Apartheid in het onderwijs leidt tot Wajong-drama
Steeds meer jonge mensen met een beperking krijgen een Wajong-uitkering.
Deskundigen spreken van een nieuw WAO-drama. De kiem van dit drama ligt in
het onderwijs, meent Ad Poppelaars directeur van de Chronisch zieken en
Gehandicapten Raad.
Dat jonge mensen met een beperking op de arbeidsmarkt nauwelijks meedoen, is
niet verwonderlijk. Van jongs af aan zetten we in Nederland kinderen met een
beperking apart in het speciaal onderwijs. Daarmee vallen we volledig uit de
toon bij andere landen, zoals bijvoorbeeld Engeland en Noorwegen. In die
landen is het volkomen normaal om in de klas te zitten bij zelfs zwaar
gehandicapte kinderen.
Voor sommige kinderen is het speciaal onderwijs uiteraard een zegen. Maar in
veel gevallen is dit Nederlandse apartheidsregime doodgewoon slecht voor de
integratie en participatie van kinderen met een beperking. Zij ontwikkelen
zich in een afgescheiden wereld. En het is natuurlijk een illusie om te
denken, dat ze dan later op de arbeidsmarkt wel opeens mee gaan doen.
Onderwijsinspectie
Daar komt nog bij dat het speciaal onderwijs met grote problemen kampt. De
rapportages van de onderwijsinspectie zijn ronduit vernietigend. Het aantal
kinderen dat zonder diploma school verlaat is enorm hoog. Van de kinderen
met psychische problemen en gedragsproblemen - de snelst groeiende groep in
het speciaal onderwijs en ook in de Wajong - haalt slechts 5% een diploma!
Bovendien is het onderwijs er nauwelijks op gericht om de kinderen
daadwerkelijk op een beroep voor te bereiden. Het komt bijvoorbeeld voor dat
iemand een bepaald diploma niet krijgt omdat hij wegens slechthorendheid het
mondeling Engels niet heeft gehaald. Geen wonder dus, dat heel veel kinderen
rechtstreeks in de Wajong verdwijnen.
Natuurlijk, het beleid is er de laatste jaren op gericht om kinderen met een
beperking wel mee te laten draaien in het reguliere onderwijs. (De bekende
rugzak-regeling) Ook hier zijn de cijfers ontluisterend. Het aantal kinderen
in het speciaal onderwijs neemt nog steeds sterk toe, ondanks deze regeling.
Van ruim 45 duizend in 2000 naar ruim 60 duizend in 2005. En het aantal
kinderen in het reguliere onderwijs met speciale begeleiding is in die tijd
gegroeid van 10 duizend naar 18 duizend. Kortom, het enige dat is veranderd,
is dat we steeds meer kinderen weten aan te wijzen met wie iets mis is. En
het overgrote deel daarvan gaat nog steeds naar het speciaal onderwijs. Bij
kinderen met gedragsproblemen is dat zelfs 75%.
Deltaplan
De conclusie moet zijn dat het ingezette beleid onvoldoende werkt. Een
Deltaplan voor het onderwijs is nodig, zodat de kinderen van nu straks niet
levenslang aan de zijlijn staan. Participatie moet daarin het leidende
beginsel zijn. Dus moeten kinderen als het even kan meedraaien in het
regulier onderwijs. Daarvoor zijn ingrijpende veranderingen nodig. Denk aan
expertisebevordering bij leraren, verbetering van ondersteuning voor
leerkrachten, verandering van mentaliteit op scholen. Verder is ook een
andere benadering nodig bij de indicatiestelling. Die moet gaan om wat kind
wel kan. Nu staat het niet-kunnen centraal.
Daarnaast moet het speciaal onderwijs veel ambitieuzer worden in zijn
doelstellingen. Voor een deel van de kinderen is een reguliere baan geen
optie. Bij de rest moet het onderwijs gericht zijn op arbeidsparticipatie.
Daarbij zijn bijvoorbeeld ook goede stages van groot belang, als eerste
contact met het beroepsleven.
Het kabinet wil nu de toegang tot de WAJONG beperken. Dat is het paard
achter de wagen spannen. Het kabinet moet er allereerst voor zorgen dat
kinderen met een beperking dezelfde kansen krijgen op passend onderwijs als
ieder ander kind. Dat is nu absoluut niet het geval. Met alle gevolgen van
dien.
Ad Poppelaars is directeur van de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad,
het overkoepelend orgaan van ruim 150 chronisch zieken- en
gehandicaptenorganisaties.
(Dit artikel is op 18 oktober 2007 in aangepaste vorm geplaatst op de
forumpagina van De Volkskrant)
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland