Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 28 september 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk DGW/CF 2007/1219 27625-86 Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat over Water in Beeld 2007.


1 In de samenvatting wordt opgemerkt dat in het algemeen de waterkwaliteit van de Nederlandse waterlichamen de laatste tien tot vijftien jaar geen verbetering meer laat zien. Is deze uitspraak gebaseerd op een gemiddelde bepaling van de verschillende waterlichamen? Binnen welke waterlichamen zijn in de afgelopen jaren nog wel verbeteringen geboekt en waardoor wordt dit veroorzaakt? Waar is in de afgelopen jaren sprake van achteruitgang en waardoor wordt dit veroorzaakt?


1 De uitspraak is niet gebaseerd op een rekenkundig gemiddelde. Beoogd is aan te geven dat er op onderdelen soms nog wel een verbetering is te zien maar dat er geen sprake is van een algemene vooruitgang van de kwaliteit. Zoals in de decembernota is aangegeven dient daarvoor met name verbetering van inrichting en het terugdringen van eutrofiering prioriteit te krijgen.


2 In de voortgangrapportage wordt opgemerkt, dat de ecologische kwaliteit van de Noordzee schade ondervindt door de intensieve visserij. Op welke vorm van intensieve visserij wordt hier gedoeld en welke aantoonbare schade zou deze veroorzaken?


2 Er wordt hier met name gedoeld op de boomkorvisserij. De schadelijke effecten van Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71

Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95 bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

DGW/CF 2007/1219

deze vorm van visserij zijn onder meer verwoord in het door het Expertise Centrum LNV in 2001 uitgebrachte rapport "Met de natuur in zee", waarin ten aanzien van visserij is geconcludeerd dat de boomkorvisserij op het gehele Nederlandse continentale plat grote invloed heeft op de vis- en bodemfauna. Als effect wordt daarbij genoemd: het verlies aan soorten en biogene structuren, afname van populaties en verandering van leeftijdsopbouw.


3 In hoofdstuk 2 komt naar voren dat zowel uit de evaluatie van de Watertoets als uit de evaluatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water blijkt dat in de doorwerking in de ruimtelijke ordening, water nog nauwelijks een rol speelt bij de keuze van bouwlocaties. Wat gaat de regering er aan doen om dit te verbeteren?

3 Uit de in 2006 uitgevoerde evaluatie blijkt dat de watertoets op inrichtingsniveau effectief is, maar tot nu toe nog weinig effectief is bij locatiekeuzes. Dit kan een tijdelijk probleem zijn omdat veel locatiekeuzes al voor de introductie van de Watertoets zijn gemaakt. In 2008 zal de regering bezien of de effectiviteit van de watertoets in dit licht zal moeten worden vergroot en zal in dat geval in overleg met medeoverheden met een voorstel komen om die effectiviteit te vergroten.


4 Kan worden aangegeven waaruit de synergievoordelen kunnen bestaan die verwacht worden bij het combineren van maatregelen voor de KRW?

4 De synergievoordelen bestaan vooral uit kostenbesparingen door in hetzelfde gebied de WB21 maatregelen en KRW-maatregelen waar nodig te versnellen en daarmee gelijktijdig uit te voeren met ingrepen voor natuur en landschap.


5 Hoe groot is het budget van het Partners voor Water programma? Kan hierbij een onderscheid gemaakt worden naar de bijdragen van de verschillende departementen?

5 In vervolg op het programma Partners voor Water I (periode 1999-2004) heeft het Kabinet in 2004 besloten om 49 miljoen van het HGIS (non-ODA) budget toe te kennen aan Partners voor Water II voor de periode 2005-2009. Aangezien dit geld door het kabinet is toebedeeld uit de (kabinetsbrede) HGIS-middelen, is het niet uit te splitsen in afzonderlijke departementale bijdragen.


