Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Plan van Aanpak Commissie Cultuurprofijt

Vraagstelling
Vraagstelling

U heeft de Commissie Cultuurprofijt gevraagd met voorstellen te komen over de volgende onderwerpen:


1. De wijze waarop verbindingen gelegd kunnen worden tussen de cultuursector en andere maatschappelijke sectoren, redenerend vanuit de eigen kracht en intrinsieke waarde van de cultuur;

2. De mogelijkheden om de betrokkenheid bij cultuur te vergroten, ook in financiële zin.

Met betrekking tot bovengenoemde onderwerpen, heeft u de commissie het volgende kader meegegeven:

Uitgangspunt bij de voorstellen is dat deze betrekking hebben op de rijksgesubsidieerde cultuurproducerende instellingen en dat hiermee per 1 januari 2009 een structurele bezuiniging van 10 miljoen euro wordt gerealiseerd. Het gaat om cultuurproducerende instellingen, zowel in de kunsten als in de sector erfgoed;

Tegenover de extensivering ter hoogte van 10 miljoen euro plaatst u een investering van
15 miljoen Euro, die ten goede komt aan de sectoren die bijdragen aan de extensiveringen. Wat betreft de doelen van de intensiveringen heeft u in de nota `Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' voorstellen gedaan, langs de lijnen van het Regeerakkoord en het beleidsprogramma van het kabinet. De commissie kan in zijn advies deze doelen nader uitwerken en/of aanvullen.

Onderdeel van het advies is een rapportage over het draagvlak van de voorstellen.

Achterliggende beleidsdoelstellingen

Zonder uw vragen, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten, te willen herdefiniëren, kan de Commissie Cultuurprofijt deze herleiden tot twee belangrijke beleidsdoelstellingen voor de komende jaren: het versterken van de maatschappelijke verankering van cultuur en het versterken van het ondernemerschap van culturele instellingen. Dit laatste punt behoeft mogelijk enige toelichting. Het vergroten van de (financiële) betrokkenheid bij cultuur, vereist dat cultuurproducerende instellingen actief relaties aangaan en onderhouden met partners van buiten de culturele sector, en vice
---

versa, waaronder met hun publiek. Om dat succesvol te kunnen doen, moeten zij cultureel ondernemen. Verschillende actoren hebben invloed op het ondernemerschap van culturele instellingen. De Commissie Cultuurprofijt wil een aantal daarvan verder onderzoeken.

Onderzoeksgebied

Het aandachtsgebied van de commissie is breed, en valt uiteen in vier te definiëren onderzoeksgebieden. Allereerst is er, nodig voor beantwoording van de eerste vraag, het onderzoeksgebied van de verschillende aanpalende maatschappelijke sectoren (a). maatschappelijke sectoren (a) Daarnaast zijn er, om de tweede vraag te kunnen beantwoorden, culturele subsectoren of culturele subsectoren of domeinen (b), zoals Cultureel erfgoed, Beeldende Kunst, Podiumkunsten, Film, Media en domeinen (b)
Letteren. Met name de rijksgesubsidieerde cultuurproducerende instellingen die in deze sectoren opereren, zullen onder de loep worden genomen. Daarnaast zijn er thema's (c) thema's (c) die verband houden met het bevorderen van publiek/private samenwerking. Deze behoeven apart onderzoek, en kunnen op verschillende van bovengenoemde culturele subsectoren of domeinen van toepassing zijn. Het gaat bijvoorbeeld om mecenaat, sponsoring, private fondsen, fiscaliteit, het versterken van de relatie tussen bedrijfsleven en culturele instellingen in het algemeen. En tot slot zijn er subsidie-voorwaarden (d) die subsidie-voorwaarden (d) het departement hanteert, en welke onderzoek behoeven, omdat zij van invloed kunnen zijn op het cultureel ondernemerschap van culturele instellingen.

