Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

AV/CAM/2007/30945

Groslijst Adviesaanvragen SER 2008
9 oktober 2007

Nr. Departement Onderwerp

1. VROM Tweede Duurzaamheidsverkenning

2. VROM Sociaal-economische en ruimtelijke gevolgen van een veranderende bevolking

3. LNV Visserij en mededinging

4. SZW Mid-term review sociale beleidsagenda

5. OCW Leven lang leren in ieder bedrijf


1. Ministerie van VROM

Tweede Duurzaamheidverkenning

Beschrijving:
Voor het organiseren van transities naar duurzame ontwikkeling is samenwerking tussen overheden, bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties van cruciale betekenis (zie o.a. het SER-advies Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling (2002/07).

De Tweede Duurzaamheidverkenning die het MNP zojuist heeft uitgebracht, geeft de noodzaak van meer samenhang tussen diverse vormen van sectoraal beleid aan. Bovendien moet een strategie worden ontwikkeld voor aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. De Duurzaamheidverkenning maakt hierbij een onderscheid tussen beleid dat zich richt op de korte termijn (tot 2010) en beleid dat nodig is voor de periode na 2010. De verkenning biedt een kader voor het beleid van het kabinet-Balkenende IV dat beoogt tot een duurzame inrichting van Nederland te komen, die klimaatbestendig is. Dit kabinet wil als overheid zelf het goede voorbeeld geven.

Adviesaanvraag:
Voor het organiseren van transities naar duurzame ontwikkeling is samenwerking tussen overheden, bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties van groot belang. In alle pijlers van het coalitieakkoord komt duurzaamheid als dwarsverband terug.
· In hoeverre kunnen de sociale partners in samenwerking of individueel bijdragen aan de transitie naar duurzame ontwikkelen?
In de definitieve adviesaanvraag zal deze vraag aan de SER verder worden uitgediept.

Planning:
Nog niet bekend wanneer in 2008.


2. Ministerie van VROM

Sociaal-economische en ruimtelijke gevolgen van een veranderende bevolking

Beschrijving:
De vraag naar een SER-advies richt zich op de sociaal-economische en ruimtelijke gevolgen van een veranderende bevolking in Nederland. Hierbij gaat het om de verwachte afname, de toenemende vergrijzing en de veranderende culturele samenstelling van de bevolking. In Nederland is het begin van een ruimtelijke ongelijke ontwikkeling van de bevolking waar te nemen. In de Randstad en in de daar om heen liggende zone (de centrale stedenring van Brabant en Gelderland) vindt een doorgaande groei van de bevolking en economische activiteiten plaats. In de meer perifere regio's zoals Zeeland, Zuid-Limburg en Noord- Nederland is daarentegen sprake van een afnemende dan wel stagnerende bevolkingsgroei. De planbureaus veronderstellen in scenario's ook voor de lange termijn tot 2040 dat deze ontwikkeling zich versterkt doorzet. Ook bij een voor Nederland als geheel stagnerende of zelfs krimpende bevolkingsomvang blijft met name de Randstad doorgroeien.

Bieden krimp, vergrijzing en een meer multiculturele samenstelling voor perifere regio's eventueel kansen, bijvoorbeeld natuurontwikkeling en daarmee toerisme of voor de (grootschalige) landbouw of wordt het sociaal-economische draagvlak van de regio hierdoor aangetast? Van belang is ook hoe dorpskernen en kleinere steden voldoende sociaal- economisch draagvlak kunnen behouden wanneer een regio minder inwoners telt. Hoe ontwikkelt het draagvak zich in de middelgrote en grote steden door de toenemende multiculturele mix en de vergrijzing. Aangenomen dat de Randstad en de daaromheen liggende zone relatief weinig gevolgen zullen ondervinden van krimp, wat zijn sociaal- economisch de effecten van de veranderende samenstelling van de bevolking (verandering aanbod werkgelegenheid).
Zowel de Randstad met de daaromheenliggende zone als de perifere regio's zouden bekeken moeten worden op hun specifieke kenmerken. Hoe is de samenhang tussen enerzijds een economisch en qua bevolkingsomvang doorgroeiend West- en centraal Nederland en anderzijds de perifere regio's, de vraag daarbij is of beide gebieden elkaar kunnen aanvullen. Van belang zijn de studies: WLO (CPB/MNP/RPB 2006), Krimp en ruimte (RPB 2006 en Structurele bevolkingsdaling (Derks 2006). Daarnaast voor culturele samenstelling: De krimpende stand (Derks 2006), Achtergronden PEARL (RPB/CBS 2006) en Regionale bevolkings en allochtonenprognose (RPB/CBS 2006).