6 Is het percentage van 24% (680 km) van de waterkeringen die niet voldoet aan de wettelijke norm, niet erg hoog?

6 Het percentage van 24% is inderdaad hoog, maar dit was ook te verwachten. In 2001 zijn de Hydraulische Randvoorwaarden bijgesteld, naar aanleiding van nieuwe inzichten over de afvoer van de Rijn. Voortaan wordt bijvoorbeeld niet langer rekening gehouden met een maatgevende Rijnafvoer van 15.000 m3/s bij Lobith, maar met 16.000 m3/s. Anticiperend op een hoog percentage van waterkering die niet aan de wettelijk norm voldoet is gestart met de voorbereiding van uitvoeringsprogramma's zoals de PKB Ruimte voor de Rivier en de Aanpak van de
---

DGW/CF 2007/1219

Zwakke Schakels.


7 Binnen welke termijn voldoen deze waterkeringen weer aan de wettelijke norm?

7 Voor alle dijkvakken en kunstwerken waarvan na de tweede toetsing is geconstateerd dat infrastructurele maatregelen nodig zijn, is bekeken of ze voor beheer en onderhoud in aanmerking komen (verbeterkosten zijn dan voor de beheerder), of ze al onder een programma of project worden aangepakt (bijvoorbeeld het project Ruimte voor de Rivier en Aanpak Zwakke Schakels) of dat ze voor rijksfinanciering in aanmerking komen via het Hoogwaterbeschermings- programma. Uit deze analyse blijkt dat de noodzakelijke verbeteringen in het rivierengebied voor het overgrote deel worden aangepakt met het project Ruimte voor de Rivier. Dit project zal in 2015 afgerond zijn. Het grootste deel van de benodigde verbeteringen in de Hollandse- en Zeeuwse delta wordt aangepakt met het project Zeeweringen Zeeland. Ook dit project wordt in 2015 afgerond. De overige benodigde verbetermaatregelen zijn opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Het moment waarop de waterkeringen weer aan de norm voldoen is met name afhankelijk van de beschikbare financiële middelen en de benodigde uitvoeringstijd voor de verbetermaatregelen In september 2007 heb ik u met een geactualiseerd meerjarig Hoogwaterbeschermingsprogramma geïnformeerd wanneer de verbeteringswerken uitgevoerd zullen zijn.


8 Wanneer verwacht u duidelijkheid over de status van de waterkeringen waarover bij de laatste toetsing op de primaire waterkeringen 32% (931 km) geen oordeel gegeven kon worden? Staan er al bedragen gereserveerd om deze keringen aan te pakken? Zo ja, om hoeveel geld gaat dit? Zo nee, waarom niet?

8 Met de waterschappen en provincies heb ik de ambitie besproken om het percentage van keringen die het predicaat "geen oordeel" hebben na de derde toetsing, die loopt tot 15 januari 2011, sterk te reduceren. Binnenkort zal ik het wettelijk toetsinstrumentarium, dat hierbij een rol speelt, voor de derde ronde toetsing vaststellen. Hierover heb ik de Tweede Kamer per brief onlangs nader geïnformeerd.

Met de beschikbaarstelling van het toetsinstrumentarium kunnen de beheerders verder aan de slag met de derde toetsing van de primaire waterkeringen. Uiterlijk op 15 januari 2011 zullen de toezichthoudende provincies verslag uitbrengen over veiligheidssituatie van de dijkringgebieden in hun provincies aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. Op basis hiervan zal ik de Tweede Kamer in het najaar van 2011 informeren over de veiligheidssituatie van de primaire waterkeringen in Nederland.

