Raad van State


Zaaknummer: 200706781/1
Publicatie datum: woensdag 17 oktober 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Montferland Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---

Datum uitspraak: 17 oktober 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

, gevestigd te ,

en

het college van burgemeester en wethouders van Montferland, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2007 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd.

Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 24 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 25 september 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, advocaat te Breda, en , en verweerder, vertegenwoordig door J.B.T. Polman en P.W. Weiss, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Verweerder heeft geconstateerd dat op bij verzoekster in eigendom zijnde terreinen een toplaag wordt afgegraven en een laag puinverharding wordt aangebracht. Volgens verweerder is dit aan te merken als het uitbreiden van de naast deze terreinen gelegen inrichting van verzoekster aan de te met parkeerterreinen. Nu de daarvoor ingevolge artikel 8.1 van de Wet milieubeheer vereiste vergunning ontbreekt, is volgens verweerder sprake van een overtreding. De bij het bestreden besluit opgelegde last strekt tot het voorkomen van verdere overtreding.

2.2. Verzoekster heeft in haar bezwaar- en verzoekschrift betoogd dat geen sprake is van het veranderen van de inrichting, zodat verweerder niet bevoegd is om handhavend op te treden.

2.3. De Voorzitter constateert dat de werkzaamheden ter plaatse uitsluitend bestaan uit het bouwrijp maken van de terreinen, zodat daar overeenkomstig het geldende bestemmingsplan industrie kan worden gevestigd. Het bouwrijp maken van terreinen is geen activiteit waarvoor ingevolge de Wet milieubeheer een vergunning is vereist. Dat wordt niet anders wanneer de eigenaar van de terreinen - zoals hier het geval is - niet uitsluit dat deze te zijner tijd zullen kunnen worden gebruikt voor de uitbreiding van een naast deze terreinen gelegen inrichting. Doorslaggevend is dat de inrichting momenteel feitelijk niet is of wordt veranderd.

Gezien het voorgaande wordt artikel 8.1 van de Wet milieubeheer niet overtreden. Verweerder was onbevoegd om ter zake een last onder dwangsom op te leggen.

2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Montferland van 11 september 2007;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Montferland tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 679,00 (zegge: zeshonderdnegenenzeventig euro), waarvan een gedeelte groot 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Montferland aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de gemeente Montferland aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007

262.