abcdefgh
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
15 oktober 2007 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
VENW/DGP-2007/8168 07-VW-B-064
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor
Verkeer en Waterstaat over het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
1. Wat is de precieze reden van het uitstellen van het praktijkexamen voor
bromfietsen?
2. Wanneer verwacht u dat invoering van het praktijkexamen voor bromfietsen kan
plaatsvinden?
1. en 2. Zoals eerder bij mijn brief van 5 juni 2007 (DGP/WV/U.07.01191) is
aangegeven, is het de bedoeling het praktijkexamen bromfiets medio 2008 in te
voeren. Onzekerheden bestaan op dit moment nog ten aanzien van de omvang
van de administratieve en financiële lasten voor de burger en met betrekking tot
ook voor de Nederlandse situatie nieuwe elementen als de groepsdiscussie. Zodra
hieromtrent voldoende duidelijkheid is, ik verwacht begin 2008, zal ik u hierover
nader berichten.
Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VENW/DGP-2007/8168
3. Wat is de gemiddelde wachttijd bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(CBR) voor het auto rijexamen en het theorie-examen?
3. Op 1 oktober 2007 bedroeg de gemiddelde wachttijd voor het praktijkexamen
categorie B 7,4 weken. Voor het theorie-examen bedroeg de gemiddelde
wachttijd 3 tot 4 weken.
4. Neemt de wachttijd nog steeds toe? Zo ja wat zijn de oorzaken hiervan?
4. Nee, de wachttijd neemt niet toe, maar af. Bij de beantwoording van kamervragen
van het lid de Rouwe op 27 april jl. is aangegeven dat in week 16 de gemiddelde
wachttijd 9,5 week bedroeg. Zoals bij de beantwoording van vraag 3 is
aangegeven bedroeg de gemiddelde wachttijd op 1 oktober 2007 7,4 weken.
5. Wat is de stand van zaken van de maatregelen die het CBR heeft genomen om de
opgelopen wachttijden voor rijexamens te beperken?
6. Welke maatregelen heeft u concreet genomen en welke maatregelen gaat u nog
nemen om deze wachttijden te verkorten?
5. en 6. Door het CBR is een aantal maatregelen getroffen om aan de gestegen vraag
naar examens tegemoet te komen. Zo wordt er door examinatoren overgewerkt
op zowel de doordeweekse dagen als ook op zaterdag. Deze extra capaciteit
wordt periodiek in het reserveringssysteem ingezet. Vrijgeven van extra capaciteit
geschiedt ook in de avonduren, zodat ook kleinere rijscholen in staat zijn deze
capaciteit te benutten. Tevens zijn er gepensioneerde examinatoren ingezet voor
het afnemen van examens. Tenslotte zijn er in 2007 een 20-tal nieuwe
examinatoren aangetrokken waarvan de helft reeds productief is. Het resterende
deel zal dat eind 2007 zijn.
7. Wanneer is de wachttijd terug op het normale niveau van ongeveer 4 tot 6
weken?
7. CBR dient zorg te dragen dat voldoende examinatoren beschikbaar zijn om in
beginsel binnen gemiddeld 6-8 weken examens af te nemen.
Inmiddels is het normale niveau van 6 tot 8 weken wachttijd vrijwel bereikt.
8. Welke maatregelen heeft het CBR genomen om de afgelopen zomer
geconstateerde fraude met reserveringen voor autorijexamens aan te pakken?
Hebben deze maatregelen inmiddels succes? Zo neen, waarom niet?
9. Is het nog steeds praktijk dat grotere Nederlandse rijscholen vooraf examens
inkopen met het doel deze door te verkopen aan kleinere rijscholen? Zo ja, welke
maatregelen heeft u tot genomen om deze praktijk te voorkomen en welke
maatregelen gaat u nog nemen?
---
VENW/DGP-2007/8168
10. In antwoord op vragen van het lid Roemer (kamervragen met antwoord 2006-
2007, nr 1314) geeft u aan dat bovenmatig reserveren van rijexamens ongewenst
is, maar wel mogelijk. Welke maatregelen gaat u nemen om deze onwenselijke
mogelijkheid uit te sluiten?
8. , 9. en 10. In de zomer bereikten het CBR berichten als zou er gehandeld worden in
examencapaciteit. Door het CBR was e.e.a. niet vast te stellen. Wel zijn echter
aanpassingen in het reserveringssysteem aangebracht waardoor het doorschuiven
van capaciteit op basis van afspraak tussen twee rijscholen bemoeilijkt werd.
