Raad voor de Journalistiek

Uitspraak vastgesteld d.d. 16 oktober 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, drs. B. Brouwers, mw. A.C. Diamand, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman en mw. mr. H.M.A. van Meurs, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L. Bultman-den Haan, plaatsvervangend secretaris.

W. Habraken en R. den Dekker (Comité van vrijwilligers) / S. Jongerius en het Brabants Dagblad
Uitspraak: ongegrond
Klagers hebben aan Jongerius verzocht aandacht te besteden aan het opheffen van de werkvorm `Kampeleren' door de jeugdhulpverleningsinstelling Oosterpoort. Vervolgens is het artikel "Oosterpoort maakt eind aan Kampeleren" verschenen. Klagers menen dat daarin op onzorgvuldige wijze aandacht aan de kwestie is besteed. De Raad stelt voorop dat een journalist vrij is in zijn selectie van nieuws. (zie punt 1.2. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek) Het is bovendien aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Een en ander geldt ook indien een betrokkene heeft verzocht aan een bepaald onderwerp aandacht te besteden. Het stond verweerders dan ook vrij om te bepalen of, en zo ja op welke wijze, zij aandacht zouden besteden aan de kwestie van klagers.
Naar aanleiding van het gesprek met klagers hebben verweerders wederhoor toegepast bij de directeur van Oosterpoort. In het artikel is aan beide standpunten aandacht besteed. Klagers behoefden niet in de gelegenheid te worden gesteld om te reageren op de opmerkingen van de directeur, nu hun opvattingen al voldoende duidelijk waren. Gesteld noch gebleken is dat de weergave van het standpunt van klagers relevante feitelijke onjuistheden bevat.
Verweerders hebben geen grenzen overschreden. Dat de publicatie wellicht anders is van toon en inhoud dan klagers hadden gewenst, kan daaraan niet afdoen. Bovendien zijn verweerders klagers nog tegemoet gekomen door een ingezonden brief te plaatsen. (vgl. RvdJ 2007/27)

Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, selectie van nieuws

· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: ingezonden brieven Publicatie op www.rvdj.nl/2007/61

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 16 oktober 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, drs. B. Brouwers, mw. A.C. Diamand en prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L. Bultman-den Haan, plaatsvervangend secretaris.

X, De Hoek Assurantie Adviseurs B.V. en Intergroep West-Friesland B.V. / A. Ruitenbeek en het Noordhollands Dagblad
Uitspraak: deels gegrond
De klacht heeft betrekking op twee publicaties over X, die daarin is aangeduid met zijn voornaam en de initiaal van zijn achternaam, en zijn bedrijven. Klagers hebben allereerst bezwaar gemaakt tegen het artikel "De Hoek stuurt klant spookfacturen". Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders genoegzaam aannemelijk gemaakt dat aan dit artikel voldoende deugdelijk journalistiek onderzoek ten grondslag ligt. Verweerders hebben dit artikel niet slechts gebaseerd op beschuldigingen van gedupeerden, maar zij hebben daarnaast ook objectieve bronnen, zoals informatie van de Autoriteit Financiële Markten en een faillissementsaanvraag, betrokken. Voorts blijkt dat klagers herhaaldelijk in de gelegenheid zijn gesteld hun visie op de kwestie te geven. Voor zover zij daarvan niet adequaat gebruik hebben gemaakt, kan dat verweerders niet worden verweten. Overigens is duidelijk vermeld dat klagers de aantijgingen betwisten. Verweerders hebben met dit artikel dan ook niet journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
Verder is de klacht gericht tegen het artikel "Familie: `Enorm de dupe van (X)'". Daarmee hebben verweerders wél de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. In dit artikel is gesuggereerd dat het plegen van een zelfmoord en het ontstaan van gezondheidsproblemen bij de weduwnaar veroorzaakt zou zijn door klagers. Deze zeer ernstige beschuldigingen zijn kennelijk gebaseerd op uitlatingen van de betrokken familie. Niet is gebleken dat de beschuldigingen worden ondersteund door andere, onafhankelijke bronnen. Aldus is niet gebleken dat voor de berichtgeving voldoende grondslag bestond. De klacht tegen dit artikel is dan ook gegrond.
(zie punten 2.3.1 en 2.2.5. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek en vgl. RvdJ 2007/45)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2007/60

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 9 oktober 2007
door mr. A. Herstel, voorzitter, drs. B. Brouwers, mw. A.C. Diamand, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman en mw. mr. H.M.A. van Meurs, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L. Bultman-den Haan, plaatsvervangend secretaris.

