Raad van State



Uitspraak


Zaaknummer: 200704926/2
Publicatie datum: vrijdag 28 september 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Noord-Brabant
---

200704926/2.
Datum uitspraak: 28 september 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

{verzoeker}, wonend te {woonplaats},

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2006 heeft de gemeenteraad van Gilze en Rijen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2006, het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Broekakkers-Oost" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 12 juni 2007, no. 1244025, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 15 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september 2007, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. M. Verhagen, advocaat te Eindhoven, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. ing. Van Cuyck, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Gilze en Rijen, vertegenwoordigd door ing. L.C.A.M. Stoop, ambtenaar van de gemeente.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Met het plan wordt beoogd de aanleg van het bedrijventerrein "Broekakkers-Oost" ten oosten van de kern Gilze mogelijk te maken.

2.3. Verzoeker voert onder meer aan dat verweerder zijn bedenkingen inzake archeologische en ecologische waarden ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten.

2.4. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zal de ontwikkeling van het bedrijventerrein gefaseerd plaatsvinden en zal het westelijke gedeelte van het plangebied als fase 1 worden ontwikkeld. Ter zitting is van de zijde van de gemeenteraad verklaard dat er nog geen bouwaanvragen zijn ingediend en dat vóór april 2008 geen aanvang zal worden gemaakt met het bouwrijp maken van de gronden in deze fase. Van de zijde van de gemeenteraad is tevens verklaard dat de tweede fase naar verwachting rond 2015 ter hand zal worden genomen en uitsluitend voor zover behoefte bestaat aan uitbreiding van het bedrijventerrein. De gronden in fase 3 hebben in het plan een agrarische bestemming, welke eerst na toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan worden gewijzigd in de bestemming "Bedrijventerrein".

Nu de Voorzitter de verwachting heeft dat de uitspraak in de bodemprocedure zal geschieden vóór 1 april 2008, acht de Voorzitter geen onverwijlde spoed aanwezig, die het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Wat betreft fase 3 voegt de Voorzitter daaraan toe dat eerst na het inwerkingtreden van een wijzigingsplan waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan. Nu uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat op korte termijn gebruik zal worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid, ontbreekt ook in zoverre een spoedeisend belang.

Gelet op het vorenstaande dient het verzoek dan ook te worden afgewezen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Tuit
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2007

425.