Rijscholen die in vergelijking tot eerdere periodes naar het oordeel van het CBR
bovenmatig reserveerden, zijn door managers van het CBR benaderd ten einde
hen te bewegen het bovenmatige deel in het reserveringssysteem terug te zetten.
Daarnaast is voor het eerste kwartaal van 2008, een kwartaal waarin er vanwege
de introductie van het vernieuwde rijexamen dreiging van oververhitting van het
reserveringssysteem bestaat, in overleg met de rijschoolbranche een quotering per
rijschool afgesproken. Deze quotering is gebaseerd op het eerste kwartaal 2006
vermeerderd met de marktgroei, zijnde 8 procent. Op deze wijze kan de rust in
het reserveringssysteem geborgd worden. Rijscholen die van mening zijn dat hen
hiermee tekort wordt gedaan kunnen zich in verbinding stellen met het
betreffende CBR regiokantoor. Op grond van de argumentatie wordt dan bezien
of aan het verzoek tegemoet kan worden gekomen.
11. Hoeveel rijscholen die persisteren in het overtreden van de
inschrijvingsovereenkomst zijn tot nu toe door het CBR uitgeschreven?
11 Uitschrijvingen hebben zich nog niet voorgedaan. Er ligt momenteel één zaak ter
advisering voor bij de Commissie van Advies, bestaande uit vertegenwoordigers
van Ministerie, CBR en branche, die de directie van het CBR adviseert.
12. Kunt u informatie geven over de recente bestuurlijke crisis bij het CBR? Wat is hier
de reden van? Zijn de problemen die hierbij aan de orde kwamen inmiddels
opgelost? Zo neen, wat zijn de mogelijke oplossingen?
12. Binnen de CBR-organisatie heeft zich een meningsverschil voorgedaan tussen de
bestuurder en de Ondernemingsraad. De algemeen directeur heeft het CBR
verlaten en de Raad van Toezicht heeft een nieuwe ad interim directeur benoemd.
Ik ga ervan uit dat hiermee de problemen zijn opgelost.
13. Klopt het dat er twaalf miljoen euro pensioengelden bij het CBR zijn verdwenen?
Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren? Zijn er reeds maatregelen getroffen
waardoor de pensioengelden van CBR-medewerkers weer zeker zijn gesteld? Zo
ja welke? Zo neen, waarom niet?
---
VENW/DGP-2007/8168
13. Neen. Uit onderzoek door externe pensioendeskundigen is gebleken dat daarvan
geen sprake is.
14. Op welke wijze wordt beoordeeld of de bedrijfsvoering van het CBR op een
efficiënte wijze plaatsvindt? Op welke wijze vindt er controle op plaats? Worden
hierbij kritische prestatie-indicatoren gebruikt? Zo ja, welke?
14. De Stichting CBR is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) en valt als zodanig onder
mijn toezicht en verantwoordelijkheid. Op basis van de overeenkomst is met het
CBR een controleprotocol overeengekomen. In het controleprotocol zijn zowel de
algemene uitgangspunten als de specifieke vereisten vermeld die bij de uitvoering
van de controle van het jaarverslag in aanmerking dienen te worden genomen.
Ten behoeve van de Minister wordt door de accountant een verslag opgesteld
waaruit blijkt dat het CBR heeft voldaan aan een aantal specifieke voorschriften
zoals opgenomen in de overeenkomst en het bijbehorende informatiestatuut. De
conclusie is dat de administrateive organsiatie en de daarin opgenomen interne
controlemaatregelen in de CBR organisatie voldoen aan de daaraan te stellen
eisen. Voor de uiteindelijke relaties tussen CBR en VenW zal op basis van onder
meer de Kaderwet ' zelfstandige bestuursorganen tot een nieuwe wettelijke
(instellings)regeling voor het CBR gekomen worden.
15. Zijn er plannen van het CBR om andere bedrijven over te nemen?
16. Welke nevenactiviteiten heeft het CBR?
17. Heeft het CBR plannen om haar activiteiten uit te breiden?
18. Heeft het CBR commerciële activiteiten of zijn daar plannen voor? Zo ja, Welke?
15. en 16. en 17. en 18. In 2004 heb ik de directie van het CBR verzocht om de
deelnemingen in private ondernemingen, die op dat moment bestonden, te
beëindigen. Het CBR heeft dit verzoek ingewilligd en heeft alle deelnemingen
afgestoten.
Indien en voor zover CBR plannen heeft of zou ontwikkelen met betrekking tot
deelnemingen, uitbreidingen, commerciële activiteiten en dergelijke dienen deze,
ingevolge de met het CBR afgesloten overeenkomst, tijdig aan mij te worden
voorgelegd.
