VVD


11-10-2007

Prepcamps drilkamp of drilpudding

De VVD heeft nog een hoop vragen bij de plannen van minister Rouvoet ten aanzien van prepcamps.

Rouvoet stelt voor een landelijk dekkend netwerk van prepcamps op te richten om zo ontspoorde jongeren naar een baan of school te leiden. De weinig concrete plannen roepen bij de VVD echter veel vragen op. Zo is onduidelijk op welke jongeren Rouvoet zich wil richten en op welke wijze hij wil meten wat het resultaat is van de prepcamps. ook kenmerkt het lange termijnplan zich door een gebrek aan urgentie.

De VVD is een groot voorstander van een stevige aanpak van probleemjongeren en realiseert zich dat voor deze ingewikkelde problematiek geen snelle oplossingen te bedenken zijn. Daarnaast komen oplossingen in de huidige verkokerde jeugdzorg en -hulpverlening moeilijk van de grond.

Reden te meer voor woordvoerder Ineke Dezentjé Hamming om Rouvoet te vragen met zijn oplossingen dichtbij de praktijk te blijven en los te komen van de `laboratoriumsfeer' van de ambtenaren. Dezentjé Hamming: "Ik wil een concreet plan. Wie voelt zich verantwoordelijk voor het programma? Wie gaat bijvoorbeeld over plaatsing van deze jongeren? En hoe worden de effecten van deze pilot gemeten? En wat is het sanctiebeleid? Het lijkt mij van essentieel belang dat Rouvoet zich eens laat adviseren door ervaringsdeskundigen op dit gebied"

Ook wil de VVD aandacht vragen voor het moment waarop de jongeren het prepcamp weer verlaten. Dezentjé Hamming: "Deze jongeren moeten na het prepcamp niet terugvallen in hun oude buurt, vriendenkring en gewoonten. Dat betekent dat je ook aandacht moet besteden aan de resocialisatiefase. Dat kan bijvoorbeeld door onderwijs en bedrijfsleven nadrukkelijk bij de plannen te betrekken."

De VVD zal Rouvoet dan ook concreet vragen een groep van ervaringsdeskundigen in het leven te roepen die de ideeën van Rouvoet kan omzetten in concrete maatregelen die effectief en meetbaar zijn.

Tot slot zal Ineke Dezentjé de minister vragen te reageren op het vernietigende rapport van de Algemene Rekenkamer over de justitiële jeugdinrichtingen en hem verzoeken aan te geven welke lessen hij hieruit zal trekken.