European Union



RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE

NL

P/07/74

Brussel, 18 september 2007

12978/07 (Presse 201)

(OR. en)

Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie betreffende politieke gevangenen in Eritrea

De Europese Unie blijft uitermate bezorgd over de situatie van politieke gevangenen in Eritrea en wenst de grote lijnen van de Verklaring die zij op 18 september 2006 heeft uitgebracht in herinnering te brengen, aangezien er tot dusver geen sprake is van positieve ontwikkelingen.

Op 18 september 2001 is een groep van elf prominente leden van het Parlement en van het Volksfront voor democratie en rechtvaardigheid, de enige politieke partij in Eritrea, gearresteerd. Enkele dagen later zijn ook 10 onafhankelijke journalisten gearresteerd. Sedertdien zijn nog andere personen gearresteerd en in eenzame opsluiting vastgehouden, zonder dat er een aanklacht tegen hen is geformuleerd en zonder dat zij hun recht op een eerlijke rechtsbedeling kunnen uitoefenen.

Ondanks herhaalde oproepen van de internationale gemeenschap, waaronder de EU, en verscheidene gouvernementele en niet-gouvernementele mensenrechtenorganisaties, blijven deze gevangenen in detentie, zonder aanklacht en zonder toegang tot een vrij en eerlijk proces. Niemand van hen is voor een rechter gebracht, hoewel dit volgens het Eritrese recht binnen 48 uur moet gebeuren.

De Europese Unie is uiterst bezorgd over deze ernstige schendingen van de fundamentele mensenrechten en dringt er bij de regering van de staat Eritrea op aan feitenmateriaal vrij te geven over hun plaats van detentie, de omstandigheden van hun detentie en hun gezondheidstoestand. De Europese Unie dringt er bij de regering van de staat Eritrea tevens op aan een aanklacht tegen de gedetineerden te formuleren en een reguliere en open rechtsgang met rechtsbijstand te laten plaatsvinden, dan wel hen onvoorwaardelijk vrij te laten.

Voorts dringt de EU er bij de regering van de staat Eritrea op aan dat de gevangenen de familieleden, wettelijke vertegenwoordigers en artsen van hun keuze kunnen ontmoeten. De autoriteiten van Eritrea moeten ervoor zorgen dat de behandeling van deze gevangenen in hechtenis voldoet aan alle voorwaarden van de Grondbeginselen voor de behandeling van gevangenen, aangenomen bij Resolutie 45/111 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990.

Het welzijn van de gedetineerden is voor de EU een belangrijke aangelegenheid. Daarom wenst de EU hun situatie te kunnen beoordelen en herhaalt zij haar verzoek om de EU-missiehoofden in Asmara toe te staan de betrokkenen te bezoeken.

De kandidaat-lidstaten Turkije, Kroatië* en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*, de landen van het stabilisatie- en associatieproces en mogelijke kandidaat-lidstaten Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië, en de EVA-landen IJsland en Noorwegen, die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, alsmede Oekraïne en de Republiek Moldavië, Armenië en Georgië, sluiten zich bij deze verklaring aan.


*Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijven deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.

Wetstraat 175 B - 1048 BRUSSEL Tel.: +32 (0)2 281 6319 Fax: +32 (0)2 281 8026
press.office@consilium.europa.eu http://www.consilium.europa.eu/Newsroom

12978/07 (Presse 201)