd voor inflatie) tegen 39% in de OESO. Omdat het aantal leerlingen in Nederland wat sneller toenam dan in de EU, stegen de uitgaven per leerling in Nederland ongeveer even hard als gemiddeld in de OESO (36% vs. 38%). De uitgaven per student in het hoger onderwijs in Nederland daarentegen namen minder snel toe in deze periode (1% tegen 9% in de OESO).


1 SEO, Exploratie van beloningsverschillen in het onderwijs 2001-2004 (dec. 2006)

blad 4/5

De onderwijsuitgaven in het primair en secundair onderwijs stegen sneller dan het BBP, hetgeen leidde tot een toename van de totale onderwijsuitgaven van 4,8% van het BBP in 1995 tot 5,1% van het BBP in 2004. Overigens geldt dit ook voor veel andere landen, waardoor Nederland nog steeds relatief minder van het BBP aan onderwijs uitgeeft dan gemiddeld in de OESO.

Education at a Glance en de Lissabon-doelstellingen In Education at a Glance worden de vijf EU (Lissabon)-doelstellingen voor onderwijs, die Nederland in 2003 heeft onderschreven, niet genoemd. De definities van de vijf EU-doelstellingen komen namelijk niet precies overeen met de indicatoren die de OESO presenteert in Education at a Glance.2 Met de gegevens in Education at a Glance kan wel een aanvullende indicatie worden verkregen over de voortgang op de vijf EU-doelstellingen.
De OESO laat zien dat het Nederlandse opleidingsniveau stijgt, maar dat het aantal voortijdig schoolverlaters nog relatief hoog is. Hier is dus nog een grote inspanning nodig om de EU doelstellingen voor het opleidingsniveau en het verminderen van het voortijdig schoolverlaten te behalen. De OESO stelt in Education at a Glance dat, ondanks de stijging van de afgelopen jaren, het totaal aantal afgestudeerden in bèta/techniek in de bevolking, en met name onder vrouwen, in internationaal perspectief nog steeds erg laag is. Hier is dus blijvende aandacht voor nodig, het nieuwe beleidskader bèta/techniek gaat hierop in.
Hierboven is al aangegeven dat het PISA-onderzoek in 2003 laat zien dat Nederland relatief weinig 15- jarige leerlingen met lage leesvaardigheden heeft. Het PISA-onderzoek 2006, waarvan de uitkomsten eind 2007 door de OESO gepubliceerd zullen worden, moet laten zien of wij deze goede prestatie kunnen vasthouden.
Ten slotte toont de OESO gegevens over bedrijfsgerelateerde leeractiviteiten door werknemers. Op dit aspect van leven lang leren neemt Nederland in Education at a Glance een gemiddelde positie in. Het is lastig om deze uitkomst te relateren aan de EU-doelstelling, omdat deze doelstelling betrekking heeft op een veel breder scala aan leven-lang-leren activiteiten van de gehele bevolking. Nog voor de begrotingsbehandeling zal de Tweede kamer middels een aparte brief geïnformeerd worden over de voortgang op de Lissabon doelstellingen.

Resumé
Het Nederlands onderwijs is doelmatig. Bij een ­ in internationaal perspectief ­ relatief bescheiden uitgavenniveau zijn de prestaties van leerlingen en docenten op veel punten bovengemiddeld. Maar als we tot de top van de Europese kenniseconomie willen behoren, dan moeten we niet alleen streven naar (ruim) voldoende, maar ook naar uitmuntende prestaties. Het aantal jongeren dat zonder startkwalificatie het onderwijs verlaat moet verder omlaag, we moeten investeren in het voorkomen van lage taal- en rekenvaardigheden, maar ook moeten excellente leerlingen in de gelegenheid worden gesteld tot grotere hoogten te stijgen. Ook in het hoger onderwijs zijn een goede doorstroom, minder uitval, excellentie en kwaliteit speerpunten. De leraar moet weer op een voetstuk; De Commissie


2. Voor de precieze cijfers van de EU-benchmarks verwijzen wij u naar OCW in Kerncijfers 2002-2006 (pag. 38-39). De Europese Commissie rapporteert separaat over de voortgang op deze EU-doelstellingen in haar jaarlijkse Progress Report.

blad 5/5

Leraren zal voorstellen doen over de aanpak van het lerarentekort en de positie en kwaliteit van de leraar. Het is voor de komende jaren van groot belang om de duurzaamheid van de prestaties van ons onderwijs te waarborgen, en te investeren in de aanpak van de (in internationaal perspectief) zwakke plekken in ons stelsel. Daarom investeert dit kabinet in de begroting 2008 ruim 300 miljoen euro extra in onderwijs.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Dr. Ronald H. A. Plasterk