Adviesaanvraag:
Het onderwerp is te splisten in een aantal subonderdelen: Randstad / periferie met daarbij drie onderdelen: grootte bevolkingsgroei, grootte van de beroepsbevolking / vergrijzing en multiculturele samenstelling van de bevolking.
Vraag:

· Wat zijn de sociaal-economische effecten hiervan op die regio's (zowel Randstad als periferie)?
Subvragen:

· Hoe reageren steden op veranderende bevolkingsgrootte en samenstelling, zowel in Randstad als periferie?

· Hoe kunnen Randstad en periferie elkaar aanvullen?

· Welke kansen kan deze ontwikkeling bieden aan de periferie?

Planning: In de loop van 2008.

---


3. Ministerie van LNV
Visserij en mededinging

Beschrijving:
Duurzaamheid is in de zeevisserij al een oud thema. Het voorkomen van overbevissing leidde al jaren geleden tot beperkingen van de visserij in de vorm van visquota, zeedagen, beperking van het motorvermogen, vergunningen, gesloten gebieden, etc. Meestal werden die maatregelen door de overheid genomen, bijvoorbeeld door de Europese Commissie of door de Nederlandse overheid.

Maar ook vissers zelf nemen maatregelen om de vis te sparen. Zo kunnen ze met elkaar afspreken om bepaalde kwaliteit vis ( kleine vissen) te ontzien of om slechts een beperkt aantal dagen uit te varen naar zee. Ook kunnen ze in ecologisch kwetsbare periodes samen besluiten om de hoeveelheid vis die ze aan land brengen te beperken, dit om toekomstige generaties vis te sparen. Deze maatregelen worden meestal genomen door zogenaamde producenten- organisaties, dat zijn door de Europese Unie ingestelde organisaties voor de ordening van de markten.

De bovengenoemde maatregelen van groepen vissers moeten passen binnen de grenzen van de Europese en nationale regelgeving. Het betreft dan met name de visserijregelgeving van de Europese Unie en het Europese en nationale mededingingsrecht. De minister van LNV acht het van groot belang dat de visserijsector zelf maatregelen neemt om de duurzaamheid van de visserij te vergroten. De minister wil daarom graag dat de SER haar adviseert over de vraag in hoeverre de sector zelf momenteel ­ gegeven de huidige juridische randvoorwaarden ­ alle mogelijkheden benut voor duurzaamheidinitiatieven. De minister vraagt daarbij tevens aandacht voor de gevolgen die dergelijke initiatieven hebben voor de werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en scholingsbehoeften in de sector.

Het advies zou zich dus moeten richten op de volgende vragen:

· Benut de visserijsector momenteel alle mogelijkheden binnen de mededingingswetgeving voor duurzaamheidsinitiatieven? Welke lessen kan de sector trekken uit ervaringen uit het verleden en in andere sectoren waarin duurzaamheidinitiatieven worden genomen, of uit ervaringen in andere (Europese) landen?

· Wat zijn de effecten van duurzaamheidinitiatieven op de (aard en omvang van de) werkgelegenheid en op de arbeidsomstandigheden in de visserijsector? Hebben deze effecten ook gevolgen voor de scholingsbehoefte van werknemers in deze sector?

Planning: adviesaanvraag in februari 2008 en het uitbrengen van het advies begin juni 2008.
---


4. Ministerie van SZW

Mid-term review sociale beleidsagenda

Beschrijving:
In 2005 is de Sociale Beleidsagenda 2005-2010 vastgesteld. In 2008 volgt een mid-term review van de Sociale Beleidsagenda. In maart 2008 wordt de betreffende mededeling van de Europese Commissie verwacht.

De hoofddoelstelling van de sociale agenda 2005-2010 was "een sociaal Europa in de wereldeconomie: banen en nieuwe kansen voor iedereen". Filosofie hierachter was de bevordering van werkgelegenheid, sociale cohesie, sociale insluiting en gelijke kansen voor iedereen. De agenda kende een tweesporen benadering:

1) Het winnen van vertrouwen van burgers in een samenleving die verandert door globalisering, technologische ontwikkelingen en vergrijzing. De focus ligt hierbij op de meest kansarmen.