Vanzelfsprekend legt de commissie de nadruk op mogelijkheden waarmee rijksgefinancierde, cultuurproducerende instellingen hun eigen inkomsten kunnen vergroten. De blik van de commissie zal echter breder zijn. Wanneer voorstellen het pad van de commissie kruisen waar (ook) niet-rijksgefinancierde culturele instellingen hun voordeel mee kunnen doen, zal de commissie het niet nalaten deze mee te nemen in zijn analyse. De commissie is van mening is dat de gehele culturele sector doordrongen zou moeten zijn van de `sense of urgency', de noodzaak om de komende jaren de maatschappelijke verankering van cultuur en het ondernemerschap van instellingen te versterken, en beschouwt het uitdragen van die boodschap, in verschillende concrete voorstellen, als zijn missie.

Plan van aanpak

a. Het leggen van horizontale verbindingen met maatschappelijke sectoren

`Hoe kunnen verbindingen gelegd worden tussen de cultuursector en andere maatschappelijke sectoren, redenerend vanuit de eigen kracht en intrinsieke waarde van de cultuur?'

Uw eerste vraag betreft het doen van voorstellen waarop bestendige horizontale verbindingen kunnen worden gemaakt met andere maatschappelijke sectoren. Twee commissieleden zullen zich in deze vraag verdiepen. Zij doen dat op twee manieren. Allereerst door desk-research, waarbij ze ondersteuning krijgen van een onderzoeker. Daarnaast door een inventarisatie te maken van een mogelijke bijdrage van cultuur aan het beleid van andere ministeries, inzake (in elk geval) de volgende beleidsprogramma's: `Cultuur en economie', `Krachtwijken', `Diversiteitsbeleid', `Internationaal beleid' en `Toerisme'. Met de volgende ministeries zal ­ voorafgegaan door de door u toegezegde schriftelijke introductie - contact worden opgenomen: EZ, WW&I, VWS, Sociale Zaken. Tevens zal er contact worden gezocht met potentiële partners als de woningbouwkoepel en koepel (-s) van provinciale en/of lokale overheden.
---

Voor alle contacten die op horizontaal niveau gemaakt gaan worden, geldt dat gebruik zal worden gemaakt van reeds gelegde contacten met, en reeds gemaakte inventarisaties door De Cultuurformatie, alsmede door overige culturele instellingen zoals Kunstenaars & Co.

Vanwege de omvang van het aandachtsgebied en de korte periode voor onderzoek en analyse, is de verwachting dat uit de brede inventarisatie uitsluitend de richtingen zichtbaar worden voor mogelijk toekomstig beleid waaraan de culturele sector actief kan bijdragen, en voor randvoorwaarden die nodig zijn om het netwerk dat voor dit beleid nodig is actief op te bouwen en te onderhouden. De commissie verwacht niet op deze korte termijn met concreet uitgewerkte voorstellen voor alle beleidsprogramma's te kunnen komen.

b. Het vergroten van het verdienvermogen van culturele instellingen

`Wat is nodig om het ondernemerschap van cultuurproducerende instellingen te versterken, met als resultaat het vergroten van het verdienvermogen van de sector?'

De tweede vraag vertaalt de commissie met het `versterken van het ondernemerschap van culturele instellingen, met als resultaat het vergroten van het verdienvermogen van de culturele sector'. Ook hiervoor is het aandachtsgebied groot, en de beschikbare tijd gering. De taken zijn onder alle commissieleden verdeeld, en in alle gevallen zal desk- research worden verricht. Hoewel de nadruk van de voorstellen van de commissie ligt op professionele kunst, zal waar mogelijk tevens worden gekeken naar mogelijkheden om het verdienvermogen van amateurkunstinstellingen verder te versterken.

De verschillende sectoren worden apart geanalyseerd door drie commissieleden, die de volgende onderzoeksdomeinen op zich hebben genomen: media en film, cultureel erfgoed en beeldende kunst, podiumkunsten. De velden zijn zeer onderscheidenlijk, ze kennen allemaal een eigen beleid, een eigen verhouding tussen `privaat' en `publiek', een eigen publiek, beschikken over zeer uiteenlopende netwerken, zijn bedrijfsmatig zeer verschillend georganiseerd en op uiteenlopende wijzen gefinancierd.