X / G. Leistra en J.A.S. Joustra (Elsevier)
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Een nieuwe Holleeder", waarin hij met zijn voornaam en de initiaal van zijn achternaam is aangeduid. De kern van de klacht is dat de beschrijvingen van klager onjuist, onnodig grievend en tendentieus zijn.
De Raad overweegt dat de kop als enigszins suggestief kan worden gekarakteriseerd. Dat dit klager onwelgevallig is, is echter onvoldoende voor de conclusie dat verweerders daarmee journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. Het is immers journalistiek gebruikelijk dat een artikel in de kop scherp wordt aangezet. Daarmee worden alleen de grenzen van journalistieke zorgvuldigheid overschreden als de kop geen enkele grond vindt in het artikel. Daarvan is hier geen sprake. Voor de lezer is voldoende duidelijk dat de kop een parafrase is van de strafrechtelijke feiten waarvoor klager is veroordeeld.
Dat is vermeld dat klager zich placht voor te stellen met "Wij zijn ook maffia" terwijl hij niet is veroordeeld voor het ter zake ten laste gelegde feit, is niet van zodanige ernst dat daarmee journalistiek ontoelaatbaar is gehandeld. Ook overigens is objectief bezien geen sprake van een nodeloos grievende beschrijving van klager. Bovendien is klager niet op zodanige wijze aangeduid dat hij daardoor voor het grote publiek herkenbaar is. Er bestaat dan ook geen grond voor de conclusie dat klagers privacy op disproportionele wijze is aangetast.
Bovendien is het conceptartikel kennelijk vooraf ter inzage aan klagers raadsman gestuurd, die daarop redelijkerwijs nog had kunnen reageren. Dat hij ervan uitging dat hij het concept niet meer na het afgesproken tijdstip zou ontvangen en hij daarom niet meer diezelfde dag heeft gereageerd, dient voor zijn rekening te komen. Als professionele belangenbehartiger van klager had het op de weg van de raadsman gelegen alert te zijn op een kleine vertraging, slechts acht minuten, in de verzending van het concept. Voorts hebben verweerders de raadsman nog aangeboden een ingezonden brief te plaatsen, welk aanbod kennelijk nog steeds geldt.
Verweerders hebben dan ook geen grenzen overschreden. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad voor de Raad van de Journalistiek en vgl. RvdJ 2004/44, RvdJ 2007/20)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: inzage vooraf
· Privacy: verdachten/veroordeelden, vermelding persoonlijke gegevens

· Feitenweergave: onjuiste, grievende, tendentieuze berichtgeving

· Aard van de publicatie: rechtbankverslag Publicatie op www.rvdj.nl/2007/57

N.L.M. de Jonge / C. Snijders en DAG
Uitspraak: ongegrond
In DAG is het artikel "De pedopartij roept ook online" verschenen. Een dag later is onder de kop `Fout van de dag' een rectificatie geplaatst.
Klager heeft allereerst gesteld dat ten onrechte een link is gelegd tussen een door hem uitgebrachte video(serie) en de PNVD, als zou die partij direct betrokken zijn bij de publicatie van de bedoelde video(serie). Hoewel het gelegde verband feitelijk niet juist is, is deze omissie niet van zodanige ernst dat verweerders daarmee journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat klager als secretaris vooraanstaand lid is van de PNVD, en dat het onderwerp van de door hem uitgebrachte video(serie) direct verband houdt met de (controversiële) standpunten van de partij. Verder heeft klager gesteld dat ten onrechte de indruk is gewekt dat hij seksuele contacten met kinderen aangaat. Verweerders hebben ter zake erkend dat zij een fout hebben gemaakt. De publicatie is op dit punt extra pijnlijk voor klager nu zijn foto daarbij is geplaatst. Verweerders zijn dan ook terecht overgegaan tot het plaatsen van een rectificatie. In dit geval moet derhalve worden beoordeeld of de onzorgvuldigheid in voldoende mate is hersteld door de rectificatie. Bij het rectificeren dient de journalist aan de lezer duidelijk te maken dat hij in de te rectificeren publicatie niet juist heeft bericht. Naar het oordeel van de Raad is dat hier gebeurd. De rectificatie is geplaatst onder de kop `Fout van de dag' en duidelijk is vermeld dat de gewekte suggestie onjuist is. Een ruimhartiger rectificatie, waarin verweerders te kennen zouden hebben gegeven de kwestie te betreuren, zou wellicht niet hebben misstaan. De berichtgeving is echter in voldoende mate rechtgezet. (zie punt 6.1. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek en vgl. RvdJ 2007/34)
Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie Publicatie op www.rvdj.nl/2007/58

Stichting Tigris / E.J. Daniëls en het ANP
Uitspraak: ongegrond
Verweerders hebben een foto verspreid onder de kop "Mozaïek - Eye of the tiger" . Volgens klaagster wekt het bericht ten onrechte de suggestie dat het een actie van alleen het WNF betrof. De actie was onderdeel van een campagne van de `International Tiger Coalition', die bestaat uit 35 organisaties. Er kon geen misverstand over bestaan dat het ging om een actie van die coalitie, omdat de namen van alle organisaties onder het mozaïek stonden vermeld, aldus klaagster. De Raad stelt voorop dat een journalist waarheidsgetrouw dient te berichten. Op basis van zijn informatie moeten lezers, kijkers en luisteraars zich een zo volledig mogelijk en controleerbaar beeld kunnen vormen van het nieuwsfeit waarover wordt bericht. (zie punt
1.1. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek) Verweerders hebben erkend dat het bijschrift bij het mozaïek onvolledig was, hetgeen in strijd is met punt 1.1. van de Leidraad. Het is begrijpelijk dat het bericht klaagster niet welgevallig is. Echter, direct nadat zij door klaagster op de onvolledigheid in de berichtgeving zijn gewezen, hebben verweerders het bericht in de beeldbank gecorrigeerd. In aanmerking genomen de bijzondere positie van een persbureau, hebben verweerders de gemaakte fout aldus op voldoende deugdelijke wijze rechtgezet. (vgl. RvdJ 2002/4) Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
· Aard van het medium: persbureau
Publicatie op www.rvdj.nl/2007/59

---