Gerven over het tekort aan Maag-Darm-Leverartsen

Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over het tekort aan Maag-Darm-Leverartsen

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA-K-U-2798081

23 oktober 2007

Antwoorden van minister Klink op Kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over het tekort aan maag-darm-leverartsen (2060724540).

Vraag 1
Is het bericht waar dat de kans op tussentijdse aanpassing van de opleidingscapaciteit tot Maag-Darm-Leverartsen (MDL-artsen) gering is, terwijl er een nijpend tekort is?

Antwoord 1
Het primaat voor het opstellen van capaciteitsramingen voor medisch specialisten ligt in beginsel bij het Capaciteitsorgaan. Het Capaciteitsorgaan brengt een keer in de twee à drie jaar een advies uit. Deze ramingen worden met onafhankelijke data onderbouwd en de interpretaties worden door de betrokken partijen (medisch specialisten, opleidingsinstellingen en zorgverzekeraars) gewogen. Tussen de ramingen door blijft het Capaciteitsorgaan de ontwikkelingen volgen, zodat zij in staat zijn om mij bij tussentijdse wijzigingen te informeren. Dit heeft de afgelopen periode bijvoorbeeld plaatsgevonden bij de revalidatieartsen en de huisartsen. Over de MDL-artsen heb ik tot op heden niets vernomen.

Ik constateer dat ramen van het benodigd aantal medisch specialisten geen eenvoudige materie betreft. Diverse argumenten worden genoemd, variërend van vacatures, deeltijdwerk van medisch specialisten, een bevolkingsonderzoek naar darmkanker tot epidemiologische argumenten om de instroom van MDL-artsen te verhogen. De meeste variabelen die worden genoemd worden meegenomen in het model van het Capaciteitsorgaan. Voor de variabele 'vacatures' heeft het Capaciteitsorgaan in het advies van 2005 voor de MDL een ophoging van de instroom in de opleiding meegenomen die het een na hoogste was van alle specialismen. Ten aanzien van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker constateer ik dat daar nog geen besluitvorming over heeft plaatsgevonden en thans nog niet als zodanig wordt uitgevoerd. Ik verwijs u naar de brief van mijn ambtsvoorganger over het bevolkingsonderzoek darmkanker (15 mei 2006) en antwoorden op kamervragen (10 augustus 2006, 22 894 nr. 85). Ook na het bericht dat de zorgvraag voor de MDL-artsen stijgt ontving ik direct daarop een brief van de internisten (bijlage), die een andere mening zijn toegedaan. Bij dergelijke vakinhoudelijke verschillen van mening lijkt het mij van belang dat partijen eerst gezamenlijk tot een afgewogen oordeel komen.

Ik verwacht in de loop van dit jaar een nieuw advies van het Capaciteitsorgaan. Voor dat advies heeft het Capaciteitsorgaan mij laten weten nog volop bezig te zijn met de voorbereidingen en daarbij nog in overleg te zijn met de wetenschappelijke verenigingen. In tegenstelling tot de indruk die wordt gewekt, zijn de gesprekken tussen de wetenschappelijke verenigingen en het Capaciteitsorgaan dan ook niet afgerond.

Vraag 2
Is het voorts waar dat u van plan bent tot 2009 de opleidingscapaciteit voor MDL-artsen niet uit te breiden? Zo ja, kunt u aangeven waarop dit beleid is gebaseerd?

Antwoord 2
Ik heb het College voor Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG) gevraagd om een toewijzingsvoorstel voor te bereiden, uitgaande van een instroom van 21 MDL-artsen. Dit beleid is gebaseerd op het Capaciteitsadvies dat in november 2005 is uitgebracht. Dat advies kende een bandbreedte van de instroom van 16 tot 19 MDL-artsen per jaar. De partijen die destijds verantwoordelijk waren voor de verdeling van de instroom van opleidingsplaatsen hebben destijds de ruimte gegeven om 22 MDL-artsen in te laten stromen, vanwege signalen van vacatures. In 2006 zijn er 23 plekken gerealiseerd. Ik constateer dat de instroom in deze jaren dus al ruim boven het advies van het Capaciteitsorgaan heeft gelegen.

Vraag 3
Wat is uw reactie op de analyse van het Genootschap van Maag-Darm-Leverartsen op basis van Nivelonderzoek dat, om de tekorten aan MDL-artsen op te vangen, een verdubbeling van de door het Capaciteitsorgaan berekende opleidingscapaciteit nodig is?

Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 1.

Vraag 4
Deelt u de mening dat door de tekorten aan MDL-artsen een tweedeling in aanbod van MDL-zorg ten nadele van de ziekenhuizen buiten de Randstad en ten nadele van de kleine ziekenhuizen onwenselijk is? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dit te voorkomen?

Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 1.

Vraag 5
Vindt u een wachtlijst van bijna drie maanden voor een gewone scopie van het maagdarmkanaal in het Medisch Spectrum Twente aanvaardbaar? 2) Is het niet onwenselijk dat patiënten zolang in onzekerheid verkeren omtrent het wel of niet hebben van een aandoening? Wilt u uw standpunt hierover toelichten?

Antwoord 5
Een wachtlijst van elf weken is lang, maar ik kan niet overzien of dit uitsluitend het gevolg is van een (regionaal) tekort aan MDL-artsen of de manier waarop het ziekenhuis e.e.a. heeft georganiseerd. Flexibiliteit is in de zorg van groot belang. Als de vraag bij het ene specialisme stijgt, kan ook samenwerking worden gezocht met andere specialismen en instellingen om wachtlijsten zo veel mogelijk te voorkomen.

Vraag 6
Bent u bereid het voorstel van het Genootschap over te nemen om nog dit jaar één zij-instromer op te nemen per academische regio, en de opleidingscapaciteit voor 2008 open te bespreken om zodoende te komen tot een reële afstemming van het aanbod van MDL-zorg op de vraag? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6
Zoals gesteld in mijn antwoord op vraag 1 laat ik mij graag zo veel mogelijk objectief en afgewogen informeren over de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Zelfs als blijkt dat er inderdaad meer behoefte aan MDL-artsen is, dan lijkt deze oplossingsrichting mij ingrijpend. Het heeft betrekking op assistenten die reeds in opleiding zijn tot specialist en ik zou hen moeten dwingen om hun eindspecialisme tussentijds te wijzigen om zij-instroom te genereren. Hoewel ik daarmee aan het verzoek tegemoet kom, creëer ik hoogstwaarschijnlijk weer een nieuw probleem bij een ander specialisme. Tot slot denk ik dat we AIOS niet moeten en kunnen dwingen om tijdens hun opleiding van specialisme te switchen.

De adviezen van het Capaciteitsorgaan zijn transparant. Wetenschappelijke verenigingen worden gevraagd om zoveel mogelijk inbreng, waarbij het streven altijd is om zaken zo veel mogelijk te onderbouwen en objectiveren. Het streven is om te komen tot een goede match tussen vraag en aanbod, waarbij de inzichten van de verschillende betrokken partijen zijn meegewogen.