Afgaand op de kansen en bedreigingen in de verschillende culturele domeinen, die reeds bloot zijn komen te liggen in eerdere studies, heeft de commissie ervoor gekozen de nadruk voor het onderzoek op de volgende onderzoekspunten te leggen:

Media en film:

De (audio-visuele) media zijn weliswaar rijksgesubsidieerd en cultuurproducerend, het deel van de bezuiniging dat de minister effect wil laten hebben op de cultuurnotabegroting, kan uitsluitend in indirecte zin via de media worden opgelost. Directe verbetering aan marketing of bedrijfsvoering van de NPO bijvoorbeeld, hebben geen effect op de bezuiniging op de cultuurnota. Wel kunnen bijvoorbeeld de samenwerking tussen NPO en het versterken van de `etalagefunctie' van de NPO voor kunst en cultuur, een groot positief effect op de eigen inkomsten van culturele instellingen. Hetzelfde geldt voor gedrukte media. Voor film ligt dit anders, maar worden uitsluitend de filmfestivals als `rijksgesubsidieerde cultuurproducerende instellingen' aangemerkt. Waar het gaat om het bevorderen van de marktwerking, waarbij onder meer de verdienmogelijkheden uit `rechtenexploitatie' een grote rol spelen, is film voor de commissie wél een aandachtsgebied van belang.

---

De focus voor media en film zal liggen op onderzoek naar:

o Rol NPO en commerciële omroep bij Culturele programmering o Rol audio/visuele/gedrukte media bij cultuurverspreiding en stimulering (incl. quick scan situatie buitenland (vergelijkbare landen/culturen)) o Overleg stakeholders inzake `auteursrecht' o Bruikbare innovaties, trends etcetera
o Overleg met stakeholders over oplossingsrichtingen o Aanbevelingen stimuleringsmaatregelen en maatregelen om belemmeringen op te heffen.

Cultureel erfgoed en beeldende kunst:

Voor cultureel erfgoed en beeldende kunst is gekozen voor een sterke focus op musea. Het monumentenbeleid, archiefbeleid en archeologiebeleid vallen niet of nauwelijks onder de noemer `cultuurproducerende instellingen'. Voor wat betreft de beeldende kunst, is het aandachtsgebied van cultuurproducerende instellingen weliswaar gering vanwege het feit dat uitsluitend de `presentatie-instellingen' en de `BKVB-instituten' tot cultuurproducerend worden gerekend, het doen van voorstellen ter verbetering van het `verdienvermogen' van de sector beeldende kunst is echter voor de commissie wél een aandachtspunt.

De focus voor Cultureel erfgoed en beeldende kunst zal liggen op onderzoek naar:

o Entreeprijsbeleid musea
o Verhouding eigen inkomsten tot totale baten musea o Marketing musea
o Sponsoring en mecenaat musea
o Vergroten verdienvermogen (instellingen) Beeldende Kunst

Podiumkunsten:

De podiumkunsten behelzen een groot aandachtsgebied, waarover ook al veel (recent) onderzoek voorhanden is. Mede op basis van dat onderzoek, is gekozen voor de volgende focus op de thema's die de gemoederen in de Podiumkunsten al enige tijd bezighouden:

o Aansluiting tussen vraag en aanbod
o Marketing
o Prijsdifferentiatie en doelgroepenbeleid
o Verzakelijking versus artistieke integriteit o Sponsoring en mecenaat

c. Het bevorderen van publiek/private samenwerking `Hoe kunnen cultuurproducerende instellingen hun relaties met het bedrijfsleven en particulieren verder versterken, met verbreding van financiering als één van de concrete resultaten?'

Onder het bevorderen van publiek/private samenwerking, valt onderzoek naar mogelijkheden om de relatie tussen bedrijfsleven en culturele sector in het algemeen te versterken, mecenaat en sponsoring voor cultuur te verbreden, om de rol in cultuurfinanciering van private fondsen en cultureel beleggen te versterken en om
---

bijvoorbeeld de mogelijkheden te inventariseren voor het oprichten van een cultuurloterij en het aanwenden van bestaande loterijmiddelen voor cultuur.

Twee commissieleden zullen zich bezighouden met dit onderzoeksdomein. Zij zullen, geholpen met cijfers die door het departement van OCW en Kunst & Zaken worden aangeleverd, een poging wagen om te bezien of er bij private partijen meer financiële ruimte beschikbaar is dan momenteel wordt benut voor mecenaat en sponsoring voor cultuur. Tevens zullen zij proberen zicht te krijgen op de vaardigheden van medewerkers in de culturele sector die belast zijn met sponsor- en mecenaatswerving, en indien nodig inventariseren hoe deskundigheidsbevordering verbeterd kan worden. Bestaande belemmeringen voor het vergroten van sponsoring en mecenaat zullen in kaart worden gebracht zodat na het inwinnen van externe expertise concrete voorstellen kunnen worden geformuleerd voor oplossingsrichtingen.

Voor hun analyse zullen de twee commissieleden gesprekken voeren met externe deskundigen, zoals fiscalisten, bankdirecteuren, een loterijdirecteur, met ambtenaren van het Ministerie van OCW, met medewerkers van Kunst & Zaken en Kunstenaars & Co, en de marketingdirecteuren van enkele grote bedrijven die hun sponsorgeld al dan niet besteden aan cultuur.

Om het inzicht te vergroten in bestaande fiscale faciliteiten, zal contact zijn met het Ministerie van Financiën. Met het Ministerie van Justitie zullen mogelijkheden worden verkend voor de oprichting van een cultuurloterij.

d. Het wegnemen van belemmeringen voor cultureel ondernemerschap in subsidievoorwaarden
`Hoe kunnen subsidievoorwaarden bijdragen aan het vergroten van het cultureel ondernemerschap, met als concreet resultaat het verbeteren van het verdienvermogen van culturele instellingen?'

De belangrijkste informatieverschaffers over subsidievoorwaarden die het cultureel ondernemerschap belemmeren, zijn enerzijds de cultuurproducerende instellingen die hiermee te maken hebben, en anderzijds het departement van OCW dat de subsidievoorwaarden bepaalt en op naleving toeziet. Twee commissieleden houden zich met dit vraagstuk bezig, en zullen gesprekken voeren met culturele instellingen en ambtenaren van het department van OCW. Zij zullen voorstellen formuleren voor het wegnemen van belemmeringen en/of het actief bevorderen van het cultureel ondernemerschap via subsidievoorwaarden.

Relatie met het departement

Voor het welslagen van het onderzoek is het van groot belang dat de communicatie tussen het departement en de Commissie Cultuurprofijt zo optimaal blijft als deze de afgelopen weken is geweest. Vanwege de enorme hoeveelheid informatie en cijfers die het departement kan verschaffen over het onderzoeksgebied van de Commissie Cultuurprofijt, en tevens vanwege het vele denkwerk dat daar op ambtelijk gebied al is verricht over stand van zaken, knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen, hoopt de commissie de `korte lijnen' en het opbouwende contact met het departement ook gedurende de rest van het onderzoek te kunnen vasthouden.
---

Internationale vergelijking

De commissie ziet in dat het voor het beantwoorden van uw vragen belangrijk kan zijn om internationale vergelijkingen te trekken en de Nederlandse situatie van bijvoorbeeld sponsoring, mecenaat en cultuurmarketing in een internationaal kader te plaatsen. Toch

kan het niet garanderen dat deze internationale vergelijking ook daadwerkelijk in het korte tijdsbestek en met het grote aandachtsgebied van het onderzoek, tot stand kan komen.

Planning werkwijze

De maand september is gebruikt voor een eerste inventarisatie, voor het maken van een taakverdeling tussen de commissieleden en voor het vaststellen van de focus van het onderzoek en de analyse en de onderzoeksmethode. Tevens is deze eerste maand gebruikt voor communicatie van de Commissie Cultuurprofijt naar de culturele sector, naar andere potentiële partners en naar de pers.

