Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Bijstand en vermogen

Onderzoek naar de vaststelling van het vermogen voor de Wet werk en bijstand

Bijstand en vermogen

Onderzoek naar de vaststelling van het vermogen voor de Wet werk
en bijstand

Inspectie Werk en Inkomen Bijstand en vermogen

R 07/16, augustus 2007

ISSN 1383-8733
ISBN 978-90-5079-192-2

2 Inspectie Werk en Inkomen Bijstand en vermogen

Voorwoord

De Wet werk en bijstand (WWB) heeft tot doel om personen die een uitkering ontvangen te ondersteunen bij arbeidsinschakeling zodat zij zelf kunnen voorzien in de kosten van hun bestaan. Daarnaast biedt de WWB een inkomenswaarborg voor personen die dat niet kunnen. Een bijstandsuitkering wordt alleen toegekend als een aanvulling op iemands inkomen en ver- mogen. Bij vermogen kan het gaan om eigen woningbezit, bank- en spaartegoeden en bezit van een auto. Als het saldo van de bezittingen en de schulden lager is dan de wettelijke vermogens- grens heeft de aanvrager recht op algemene bijstand. In dit rapport geeft de inspectie haar oor- deel over de wijze waarop gemeenten het vermogen vaststellen bij de aanvraag van een uitke- ring. Gemeenten kunnen voor een groot deel zelf bepalen welke gegevens zij opvragen en op welke wijze zij het onderzoek naar vermogen uitvoeren. Met dit rapport wil de inspectie de staatssecretaris informeren over de rechtmatigheid van de uitvoering en de gemeenten de gele- genheid geven om ideeën op te doen voor verbetering van hun werkwijze. Het onderzoek heeft ook een beeld opgeleverd van de startpositie van bijstandsgerechtigden. Veel mensen blijken al schulden te hebben op het moment dat zij een bijstandsuitkering aanvra- gen. In bijna 75 procent van de onderzochte dossiers was sprake van een negatief vermogens- saldo, wat dus betekent dat de schulden groter zijn dan de waarde van de aanwezige bezittin- gen. De inspectie vindt dit verontrustend omdat schulden vaak een complicerende factor zijn bij de re-integratie van bijstandsgerechtigden. De inspectie heeft niet onderzocht hoe gemeen- ten hiermee omgaan, maar is wel van plan om hier in 2008 een vervolgonderzoek naar te doen. Mw. mr. drs. C. Kervezee
Inspecteur-generaal

3 Inspectie Werk en Inkomen Bijstand en vermogen

4 Inspectie Werk en Inkomen Bijstand en vermogen

Inhoud


1 Vaststelling van vermogen voor de bijstand 7

2 Rechtmatigheid en werkwijze 9
2.1 Rechtmatigheid 9
2.2 Beleid en werkwijze 9

3 Meer doelmatigheid mogelijk 11
Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 13

5 Inspectie Werk en Inkomen Bijstand en vermogen

6 Inspectie Werk en Inkomen Bijstand en vermogen


1 Vaststelling van vermogen voor de bijstand

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) houdt voor de minister van Sociale Zaken en Werk- gelegenheid (SZW) toezicht op de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) door de gemeenten. De WWB heeft als doel om een inkomenswaarborg te bieden voor personen die niet beschikken over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Daarbij worden alle vermogens -en inkomensbestanddelen meegeteld waarover de alleen- staande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Als iemand een bijstandsuitkering aanvraagt, moet de gemeente vaststellen of de aanvrager onvoldoende vermogen en inkomen heeft om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Onder vermogen wordt verstaan de waarde van de bezittingen verminderd met de aanwezige schulden. Als er sprake is van een positief saldo en dat is meer dan het bedrag van het vrij te laten vermogen dat in de WWB is vastgelegd dan is er geen recht op bijstand. Op grond van de WWB kunnen gemeenten zelf invulling geven aan de wijze waarop zij het onder- zoek naar vermogen uitvoeren en zelf bepalen of zij bepaalde vermogenscomponenten meetel- len bij de vermogensvaststelling. Als gevolg van die beleidsvrijheid kunnen in gelijke gevallen verschillen per gemeente ontstaan. In vorige jaren beoordeelde de inspectie de rechtmatigheid van de uitvoering aan de hand van de verslagen over de uitvoering van gemeenten. Vanaf 2006 hoeven gemeenten zich niet meer met een verslag over de uitvoering te verantwoorden en verstrekken zij via de gemeentereke-
1 ning een beperkt aantal gegevens over de uitvoering van de WWB.1 IWI heeft daarom besloten Als gevolg van het kabinets- om het rechtmatigheidstoezicht op een andere wijze in te richten. De inspectie onderzoekt op standpunt over het advies van de
stuurgroep Brinkman rapport van basis van een risicogerichte benadering steeds een aspect van de uitvoering. oktober 2004 `Anders gestuurd, IWI vond de vaststelling van het vermogen een risicovol aspect bij de bepaling van het recht op beter bestuurd'.
bijstand. Ten behoeve van de vaststelling wordt veel informatie en documentatie opgevraagd, geïnterpreteerd, geverifieerd en gevalideerd waardoor er een risico bestaat dat fouten worden gemaakt. De verantwoordingsinformatie WWB over 2004 en 2005 en andere signalen bevesti- gen dit beeld. In het eerste kwartaal van 2007 heeft IWI daarom een onderzoek ingesteld naar de vaststelling van het vermogen in het kader van de uitvoering van de WWB. In het onderzoek wilde de inspectie beoordelen of de wet rechtmatig is uitgevoerd en of er sprake is van mogelijke ernstige tekortkomingen. Daarnaast wilde IWI vaststellen of sprake is van grote verschillen tussen de werkwijzen van gemeenten. De inspectie heeft dat vertaald in twee onderzoeksvragen:

1. Vindt de vaststelling van het vermogen plaats binnen het wettelijke kader van de WWB?
2. Hoe vullen de gemeenten hun beleidsvrijheid in en wat betekent dit voor hun werkwijze? Om redenen van beheersbaarheid van het onderzoek heeft de inspectie alleen gekeken naar de vermogensvaststelling bij aanvang van de uitkering. In het onderzoek is niet betrokken of gemeenten tijdens de bijstandsverstrekking nagaan of er sprake is van een verandering van het vermogen en de gevolgen daarvan voor het recht op bijstand. Om dezelfde reden heeft de inspectie ook niet gekeken naar de wijze waarop gemeenten omgaan met vermogen bij de draagkrachtvaststelling voor de bijzondere bijstand. Voor het onderzoek is het beleid van 25 gemeenten geanalyseerd. Bij dezelfde gemeenten zijn daarnaast in totaal 460 aanvragen om bijstand beoordeeld, waarop in het derde kwartaal van