---

DGW/CF 2007/1219


9 Kan de prestatie-indicator met betrekking tot de basis kustlijnnorm, nader uitgelegd worden?

9 Jaarlijks worden er in Nederland kustmetingen uitgevoerd. Deze omvatten hoogtemetingen van duin en strand en dieptemetingen van het onderwaterdeel van de kust. Door de hoogte- en dieptemetingen aan elkaar te koppelen, ontstaan volledige kustprofielen. De kustprofielen (momenteel ongeveer 2000 per jaar) worden opgenomen in raaien, denkbeeldige lijnen loodrecht op de kust met een onderlinge afstand van ongeveer 250 meter, langs de gehele Noordzeekust van Cadzand tot Rottummeroog. Het opgemeten profiel loopt meestal van ongeveer 1000 meter in zee tot en met de eerste duinenrij. De gegevens worden gebruikt om objectief te kunnen nagaan hoe de kustzone morfologisch verandert. Zo wordt duidelijk op welke plaatsen sprake is van kustaanwas (sedimentatie van zand) en op welke plaatsen van kustachteruitgang (erosie). Sinds 1990 is het kustbeleid gericht op het `dynamisch handhaven' van de kust. Hiervoor is in 1990 het instrumentarium Basiskustlijn ontwikkeld. De Basiskustlijn is bepaald uit de trend in kustlijnliggingen tussen 1980 en 1989. Indien er sprake is van een (structurele) landwaartse overschrijding van de basiskustlijn dan wordt er door middel van een zandsuppletie ingegrepen (zie verder ook blz. 21 en 22 in Water in Beeld).


10 In figuur 3.1 worden 63 projecten genoemd die behoren tot prioriteit 1 (hoogste relatieve afwijking van de wettelijke norm). Er zijn 40 maatregelen geselecteerd die voor 2011 worden aangepakt. Voor welke datum worden de overige 23 projecten gerealiseerd?

10 In het geactualiseerde meerjarige Hoogwaterbeschermingsprogramma dat ik in september 2007 aan de Tweede Kamer zal aanbieden, wordt uiteengezet in welke periode de realisatie van deze projecten zal plaatsvinden.


11 Wat zijn de kosten voor het uitvoeren van de 40 maatregelen die voor 2011 worden aangepakt?

11 Bij de aanbieding van het geactualiseerde meerjarige Hoogwaterbeschermingsprogramma in september zal ik nadere informatie verschaffen over de kosten van de maatregelen.


12 Kunt u aangeven hoe de prioriteiten zich verhouden tot het aantal betrokken bewoners?

12 De werkzaamheden die zijn opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma zijn na overleg met de waterschappen en provincies ingedeeld in drie prioriteitsklassen. Dit om daarmee te bepalen in welke volgorde de maatregelen op een effectieve wijze (vanuit veiligheid geredeneerd) kunnen worden aangepakt. De
---

DGW/CF 2007/1219

indeling in drie klassen heeft plaatsgevonden naar de mate van afwijking ten opzichte van de wettelijke norm: hoe groter de afwijking, hoe hoger de prioriteit. Vervolgens is bij het bepalen van de volgorde binnen de prioriteitsklasse gekeken naar de wettelijke norm per dijkring. Het project in de dijkring met de hoogste wettelijke norm krijgt dan voorrang. In algemene zin kennen gebieden met een hoger inwonertal een hogere beschermingsnorm. Deze gebieden krijgen dus binnen de prioriteitsklasse prioriteit.


13 Op welke wijze gaat VNK2 ingezet worden?

13 Het inzicht dat voortkomt uit deze studie zal worden benut bij de afweging van keuzen gericht op de actualisatie van het waterveiligheidsbeleid. De beleidsnota Waterveiligheid zal ik eind 2008 aan de Kamer voorleggen. De resultaten van de VNK-2-studie kunnen ook door gemeenten en provincies worden gebruikt voor het verbeteren van risicokaarten en rampenbeheersing met het oog op eventuele overstromingen.


14 Wordt ook voor andere plekken overslagbestendigheid onderzocht? Zo neen, waarom niet? Zo ja, om welke reden en waar?

14 Ja, voor de zwakke schakels Walcheren en West Zeeuwsch Vlaanderen is het overslag bestendig maken een van de alternatieven geweest die in de MER Trajecten zijn bekeken. Een zandige, vaak zeewaartse oplossing, heeft de voorkeur gekregen.