19. Welke inhoudelijke activiteiten ten aanzien van ouderen (65 plus) heeft het CBR?
19. Ouderen kunnen gebruik maken van alle diensten van het CBR. Ouderen maken
relatief veel gebruik van aanvragen van Verklaringen van geschiktheid (vanwege
de verplichting tot een Verklaring van geschiktheid bij rijbewijsaanvragen boven
de 70 jaar), van rijvaardigheidsonderzoeken door de divisie Vorderingen (vanwege
het afnemen van allerlei functies bij het ouder worden) en bij aanvragen van een
Geneeskundige verklaring voor het Klein Vaarbewijs (vanwege de geldigheid van
slechts 3 jaar vanaf de leeftijd van 65 jaar).
---
VENW/DGP-2007/8168
20. en 21. Deelt u de mening dat de kosten voor de verplichte vijfjaarlijkse verlenging
van het rijbewijs voor 70 plussers te hoog zijn, aangezien de kosten voor vijf- en
tienjarige verlenging gelijk zijn?
Zijn er mogelijkheden om de kosten die 70 plussers voor hun rijbewijs betalen
(vijfjaarlijkse verlenging, de verplichte medische keuring) te verlagen? Zo ja,
welke? Zo neen, waarom niet?
20. en 21 Vanwege het afnemen van diverse functies bij ouderen is het omwille van
de verkeersveiligheid in zijn algemeenheid en verkeersveiligheid van ouderen in
het bijzonder van groot belang dat ouderen om de vijf jaren medisch worden
gekeurd. Voor deze groep mensen wordt dan ook het rijbewijs afgegeven voor de
duur van vijf jaren. De maximumtarieven voor een rijbewijskeuring (door een
onafhankelijke (huis)arts) worden elk jaar berekend door de Nederlandse
Zorgautoriteit. De prijs daarvan is dus in verhouding met de door de keurende arts
te leveren prestatie. Overigens zijn er initiatieven van ouderenbonden die de
kosten van de rijbewijskeuring omlaag brengen door gebruik te maken van artsen
die voor minder dan het gangbare uurtarief willen werken. De prijs van het
rijbewijsdocument wordt vastgesteld door de gemeenten. De verschillen tussen de
tarieven die gemeenten hiervoor hanteren zijn groot. Ik heb de duurste
gemeenten dan ook onlangs gevraagd om de kosten van het rijbewijs
transparanter te maken en daarbij aan mij aan te geven in hoeverre er
mogelijkheden zijn om te komen tot een lager tarief voor het rijbewijs. Tevens zal
ik in overleg met de staatsecretaris van BZK bezien welke andere mogelijkheden er
zijn. Ik hoop echter dat het zover niet hoeft te komen. Ik reken erop dat de
(duurste) gemeenten de komende periode bijzonder kritisch zullen zijn in de
vaststelling van de rijbewijstarieven.
22. Welke testen en onderzoeken hanteert het CBR voor haar beleid ten aanzien van
ouderen?
22. Het CBR heeft geen beleid ten aanzien van ouderen in het algemeen. Het CBR
beoordeelt de aanvragen voor een Verklaring van geschiktheid, het document dat
bij een aanvraag van een rijbewijs door een persoon ouder dan 70 jaar verplicht
is. Voor de aanvraag van de Verklaring van geschiktheid ondergaat de aanvrager
een kleine rijbewijskeuring.
De arts die de keuring doet wordt gevraagd het zogenoemd Geneeskundig
verslag (Artikel 100, derde lid, van het Reglement rijbewijzen) in te vullen. Voor
het beantwoorden van de vraag over de psychische gesteldheid biedt het CBR de
keurende arts een - in nauwe samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen
ontworpen- instrument aan: de OPS-methode.
Naar aanleiding van het door de arts in het Geneeskundig verslag gestelde, is het
CBR bevoegd de aanvrager voor nader onderzoek te verwijzen naar een medisch
specialist (Artikel 101, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen).
Deze zal de aanvrager onderzoeken naar aanleiding van de gestelde eisen in de
Regeling eisen geschiktheid 2000 en daarbij gebruik maken van de instrumenten
die voor een keuring door de beroepsgroep zijn vastgesteld: anamnese, lichamelijk
---
VENW/DGP-2007/8168
onderzoek, speciaal onderzoek, biometrisch onderzoek en laboratoriumonderzoek
(zo nodig).
