Raad van State



Uitspraak

Zaaknummer: 200705328/2
Publicatie datum: donderdag 11 oktober 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Zuid-Holland

200705328/2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

, allen wonend te

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Graafstroom "Wijzigingsplan verplaatsing volkstuinen Bleskensgraaf" vastgesteld.

Verweerder heeft bij besluit van 12 juni 2007, kenmerk DRM/ARW/07/2694A, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 27 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 september 2007.
Bij brief van 30 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J. van Manen, advocaat te Sliedrecht, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.M. de Haas-Rood, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door P. Hugense en C. Stuij, ambtenaren in dienst van de gemeente, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan ten behoeve van de verplaatsing van volkstuinen in Bleskensgraaf. Zij voeren aan dat de volkstuinen op de beoogde locatie niet kunnen worden gerealiseerd, nu de ontsluitingsweg voor deze volkstuinen niet kan worden aangelegd. Volgens verzoekers verzet de bebouwingscontour uit het partieel herziene Streekplan Zuid-Holland Oost (hierna: het Streekplan), na herstel van een daarin aanwezige fout, zich tegen aanleg van de ontsluitingsweg.

2.3. De Voorzitter stelt voorop dat onderhavig wijzigingsplan niet voorziet in een ontsluitingsweg, maar uitsluitend in de wijziging van de bestemming "Agrarische doeleinden" in de bestemming "Volkstuinen" van een aantal gronden. Voor de geplande ontsluitingsweg nabij de volkstuinen is op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend van het geldende bestemmingsplan. Deze vrijstelling is nog niet onherroepelijk. Nu voorshands echter niet kan worden uitgesloten dat realisering van de bestemming "Volkstuinen" mede afhankelijk is van de aanleg van de geplande ontsluitingsweg, ziet de Voorzitter aanleiding om de mogelijkheid tot aanleg van deze weg nader te bezien.

2.3.1. Uit de door verzoekers overgelegde correspondentie volgt dat een ambtenaar in dienst van de provincie zich op het standpunt stelt dat de bebouwingscontour in het Streekplan abusievelijk onjuist is weergegeven nabij gronden waarvan de bestemming is gewijzigd. Wanneer de bebouwingscontour juist zou zijn getekend, zou een afbuiging van de geplande ontsluitingsweg daarbuiten vallen. De Voorzitter is echter, gelet op de uitspraak van de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2004, no. 200301816/1, van oordeel dat de bebouwingscontour, waarmee in het Streekplan de verstedelijking wordt gestuurd, geen betekenis heeft voor infrastructuur. Infrastructuur maakt immers noodzakelijkerwijs deel uit van zowel het stedelijke als het landelijke gebied. Gelet hierop ziet de Voorzitter in het betoog van verzoekers geen aanleiding voor het oordeel dat moet worden getwijfeld aan de uitvoerbaarheid van het onderhavige wijzigingsplan.

2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Jansen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2007

399.

terug naar overzicht.. | print uitspraak..