15 In paragraaf 4.1.3 wordt de conclusie van het NMP aangehaald dat er geen eenduidige landelijke wateroverlastopgave is. Volgens het NMP hanteren waterschappen verschillende uitgangspunten, aannames en afwegingen in het toetsingsproces. Vindt u dit een wenselijke situatie of wordt er de komende jaren alsnog gestreefd naar een eenduidige landelijke wateroverlastopgave? Zo, ja hoe en wanneer wordt deze gerealiseerd?

15 Bij het bepalen van de wateroverlastopgave hanteren waterschappen inderdaad verschillende uitgangspunten. Dit is enerzijds inherent aan de methode van toetsen waarbij computermodellen een belangrijke rol spelen en anderzijds het gevolg van bestuurlijke uitspraken over het ja, dan nee willen accepteren van het voorkomen van wateroverlast aan de hand van bijvoorbeeld de financiële consequenties. Transparantie van de uitgangspunten is in dit geval belangrijker dan uniformiteit in de uitgangspunten.


16 In paragraaf 4.1.6 staat dat het GGOR nu nog vaak wordt afgestemd op het bestaande ruimtegebruik in een gebied. Vervolgens wordt opgemerkt dat het wenselijk kan zijn dat het GGOR daar juist meer richting aan geeft. Hoe zou het GGOR vanuit het concept van water als ordenend principe hier meer richting aan kunnen geven? Kunnen hier concrete voorbeelden genoemd worden?


---

DGW/CF 2007/1219

16 Het kabinet wil dat het automatisme verdwijnt dat het peil de functie volgt. Per gebied zal de afweging moeten worden gemaakt in hoeverre functies geaccommodeerd kunnen worden met bijbehorend peilbeheer. Indien geen duurzaam peilbeheer mogelijk is kan hierbij op termijn dus functiewijziging aan de orde zijn. Het kabinet verwacht hierbij van de waterschappen een proactieve rol, in samenwerking met gemeenten en provincies. In het westelijke veenweidegebied wordt bij voorbeeld in de Krimpenerwaard gewerkt met het uitgangspunt "functie volgt peil". Concreet betekent dit dat gebieden worden vernat en dat differentiatie plaatsvindt van de landbouw.


17 Worden er pogingen genomen de betrokkenheid van gemeenten bij GGOR te vergroten? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

17 Het GGOR moet in 2010 landsdekkend zijn opgesteld, aldus het nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). De nadruk ligt hierbij op het landelijk gebied. De betrokkenheid van gemeenten wordt vergroot door het overleg dat waterschappen en gemeenten hebben over het voorkomen van wateroverlast en de maatregelen die daar voor nodig zijn.


18 Hoe kan het dat de Kaderrichtlijn Water aanvullende randvoorwaarden stelt aan het GGOR terwijl het ambitieniveau dat beoogd wordt met de KRW nog niet is vastgesteld? Waaruit bestaan die randvoorwaarden?

18 De kaderrichtlijn water (KRW) stelt eisen aan het grond- en oppervlaktewater, voor zowel de kwaliteit als kwantiteit.
Voor grondwaterkwantiteit gaat het om de volgende aspecten:
1. De waterbalans (KRW doel: De grondwaterstand in het grondwaterlichaam is van dien aard dat de gemiddelde jaarlijkse onttrekking op lange termijn de beschikbare grondwatervoorraad niet overschrijdt)

2. Interactie met oppervlaktewater (KRW doel: De grondwatertoestand ondergaat geen zodanige antropogene verandering dat:

- de milieudoelstellingen volgens artikel 4 voor bijbehorende oppervlaktewateren niet worden bereikt,

- de toestand van die wateren significant achteruit gaat)
3. Terrestrische ecosystemen (KRW doel: De grondwaterstand ondergaat geen zodanige antropogene verandering dat significante schade wordt toegebracht aan terrestrische ecosystemen die rechtstreeks van het grondwater afhankelijk zijn)
4. Intrusies (KRW doel: Er kunnen zich tijdelijk, of in een ruimtelijk beperkt gebied voortdurend veranderingen voordoen in de stroomrichting ten gevolge van veranderingen in de grondwaterstand, maar zulke omkeringen veroorzaken geen intrusies van zout water of stoffen van andere aard en wijzen niet op een aanhoudende, duidelijk te constateren antropogene tendens in de stroomrichting die vermoedelijk tot zulke intrusies zal leiden). Deze 4 aspecten worden meegenomen bij het opstellen van de GGOR's.
---

DGW/CF 2007/1219


19 Kan aangegeven worden wat de regering verstaat onder 'onevenredige socio- economische gevolgen' m.b.t. tot de KRW?

19 Tijdens het AO van 20 juni heb ik aangegeven dat er een MKBA voor de KRW wordt opgesteld. Deze zal als basis dienen voor besluitvorming over de vraag welke maatregelen als evenredig kunnen worden beschouwd gezien de kosten-baten verhouding.


20 Is het waar dat een substantieel deel van de baten van de KRW is opgebouwd uit veronderstelde waardestijging van vastgoed in de buurt van schoner water? Zo ja, kan dit kwantitatief en kwalitatief worden onderbouwd?

20 In de u toegezonden strategische MKBA wordt dat inderdaad aangegeven. Deze baten zijn met de beschikbare kennis kwantitatief onderbouwd conform de OEI- leidraad. Deze leidraad moet voor grote infrastructurele projecten worden gehanteerd.
Juist omdat dit onderdeel een relatief groot deel van de baten vormt wordt dit voor de MKBA van 2008 nader uitgewerkt.


21 Op pagina 38 wordt melding gemaakt dat de vanuit het buitenland aangevoerde hoeveelheid stikstof nog maar licht daalt en dat de aanvoer van fosfaat door de grote rivieren in de laatste jaren slechts licht is afgenomen. Op pagina 42 wordt vermeld dat de uit het buitenland aangevoerde hoeveelheden prioritaire stoffen geen grote significante afname laten zien t.o.v. eerdere jaren (met uitzondering van cadmium in de Maas). Zijn er al substantiële effecten meetbaar van inspanningen van andere, meer stroomopwaarts gelegen Europese landen in het kader van de Kaderrichtlijn Water? Zo ja, welke? Zo nee, wanneer worden deze wel verwacht en waarop is deze verwachting gebaseerd?

21 De KRW verreist dat per 22-12-2008 het eerste concept maatregelen programma moet zijn uitgewerkt en eind 2009 vastgesteld. De daarin genoemde maatregelen dienen 22-12-2012 operationeel te zijn.
Gezien deze tijdtafel is er derhalve nog geen sprake van meetbare KRW inspanningen in Nederland of in stroomopwaarts gelegen landen. Nederland stemt voor het vaststellen en uitvoeren van doelstellingen en maatregelpakketten voor de Kaderrichtlijn Water zowel bilateraal als via de Internationale Rivier Commissies intensief af met onze buurlanden. Omdat het hier om een EU-richtlijn gaat en de EU-commissie al meerdere procedures heeft aangespannen tegen landen die achterlopen in de voorbereiding, o.a. wetgeving en rapportage stand van zaken, mag verwacht worden dat de EU- commissie zal toezien op adequate maatregelprogramma's.
---

DGW/CF 2007/1219


22 Welke maatregelen worden genomen om de door het buitenland aangevoerde hoeveelheid prioritaire stoffen te verminderen?

22 Conform het in het antwoord bij vraag 21 beschreven proces.


23 Welke voortgang is er in 2006 geboekt in samenwerking binnen de waterketen op gebieden als rioolbeheer en waterzuivering? Welke efficiencywinsten/kostenbesparingen zijn hiermee gerealiseerd?

23 Via de reguliere voortgangsrapportage over de waterketen zal u eind 2007 door de minister van VROM over de efficiencywinsten en kostenbesparingen nader worden geïnformeerd. In deze voortgangsrapportage zijn de eerste resultaten van de beleidsmonitor waterketen opgenomen en zal ten opzichte van het referentiejaar 1998 de voortgang in de doelmatigheid in beeld zijn gebracht.


24 In de rapportage is de volgende passage opgenomen: "Nederland voldoet inmiddels volledig aan de eisen van de EU-richtlijn Stedelijk Afvalwater, maar enkele bovenstroomse landen (België en Frankrijk) nog niet". Is er enige voortgang te zien in de inspanningen van bovenstroomse landen om aan de EU-richtlijn Stedelijk Afvalwater te voldoen? Wanneer wordt verwacht dat deze landen aan deze richtlijn voldoen? Welke harde afspraken zijn hierover in Europees verband gemaakt?

24 Ja, er is sprake van voortgang. In de richtlijn zelf is nadrukkelijk aangegeven wanneer welk resultaat moet worden geboekt. De Europese Commissie heeft inmiddels ingebrekestellingprocedures gestart tegen alle lidstaten die nog niet voldoen. Het opleggen van boetes zal zeker tot een snelle volledige implementatie leiden.


25 Hoe wordt voorkomen dat het tijdig opstellen van de Natura 2000-beheersplannen, vóórdat de KRW-plannen in 2008-2009 gereed zijn, een probleem kan gaan vormen?

25 Met het oog op het vaststellen van de doelen voor de stroomgebiedbeheerplannen organiseren momenteel tal van provincies een overleg over afstemming tussen de doelen van Natura 2000 gebieden en de KRW doelen. Verder heeft het Ministerie van LNV, in overleg met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de Regionaal Bestuurlijke Overleggen per brief gewezen op de noodzaak met betrokken partijen, zoals de waterschappen en terreinbeheerders, over inhoud en proces aangaande de afstemming tussen VHR en KRW afspraken te maken ten behoeve van de op te stellen stroomgebiedbeheerplannen en Natura 2000 beheerplannen.
---

DGW/CF 2007/1219


26 Heeft het aanwijzen van grote stukken kustwater als Natura-2000 gebied nog gevolgen voor de bestaande visserij?

26 De minister van LNV is in zijn brieven aan de Tweede Kamer van 1 september 2006 (TK 30192, nr. 2) en van 22 januari 2007 (TK 30195, nr. 17) ingegaan op bestaand gebruik in Natura 2000 gebieden. De bestaande visserij in de kustwateren in Natura 2000 gebieden wordt aangemerkt als bestaand gebruik en zal tot aan het gereedkomen van de beheerplannen in principe als niet vergunningplichtig beschouwd worden, tenzij sprake is van een zodanig negatief effect dat deze benadering strijdig zou zijn met de vereisten van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn.
In het ontwerp van het Natura 2000-beheerplan voor de Voordelta, dat onlangs ter visie is gelegd, zijn een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van de visserij opgenomen, dit betreft met name de bodemberoerende visserij. Het Natura 2000-beheerplan voor de Noordzeekustzone vanaf de grens met Duitsland tot aan Petten moet nog worden opgesteld. Het is nog niet aan te geven of dit plan tot extra maatregelen voor de visserij zal leiden.


27 Welke gevolgen heeft het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 voor de bestaande visserij?

27 Het Integraal beheerplan Noordzee 2015 (IBN), dat in juli 2005 door de ministerraad is vastgesteld, heeft geen directe gevolgen voor de bestaande visserij. In het IBN (blz. 69) is aangegeven dat het integraal afwegingskader voor vergunningverlening, niet van toepassing is op visserij.


28 Wanneer kan een overzicht worden gegeven van de totale hoeveelheid subsidies die VenW en de provincies hebben verstrekt, zodat daarmee een gecorrigeerd bedrag kan worden gegeven voor de totale uitgaven van de overheid aan watertaken?

28 Het is de bedoeling dat in Water in Beeld 2008 een gecorrigeerd bedrag kan worden getoond.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

mw. J.C. Huizinga-Heringa

---