Ingezonden persbericht


Maatschappelijke activiteiten corporaties onvoldoende zichtbaar

Kenniscentrum Maatschappelijk Rendement: 'Prestaties ruim lager dan verwacht'

Rotterdam - 15 oktober 2007. Woningcorporaties krijgen van hun stakeholders momenteel een gemiddeld rapportcijfer van een 6,07 voor hun maatschappelijke activiteiten ter verbetering van de leefbaarheid in de wijken. Dit is fors lager dan het gemiddelde rapportcijfer dat de woningcorporaties zouden moeten behalen volgens deze zelfde stakeholders: een 7,25. Opvallend is met name dat de woningcorporaties op de belangrijkste onderliggende criteria voor effectief maatschappelijk ondernemen de laagste beoordelingen krijgen. De samenwerkingscapaciteit van woningcorporaties wordt relatief het beste beoordeeld. Dit zijn de belangrijkste conclusies uit de MARE Meter-studie van het Kenniscentrum Maatschappelijk Rendement onder 534 stakeholders van woningcorporaties die momenteel maatschappelijke initiatieven ontplooien ter bevordering van de leefbaarheid in hun wijken.

Verwachtingspatroon ruim hoger dan prestaties
Het prestatieniveau van woningcorporaties met betrekking tot hun maatschappelijke initiatieven in hun wijken wordt beoordeeld met een krappe voldoende (6,07). Dat is ruim lager dan het verwachtingspatroon dat de stakeholders (huurders, gemeente, zorginstellingen en politie) hebben over de rol van woningcorporaties in probleemwijken (7,25). Deze uitkomst staat in schril contrast met de maatschappelijke uitgangspunten zoals die in vele beleidsnota's, die door woningcorporaties de laatste jaren zijn geschreven, te vinden zijn.

Lage scores op belangrijkste criteria, professionele capaciteiten relatief goed beoordeeld Het gemiddelde rapportcijfer (6,07) komt tot stand op basis van 8 onderliggende beoordelingscriteria. Opvallend is dat woningcorporaties op geen enkele van deze beoordelingscriteria voldoen aan het verwachtingspatroon dat de stakeholders hebben van de woningcorporaties.

Daarnaast valt op dat woningcorporaties het minst goed scoren op één van de belangrijkste criteria 'zorg voor veiligheid'. Volgens de stakeholders behalen woningcorporaties op dit onderdeel een 5,70, terwijl zij verwachten van woningcorporaties dat zij op dit criterium beter zouden moeten presteren: 7,46. Het verschil tussen beoordeling en verwachting is het kleinst bij het criterium 'samenwerkingscapaciteit'. Ook het criterium 'bedrijfsmatigheid' wordt relatief goed beoordeeld.

Hiermee kan gesteld worden dat de criteria die te maken hebben met de professionele capaciteit van woningcorporaties met betrekking tot maatschappelijk ondernemen het meest voldoen aan de verwachtingen. Het zijn daarmee vooral de resultaten van de activiteiten die vooralsnog achterblijven.

|8 criteria MARE Meter   |Beoordeli|Verwach|Verschil|
|(rapportcijfers)        |ng       |ting   |        |
|Zorg voor veiligheid    |5,70     |7,46   |-1,76   |
|Zorg voor milieu        |6,06     |7,48   |-1,42   |
|Oprechtheid             |6,24     |7,60   |-1,36   |
|Zorg voor leefbaarheid  |5,84     |7,16   |-1,32   |
|Sociale                 |5,90     |7,10   |-1,20   |
|verantwoordelijkheid    |         |       |        |
|Zorg voor wonen         |6,02     |7,04   |-1,02   |
|Bedrijfsmatigheid       |6,28     |7,18   |-0,90   |
|Samenwerkingscapaciteit |6,50     |7,00   |-0,50   |
|Gemiddeld               |6,07     |7,25   |-1,19   |
Oorzaak: communicatie- of beleidsprobleem?
Een verklaring voor de mismatches tussen de verwachtingspatronen en de beoordeling van de feitelijke prestaties door de stakeholders is tweeledig: de verschillen berusten op een communicatieprobleem of een beleidsprobleem dan wel een combinatie van beiden. Is er hier sprake van 'overschreeuwen' van goede bedoelingen (beïnvloeding van de beeldvorming door de grote persaandacht de afgelopen maanden) die in de werkelijkheid niet waargemaakt worden of is er sprake van overspannen verwachtingen, c.q. gebrek aan kennis bij de externe belanghebbende partijen die in deze studie een oordeel over de corporaties hebben gegeven? Vervolgstudies van het Kenniscentrum Maatschappelijk Rendement zullen dit duidelijk moeten maken.