Ministerie van Defensie

Aan
de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
511 CR Den Haag

Datum
Ons kenmerk
O
nderwerp ragen project Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

19 oktober 2007

S2007028795
V

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de vaste commissie voor Defensie over het project Kwantitatieve versterking mariniersbataljons (met kenmerk 07-DEF-B-089).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. Kunt u omschrijven waaruit de toename van taken lager in het geweldsspectrum bestaat?

In de periode 2001-2005 namen versterkte manoeuvrebataljons van het Korps mariniers deel aan crisisbeheersingsoperaties in het grensgebied tussen Ethiopië en Eritrea (UNMEE, 2000-2001, 1150 militairen), in Irak (SFIR, 2003-2004, 1200 militairen) en in Afghanistan (ISAF, 2005, 750 militairen). Deze en andere operaties laten zien dat, laag in het geweldsspectrum, vooral taken op het gebied van Civil-Military Cooperation (Cimic) zijn toegenomen. Bij deze activiteiten gaat het onder meer om assistentie van lokale overheden op diverse terreinen zoals civiel bestuur. Ook informatieoperaties, het uitvoeren van kleine hulpprojecten en het op kleine schaal verlenen van medische hulp aan de bevolking passen in het kader van Cimic. Verder is er een toename van activiteiten op het gebied van Security Sector Reform (SSR), de hervorming van de veiligheidssector waaronder het opleiden en begeleiden van politie en militairen. Indien nodig wordt humanitaire noodhulp verleend. Ook is het belang van persvoorlichting toegenomen.

2. Welke consequentie heeft het aantal van twee bataljons bij uitzendingen waar meer dan twee afwisselingen noodzakelijk zijn? Komt het schema van inzet, rust en opwerken door twee bataljons niet in gevaar? U
itzendingen worden gepland door de Commandant der Strijdkrachten. Bij aflossingen wordt gekeken naar het aantal beschikbare bataljons bij zowel het Commando landstrijdkrachten als het Commando zeestrijdkrachten. Als de twee mariniersbataljons aansluitend worden ingezet, zal het volgende bataljon worden geleverd door het Commando landstrijdkrachten. Een voorbeeld hiervan is de achtereenvolgende inzet van twee mariniersbataljons tijdens de SFIR-missie in Irak. Het tweede mariniersbataljon is toen afgelost door een landmachtbataljon. Pagina 2/6

3. Kunt u aangeven welke eisen worden gesteld aan de vuurkracht tijdens amfibische operaties in scenario's die zich afspelen hoog, gemiddeld en laag in het geweldspectrum? Welke wapens zijn in de verschillende scenario's hiervoor nodig?

Vuursteunmiddelen laten zich lastig indelen in categorieën gerelateerd aan het geweldsspectrum. Bij operaties is het van groot belang te beschikken over een geloofwaardige mate van escalatiedominantie, ofwel het vermogen om ook bij een hoger geweldsniveau militair de overhand te blijven houden. Het maakt daarbij geen verschil of het gaat om amfibische operaties of andersoortige operaties. Marinierseenheden zijn lichte infanterie-eenheden die moeten kunnen opereren in een terrein dat minder toegankelijk is voor zware wapensystemen. De bewapening van marinierseenheden vergt daarom een evenwicht tussen gewicht en vuurkracht. De benodigde vuursteun wordt vooral geleverd door eenheden en wapenplatforms die de mariniersbataljons ondersteunen, bijvoorbeeld scheepsgeschut, gevechtsvliegtuigen, gevechtshelikopters of artillerie. De mariniersbataljons behoeven dan ook niet zelf te beschikken over alle vuursteunmiddelen. De behoefte bij de versterking van de mariniersbataljons richt zich op het personeel en de middelen om de benodigde vuursteun van andere wapenplatforms aan te vragen en op het doel te geleiden.

4. Wordt daar waar vrijgevallen personele capaciteit van de vier M-fregatten aan de orde is bedoeld dat marine personeel omgeschoold kan worden de functie van marinier om de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers te versterken, of worden hier de mariniers die meevoeren op de M-fregatten bedoeld? Of wordt bedoeld dat nieuw personeel in kan stromen om de functie van marinier te vervullen? Of gaat het om een combinatie van de verschillende mogelijkheden? Zo ja, in welke verhoudingen? Zo neen, wat wordt dan wel bedoeld?

Door de verkoop van vier M-fregatten ontstaat bij het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) ruimte in de personeelsformatie die onder meer wordt gebruikt voor de versterking van de mariniersbataljons. Het functieplafond van het CZSK verandert als gevolg daarvan niet. Omdat aan boord van M-fregatten in de regel geen mariniers zijn geplaatst, is er geen sprake van overplaatsing van mariniers van M-fregatten naar de manoeuvrebataljons. Ook wordt vlootpersoneel niet omgeschoold tot marinier. Bij de uitwerking van het reorganisatieplan voor de versterking van de mariniersbataljons wordt wel onderzocht welke functies geschikt zijn voor vlootpersoneel. Het heeft een positief effect op de wenselijke integratie van het Korps mariniers en de vloot als vlootpersoneel functies bij het Korps mariniers gaat vervullen. Deze verandering in functies kan pas na voltooiing van het reorganisatieplan definitief worden vastgesteld. De verschuiving binnen het personeelsbestand is afhankelijk van het uiteindelijke functiebestand en de door- en uitstroom van personeel.

5. Met welk type inlichtingencapaciteit wordt het mariniersbataljon uitgebreid? Bestaat niet het gevaar dat deze inlichtingencapaciteit zich ontwikkelt naar een zelfde type dienst als Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Recoinnaissance (ISTAR)? In hoeverre werkt ISTAR met en voor alle krijgsmachtonderdelen? Hoeveel mariniers gaan zich per bataljon bezighouden met de inlichtingencapaciteit?

De inlichtingcapaciteit bij de mariniersbataljons wordt op dezelfde wijze ingericht als bij bataljons van het Commando landstrijdkrachten. Bij de mariniersbataljons bestaat thans onvoldoende capaciteit om gegevens van externe bronnen te verzamelen en te verwerken. Dit doet afbreuk aan de zogenaamde situational awareness van commandanten en aan het operationele tempo dat kan worden volgehouden. Met de beoogde versterking bedraagt de inlichtingenvoorziening 11 vte'n per mariniersbataljon.

Het ISTAR-bataljon van het Commando landstrijdkrachten kan elementen aan andere eenheden toevoegen en daarmee voorzien in een specifieke inlichtingencapaciteit waarover normaal niet wordt beschikt. Het betreft bijvoorbeeld elementen voor elektronische oorlogsvoering, gepantserde verkenning of onbemande luchtverkenning. Deze elementen worden geleverd met een aanvullende stafondersteuningscapaciteit die de ondersteunde eenheid assisteert bij het interpreteren en verwerken van de verzamelde informatie. Deze ondersteuning kan worden gegeven aan eenheden van elk operationeel commando, dus ook aan marinierseenheden. De inlichtingencapaciteit van de versterkte mariniersbataljons voorziet in een goede aansluiting op deze werkwijze. Er is daarom geen sprake van een dubbeling van de capaciteiten van het ISTAR-bataljon, maar van een betere aansluiting op de capaciteiten daarvan.

6. Van welke voertuigen werd in de afgelopen jaren door Nederlandse mariniers gebruik gemaakt bij de operaties in de hoorn van Afrika, in Irak en in Afghanistan? Wat waren de ervaringen met deze voertuigen?

Tijdens deze operaties is gebruik gemaakt van verschillende voertuigen waaronder Landrover-terreinwagens, vrachtwagens, Patria's en de BV-206. De ervaring is dat de voertuigen het zwaar te verduren hebben onder de heersende klimaat- en terreinomstandigheden waardoor de slijtage hoog is. De BV-206 is weliswaar niet het meest geschikte voertuig om lange afstanden af te leggen maar is uitstekend geschikt gebleken voor moeilijk begaanbaar terrein onder zware klimatologische omstandigheden. De Patria voorziet in een goede bescherming, maar raakt in zwaar terrein regelmatig defect en is daardoor in dergelijk terrein minder inzetbaar. Onlangs is bij het Korps mariniers het gepantserde BVS-10 Viking-voertuig ingestroomd. Dit voertuig is geschikt voor zwaar terrein en zal naar verwachting regelmatig in toekomstige operaties worden ingezet.

7. Zijn er naast de uitbreiding met handvuurwapens en Short Range antitankwapens (SRAT) nog andere typen wapens waarmee de vuurkracht wordt uitgebreid?

Neen.

8. Hoe is de spreiding van de uitgaven voor de kwantitatieve versterking verdeeld over de begrotingsjaren?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de commercieel vertrouwelijk bijlage.