2) Kernmaatregelen onder de twee hoofdroutes, te weten a) werkgelegenheid en b) gelijke kansen en insluiting

Het rapport "sociale realiteit van Europa", dat is opgesteld door het Bureau van Europese beleidsadviseurs (BEPA), zal belangrijke input gaan vormen voor de mid-term review van de Sociale Beleidsagenda in 2008. De openbare consultatie over dit rapport loopt nog tot eind 2007.

Het is niet duidelijk welke wetgevende initiatieven de Commissie nog zal willen nemen op grond van de mid-term review van de Sociale Beleidsagenda. De meeste activiteiten die waren aangekondigd in de Sociale Beleidsagenda 2005-2010 zijn inmiddels ondernomen.

Adviesaanvraag:
Vragen die kunnen worden voorgelegd aan de SER:

- wat zou de gewenste uitkomst van de mid-term review van de Sociale Beleidsagenda moeten zijn?

- waar moet de Sociale Beleidsagenda zich op richten?

Planning:
Begin 2008.


---


5. Ministerie van OCW

Leven lang leren in ieder bedrijf

In 2000 heeft Nederland zich in Europees verband verplicht om de deelname van volwassenen aan scholing en opleiding te verhogen naar een niveau van 20%1 in 2010. Om dit doel te halen zijn forse inspanningen nodig. Aanvankelijk was sprake van een stijging van de deelname, maar gegevens over 2005 laten een daling van de deelname aan scholing ten opzichte van 2003 zien Als rekening gehouden wordt met conjuncturele omstandigheden kan op z'n best gesproken worden over een stabilisatie. Er wordt hard aan gewerkt om het belang van leren bij bedrijven en werknemers te promoten en vooral ook in stimulerende en faciliterende zin worden veel activiteiten door de overheid ondernomen uiteraard samen met allerlei partijen in de regio en in branches. Om het Actieplan Leven Lang Leren dat in april 2005 door het vorige kabinet is gepresenteerd uit te voeren is de projectdirectie Leren en Werken opgericht. Met regio's en branches zijn afspraken gemaakt over het realiseren van meer dan 15.000 extra duale trajecten voor volwassenen en 20.000 evc-trajecten (elders verworven competenties). Ook zijn afspraken gemaakt over 20 leerwerkloketten. Daarnaast zijn diverse andere activiteiten ondernomen zoals Associate Degree programma's, de portal Opleiding en beroep, de publiciteitscampagne "Ontwikkelen werkt", Step-projecten.

In de vorm van leren en werken projecten ontstaan in steeds meer regio's samenwerkingsverbanden tussen ondernemers en hun organisaties, onderwijsinstellingen en lokale en regionale overheden, ketenpartners en diverse andere partijen om het combineren van leren en werken te stimuleren en ook beter mogelijk te maken. Veelal is of wordt een leerwerkloket ingericht dat ondernemers en burgers helpt bij al hun vragen over scholing en evc en dat het scholings- en evc-aanbod beter toegankelijk maakt.

De vraag is of op deze wijze iedereen bereikt kan worden. Er zijn nogal wat verschillen in de mate waarin bedrijven hun werknemers scholen en ook tussen groepen werknemers zijn er duidelijke verschillen. Uit gegevens over de deelname aan scholing en opleiding blijkt dat in kleine bedrijven (1-9 werknemers) de deelname aan scholing beduidend beneden het gemiddelde ligt. De deelname bedroeg hier in 2005 11,2%, in het midden- en grootbedrijf was dit 15,2 resp. 18,8 %. Ook zijn er bepaalde groepen werknemers die veel minder dan gemiddeld deelnemen aan scholing. Boven de 40 jaar is de deelname slechts 10% en laagopgeleide werknemers nemen in slechts 7% deel aan scholing.

Vragen aan de SER:
Welke kansen kunnen werkgevers en werknemers samen benutten en is aanvullend beleid van de overheid effectief en efficiënt? Is een actieve benadering van mkb-bedrijven nodig? Bijvoorbeeld een scholingsmakelaar (zoals deze in Engeland, Denemarken opereert) die actief mkb-bedrijven benadert en de ondernemers adviseert over en helpt bij scholing van zijn werknemers. Invulling van deze functie zou door bestaande organisaties kunnen plaatsvinden.

Planning: Eerste helft van 2008, mede afhankelijk van de breedte van de adviesaanvraag.


1 De deelname aan leven lang leren is bepaald aan de hand van de vraag of men de afgelopen vier weken aan een opleiding of cursus heeft deelgenomen.

---