Op 19 september is de website www.cultuurprofijt.nl online gegaan. Prominent op de homepage van de site staat een oproep van Commissievoorzitter Martijn Sanders voor het aanleveren van ideeën aan de commissie. De ideeën die hierop door webbezoekers zullen worden geplaatst, worden door de Commissie Cultuurprofijt op waarde geschat en waar mogelijk en noodzakelijk verder worden onderzocht en uitgewerkt.

Om de Call for Ideas inhoudelijk aan te vullen met sterke en uitvoerbare ideeën, wordt in overleg met de Commissie Cultuurprofijt door de Cultuurformatie een werkconferentie gepland voorafgaand aan de oplevering van de tussenrapportage medio november. De Commissieleden zullen deze werkconferentie als toehoorder bijwonen. Deelnemers aan deze conferentie zijn afkomstig uit de culturele- en mediasector, van private fondsen en het bedrijfsleven, en hebben het verzoek gekregen concrete ideeën te bedenken waarmee de commissie verder kan. Deze middag dient tevens als eerste moment van draagvlakverkenning door de commissie.

Verdieping onderzoeksterrein

De weken tot medio november staan in het teken van een verdieping van het gekozen onderzoeksterrein en het verzamelen van innovatieve, uitvoerbare ideeën. Ieder commissielid bepaalt de geëigende aanpak voor zijn eigen deelanalyse Zo hebben de commissieleden belast met Podiumkunsten en Cultureel Erfgoed en Beeldende Kunst besloten te willen werken met een eigen `subcommissie' van prominente en onafhankelijke geesten met kennis van zaken. Voor de domeinen Media en Film worden de komende weken gesprekken gevoerd met de NPO, het ministerie van OCW (zowel met ambtenaren van de DK als MLB), het ministerie van Financiën en met prominenten uit de culturele sector. Voor onderzoek naar het leggen van de verschillende horizontale verbindingen (a), alsmede naar de thema's (c) en de subsidievoorwaarden (d) worden de gesprekken met externe adviseurs, partners en met de verschillende departementen de komende weken gepland. De fase voorafgaand aan de tussenrapportage van medio november wordt afgesloten met de werkconferentie van De Cultuurformatie.

Berenschot zal de komende weken op de gebieden musea en beeldende kunst een quick scan uitvoeren. Deze valt te kenschetsen als een aanvulling op het onderzoek dat het bureau in opdracht van Kunsten '92, Paradiso en De Kunst van het Vooruitzien ten behoeve van het Uitmarktdebat 2007 heeft uitgevoerd.


---

Tussen- en eindrapportage

De commissie zal medio november een tussenrapportage opleveren, waarin de resultaten van de verdieping van het onderzoeksgebied zullen worden geformuleerd. De periode van medio november tot 1 februari zal worden gebruikt voor nadere analyse en voor het concretiseren van de geselecteerde ideeën voor het bevorderen van het cultureel ondernemerschap en voor het versterken van de maatschappelijke verankering van cultuur. Berenschot zal hierin wederom een rol vervullen, waarbij het bureau een aantal door de commissie geselecteerde ideeën zal uitwerken en doorrekenen, en deze gegevens zal aanleveren als onderdelen van het eindrapport.

De eindrapportage zal uiterlijk op 1 februari worden opgeleverd. De commissie doet zijn uiterste best om toe te werken naar zeer concrete voorstellen voor alle te analyseren domeinen. De commissie ziet echter ook dat er kans bestaat dat niet alle opties in het korte tijdsbestek dat de commissie is gegeven tot 1 februari, compleet zijn uitgewerkt. In dat laatste geval zal de commissie prioriteit leggen bij die zaken die van het grootste belang zijn voor de beslissingen die nodig zijn voor het bewaken van de continuïteit van de cultuurnotaprocedure, immers de continuïteit van de culturele sector.

Richtlijnen 1 november:

Vooruitlopend op het vaststellen van de richtlijnen die u op 1 november openbaar maakt aan cultuurproducerende instellingen ten behoeve van hun subsidieaanvraag 2009-
2012, heeft u de commissie gevraagd om u van suggesties te voorzien. Hierbij komt de commissie tegemoet aan dit verzoek.

Vanaf de nieuwe kunstenplanperiode wilt u Euro 10 miljoen per jaar bezuinigingen op de rijksgesubsidieerde cultuurproducerende instellingen. Omdat per die datum een groot aantal van die instellingen voor het eerst is aangewezen op de cultuurfondsen, zouden wij voor het volgende willen pleiten. Het lijkt niet meer dan billijk en redelijk om de bezuiniging van Euro 10 miljoen betrekking te laten hebben op alle cultuurproducerende instellingen die momenteel uit de cultuurnota worden gefinancierd. Dat wil zeggen dat de bezuiniging effect heeft op zowel de instellingen die tot de basisinfrastructuur behoren, als de instellingen die momenteel nog uit de cultuurnota worden gefinancierd, maar welke per 2009 naar de fondsen overgaan.

De commissie hoopt dat u de vraag in uw richtlijnen wilt opnemen of instellingen bij het maken van hun beleids- en activiteitenplan aan kunnen geven hoe zij hun cultureel ondernemerschap zullen invullen in het licht van een mogelijke bezuiniging en/of van nadere eisen met betrekking tot eigen inkomsten. De commissie is daarbij van mening dat het aan instellingen zelf moet worden gelaten of zij een bezuiniging willen opvangen door kostenreductie of andere ingrepen in hun bedrijfsvoering, door het vergroten van eigen inkomsten of door een mix van beide mogelijkheden, mits het geen gevolgen heeft voor het kwaliteitsniveau van hun cultuurproduct en de kwantiteit van hun productie.

De commissie zou er voor willen pleiten om alle instellingen een positief saldo uit hun bedrijfsvoering na afloop van de subsidieperiode te mogen laten behouden, op voorwaarde dat zij hun kwalitatieve en kwantitatieve toezeggingen zijn nagekomen, en het geld zullen besteden aan activiteiten waarvoor zij gesubsidieerd worden.
---

Tot slot willen wij uw aandacht vragen voor het probleem dat autonome kostenstijgingen jaarlijks in de culturele sector veroorzaakt. Als per 2009 Euro 10 miljoen wordt bezuinigd, en deze kostenstijging niet wordt gecompenseerd, betekent dit een totale bezuiniging die veel groter is voor de sector dan de circa 3,5% bezuiniging. De commissie vindt het niet meer dan rechtvaardig dat uw departement de kostenstijging zal compenseren.

Bijlage: taakverdeling commissieleden

CCP/CC/2 okt 07


---

Bijlage: taakverdeling commissieleden

Martijn Sanders:

· Voorzitter.

· Beleidsprogramma's: Cultuur en Economie, Toerisme, internationaal cultuurbeleid.

· Subsidievoorwaarden (samen met Cees van 't Veen).
· Convenanten Rijksoverheid/lokale overheden (samen met Jet de Ranitz).

Jet de Ranitz:

· Vice-voorzitter.

· Podiumkunsten.

· Convenanten Rijksoverheid/Lokale overheden (samen met Martijn Sanders).

Ryclef Rienstra:

· Media, waaronder film.

· Auteursrecht.

· Versterken relatie cultuur en bedrijf/particulier (o.a. mecenaat, private fondsen, cultuurloterij, etc) (samen met Morris Tabaksblat).

Morris Tabaksblat:

· Versterken relatie cultuur en bedrijf/particulier (o.a. mecenaat, sponsoring, cultuurloterij, etc) (samen met Ryclef Rienstra).

Cees van 't Veen:

· Cultureel erfgoed en Beeldende Kunst

· Beleidsprogramma's: Prachtwijken, diversiteitsbeleid, brede scholen.
· Subsidievoorwaarden (samen met Martijn Sanders).

Carolien Croon:

· Secretaris.


---