Naast de keuring door artsen kent het CBR onder meer voor de beoordeling van
ouderen de zogenoemde rijtest of rijproef. Daarbij worden de effecten van
functiestoornissen in waarnemen, verwerken of bedienen getest op de weg in een
voertuig en zo nodig met aanpassingen gecompenseerd.
23. Is het voor de verstrekking van een rijbewijs mogelijk om de medische keuring
van de Arbo-arts te gebruiken, in plaats van een door het CBR aangewezen
keuringsarts; veel mensen dienen immers reeds om de vijf jaar een verplichte
keuring van een (Arbo-) arts te ondergaan? Zo neen, waarom niet?
23. Ja. Mits de inhoud van het rapport dezelfde gegevens bevat als het zogenoemd
Geneeskundig verslag dat het CBR hanteert (Artikel 100, vijfde lid, van het
Reglement rijbewijzen).
24. Waarom bevat de Regeling eisen geschiktheid 2000 geen hardheidsclausule
waarin de mogelijkheid bestaat om ondanks het gebruik van bepaalde medicijnen
die niet in het verkeer zijn toegestaan, toch een rijbewijs te verkrijgen?
24. Een hardheidsclausule zou ertoe leiden dat rijgevaarlijke medicijnen in sommige
gevallen wel toegestaan worden in het verkeer. Van rijgevaarlijke medicijnen is
bekend dat sommige een effect hebben dat vergelijkbaar is met een
alcoholpromillage van meer dan 0,8%.
Deze medicijnen worden internationaal (International Council on Alcohol, Drugs &
Traffic Safety, ICADTS) ingedeeld in klasse III-geneesmiddelen: "likely to produce
severe effects or presumed to be potentially dangerous."
Voor veel rijgevaarlijke medicijnen bestaan minder gevaarlijke alternatieven.
Beoordeling van de geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen gebeurt
in het kader van de verkeersveiligheid. Een hardheidsclausule zou betekenen dat
in sommige situaties het algemene belang van de verkeersveiligheid ondergeschikt
wordt gemaakt aan het individuele belang van één rijbewijsbezitter. Dat is
onwenselijk, gezien het grote belang van de verkeersveiligheid.
Daarbij is het invoeren van een hardheidsclausule strijdig met de zgn. tweede
Europese richtlijn betreffende het rijbewijs (richtlijn 91/439/EEG) en diens
opvolger (de derde rijbewijsrichtlijn ((2006/126/EG)), waarin als minimumeis is
vastgesteld dat rijbewijzen niet mogen worden afgegeven of verlengd als
geneesmiddelen worden gebruikt die de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden.
25. Klopt het dat de Carbohydraat Deficiënt Transferrine (CDT)-uitslag van een
bloedonderzoek van dezelfde persoon per laboratorium sterk kan verschillen,
waardoor bloedmonsters van het CBR niet deugen en mogelijk duizenden mensen
onterecht hun rijbewijs zijn kwijtgeraakt?
25. Elke laboratoriumbepaling heeft de mogelijkheid dat er fouten worden gemaakt.
Daardoor is het niet onmogelijk dat de bepaling per laboratorium verschilt.
---
VENW/DGP-2007/8168
Om de kans daarop zo klein mogelijk te maken heeft het "Deskundigenpanel
Laboratoriumdiagnostiek ten behoeve van rijbewijskeuringen"op verzoek van het
CBR aanbevelingen uitgebracht over de te stellen eisen aan de laboratoria. Dit
heeft geleid tot het houden van een enquête onder de laboratoria, waarvan de
resultaten intussen bij het CBR bekend zijn. Aan enkele laboratoria is intussen
medegedeeld dat wegens gebrek aan voldoende waarborging van de kwaliteit er
geen gebruik van hun diensten zal worden gemaakt door het CBR.
Er is door onbekendheid met de procedure blijkbaar de opvatting ontstaan dat het
CBR zijn besluit zou nemen op alleen een laboratoriumbepaling. Dit is geheel
onjuist. De ongeldigverklaring van een rijbewijs of de weigering van een
Verklaring van geschiktheid gebeurt op basis van een gestelde diagnose
alcoholmisbruik. De aangewezen deskundige psychiater wordt gevraagd of en in
hoeverre deze diagnose gesteld kan worden, die bij zijn onderzoek o.a. gebruik
maakt van objectieve laboratoriumbepalingen, waarvan de CDT er slechts één is.
Wanneer zich bij uitzondering - een situatie voordoet dat er twijfels rijzen
omtrent de juistheid van een vastgestelde laboratoriumuitslag wordt met extra
aandacht naar de overige gegevens gekeken en kan de betrokkene verzoeken om
een contra-expertise.
