College van Beroep voor het bedrijfsleven

Schadevergoeding voor schending redelijke termijn. Afwijzing verzoek om immateriele schadevergoeding

De Raad kent een door het Uwv te betalen schadevergoeding toe van ⬠500,- nu hij het aannemelijk acht dat verzoeker als gevolg van de lange duur van de procedure een daadwerkelijke spanning en frustratie heeft ondergaan en niet is gebleken van concrete omstandigheden die aanleiding vormen om te twijfelen aan de vooronderstelling dat in geval van schending van de redelijke termijn spanning en frustratie zijn opgetreden. Voor de vraag of naast deze schadevergoeding nog plaats is voor toewijzing van het verzoek tot vergoeding van immateriële schade dient zoveel mogelijk te worden aangesloten bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Naar het oordeel van de Raad is verzoeker er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij zodanig heeft geleden onder het besluit van het Uwv dat sprake was van geestelijk letsel dat kan worden beschouwd als een aantasting van zijn persoon in de zin van artikel 6:106 BW.

LJ Nummer:

BB3560

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 26 september 2007