European Union



Brussel, 17 oktober 2007

Zware industriële ongevallen: Commissie zet inbreukprocedure tegen 12 lidstaten zonder noodplannen voor chemische bedrijven voort.

De Europese Commissie heeft besloten om een laatste schriftelijke aanmaning te sturen naar 12 lidstaten die er niet in geslaagd zijn om noodplannen op te stellen voor gebieden in de omgeving van industriële installaties waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt.. Het opstellen van noodplannen is een fundamentele eis van de Seveso II-richtlijn, de hoeksteen van EU-wetgeving om zware industriële ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan in te perken.

Volgens milieucommissaris Stavros Dimas is het niet mogelijk om het risico op industriële ongevallen in een moderne samenleving te vermijden. In plaats daarvan kunnen we er, aldus de heer Dimas, wel naar streven om de risico's op dergelijke ongevallen te verkleinen en hun gevolgen in te perken. Daarom is het zijns inziens van cruciaal belang dat de bestaande wetgeving ter zake correct wordt uitgevoerd. Voorts vindt de heer Dimas het teleurstellend dat ondanks herhaaldelijke waarschuwingen van de Commissie verscheidene jaren na de inwerkingtreding van de richtlijn slechts weinig lidstaten externe noodplannen hebben opgesteld voor alle betrokken installaties.

Noodplannen voor industriële installaties

De Commissie heeft 12 lidstaten (Oostenrijk, Cyprus, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Spanje en Zweden) een laatste schriftelijke aanmaning gestuurd voor het niet correct ten uitvoer leggen van de Richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken . Bijna 8 000 bedrijven in de EU vallen onder het toepassingsgebied van de veiligheidsvereisten van de richtlijn en voor de helft daarvan ontbreekt een extern noodplan.

Krachtens de richtlijn, die beter bekend is als de Seveso II-richtlijn, moeten noodplannen worden opgesteld voor gebieden in de omgeving van bepaalde industriële installaties waar zeer grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen te vinden zijn. Alhoewel zulke noodplannen al sinds 2002 (EU-15) en 2004 (EU-10) van kracht hadden moeten zijn, is dit in veel lidstaten voor een aanzienlijk aantal industriële installaties nog niet het geval. De Commissie heeft de lidstaten herhaaldelijk gewezen op hun verplichtingen. Hoewel het percentage van installaties waarvoor dergelijke noodplannen zijn opgesteld is gestegen, is het gemiddelde nog steeds zorgwekkend laag. Daarom heeft de Commissie besloten om de lidstaten die de richtlijn overtreden, een laatste schriftelijke aanmaning te sturen.

Externe noodplannen bevatten maatregelen die tijdens een zwaar ongeval of noodgeval in de omgeving van dergelijke installaties moeten worden getroffen. De externe noodplannen moeten niet alleen informatie bevatten over bestrijdingsmaatregelen op en buiten het bedrijfsterrein, maar moeten ook gedetailleerde informatie verstrekken aan het publiek over het ongeval en over wat dan te doen. In iedere lidstaat moeten de aangewezen autoriteiten deze externe noodplannen opstellen en ervoor zorgen dat ze minstens om de drie jaar worden getest en, indien nodig, herzien.

Juridische procedure

Artikel 226 van het Verdrag verleent de Commissie de bevoegdheid om in rechte op te treden tegen een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt. Als de Commissie van oordeel is dat er sprake kan zijn van een inbreuk op EU-wetgeving die de inleiding van een inbreukprocedure rechtvaardigt, stuurt zij een eerste "schriftelijke aanmaning" aan de betrokken lidstaat met het verzoek om tegen een bepaalde datum - meestal binnen twee maanden - opmerkingen in te dienen. In het licht van het antwoord van de betrokken lidstaat of het ontbreken van een dergelijk antwoord, kan de Commissie besluiten een "met redenen omkleed advies" (tweede schriftelijke aanmaning) tot de lidstaat te richten. Daarin wordt duidelijk en definitief uiteengezet waarom zij van mening is dat er een inbreuk op de EU-wetgeving is geweest en wordt de lidstaat verzocht om binnen een bepaalde periode, meestal twee maanden, zijn verplichtingen na te komen. Indien de lidstaat het met redenen omkleed advies naast zich neerlegt, kan de Commissie besluiten de zaak voor het Europees Hof van Justitie te brengen. Als het Hof van Justitie tot het besluit komt dat er sprake is van een inbreuk op het Verdrag, moet de lidstaat die de overtreding heeft begaan alle nodige maatregelen treffen om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 228 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid om op te treden tegen een lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan een eerder arrest van het Europees Hof van Justitie. Dit artikel voorziet eveneens in de mogelijkheid voor de Commissie, het Hof te verzoeken de lidstaat een dwangsom op te leggen.
---

Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, gewijzigd bij Richtlijn 2003/105/EG.