26. Vindt u dat één bloedonderzoek naar de CDT-waarden voldoende is om te
kunnen bepalen of iemand al dan niet in aanmerking komt voor rijbewijsbehoud?
26. Nee, de CDT-waarde alleen is hiervoor onvoldoende. Zie ook het antwoord op
vraag 25.
Besluiten van het CBR rondom problematisch alcoholgebruik zijn gebaseerd op
een rapport waarbij een psychiater gevraagd is of de diagnose alcoholmisbruik
gesteld kan worden. En op grond van paragraaf 8.8 van de Regeling eisen
geschiktheid 2000 maakt deze diagnose iemand ongeschikt voor het rijbewijs.
27. De Raad van State ziet geen aanleiding om de maximale CDT-grenswaarde voor
bloedproeven te verhogen om de onderzoeksverschillen tussen verschillende
laboratoria op te heffen, ondanks een advies van een CBR adviescommissie dit
wel te doen. Hoe wordt dit in andere landen gedaan?
27. De grenswaarde van een laboratoriumbepaling, waarboven van een abnormale
waarde kan worden gesproken, wordt niet vastgesteld door de Raad van State of
adviescommissies van het CBR, maar door (internationale) afspraken op basis van
wetenschappelijk onderzoek.
Er is dus ook geen advies van een commissie die het CBR voorstelt de
grenswaarde te verhogen. De grenswaarde voor de gebruikte Axis-Shield
methode (normaal is kleiner dan 2,6%) is internationaal vastgesteld op een
bijeenkomst te Berlijn en geldt dus voor alle landen. Bij de afweging in hoeverre
een verhoogde CDT-waarde meetelt in het stellen van de diagnose
alcoholmisbruik door de keurende psychiater, is de mate van verhoging wel van
belang. Een geringe verhoging (tot 3,0%) zal met voorzichtigheid geïnterpreteerd
---
VENW/DGP-2007/8168
worden, terwijl een waarde boven de 3,4% volgens de wetenschappelijke
literatuur (Punt et al 2002) zeer sterke aanwijzingen geeft voor alcoholmisbruik.
28. Wordt er op dit moment iets gedaan met de uitspraak van de Raad van State van
29 augustus 2007 (200608561/1) dat een contra-expertisenaar een
bloedonderzoek mogelijk moet zijn? Zo ja, wat wordt er gedaan? Zo neen,
waarom niet?
28. Contra-expertise is mogelijk op verzoek van de betrokkene. Eén van de
voorwaarden die -op advies van het "Deskundigenpanel Laboratoriumdiagnostiek
ten behoeve van rijbewijskeuringen"- aan de laboratoria is opgelegd is dat zij het
afgenomen bloedmonster minstens zes maanden bewaren.
29. Waarom is gekozen voor de AXIS-methode voor het bepalen van CDT? Klopt het
dat deze methode werd aanbevolen tegen de wil van de commissie die het CBR
adviseert?
29. De Axis-Shield methode is de methode waarmee op dit moment in Nederland de
meeste ervaring is en waarvoor de laboratoria uniforme kwaliteitseisen worden
opgelegd. Het CBR kent alleen het "Deskundigenpanel Laboratoriumdiagnostiek
ten behoeve van rijbewijskeuringen" en die heeft niet tegen de Axis-shield
methode geadviseerd. Tot er een andersluidend advies wordt uitgebracht ziet het
CBR geen reden te twijfelen omtrent de tot op heden gehanteerde Axis-Shield
methode.
30. Welke methoden bestaan nog meer om het CDT-gehalte in het bloed te bepalen?
Wat zijn de voor- en nadelen van deze methode?
30. Naast de Axis-Shield methode bestaan de HPLC methode, de CE-methode en de
N-Latex methode, waarbij de laatste methode heel nieuw is (bron: website van de
Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde).
Zoals elke laboratoriumbepaling kennen zij voor en nadelen echter die zijn niet zo
eenvoudig weer te geven. Wat op één aspect een voordeel kan zijn, kan op een
ander aspect van het gebruik van de methode bij rijbewijskeuringen een nadeel
zijn. Het CBR zelf is niet de aangewezen deskundige instantie om deze vraag te
kunnen beantwoorden. Vandaar dat het CBR het "Deskundigenpanel
Laboratoriumdiagnostiek ten behoeve van rijbewijskeuringen" gevraagd heeft om
het CBR hierin te adviseren.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat