Persbericht Wageningen Universiteit: nr 078, 25 oktober 2007

http://www.wur.nl/NL/nieuwsagenda/nieuws/Biosystematiek_Wetenschap_uit_de_oudheid_verdient_topinstituut.htm

Biosystematiek: Wetenschap uit de oudheid verdient topinstituut

Het vakgebied van de biosystematiek - de studie van de diversiteit en verwantschappen van planten en dieren - die reeds vanaf de vierde eeuw voor Chr. wordt beoefend, biedt essentiële informatie voor toekomstige toepassingen. Veredeling, adequate behandeling van ongewenste exoten, vooruitzichten op de gevolgen van klimaatverandering en uberhaupt eenduidige naamgeving van soorten zijn hiervan voorbeelden. Met een overkoepelend topinstituut kan Nederland internationaal een leidende rol spelen in modern biosystematisch onderzoek. Die perspectieven schetst prof.dr. Marc Sosef bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Biosystematiek aan Wageningen Universiteit op 25 oktober.

In zijn oratie 'Evolutie in de Systematiek' gaat prof. Sosef in op de topcollecties van zes miljoen planten en dertig miljoen dieren in Nederland. Deze bieden de mogelijkheid om, samen met de hoog aangeschreven Nederlandse expertise, een Nederlands Centrum voor Biodiversiteit (NCB) op te zetten. Nu al komen jaarlijks tientallen biosystematici naar Wageningen voor onderzoek in de collecties van ondermeer West-Afrika. Het Wageningens herbarium herbergt de beste plantencollecties uit Gabon, Liberia en Benin. Het nieuwe centrum moet met de collecties van de topinstituten in Leiden, Amsterdam en Wageningen mondiale allure krijgen. Het dient maatschappelijke en educatieve functies te verenigen met toponderzoek en uitstraling naar het brede publiek, aldus de Wageningse hoogleraar. "Daaronder zou ook een toonaangevend museum moeten vallen, nog fraaier dan Naturalis nu al is", aldus prof. Sosef. "Op die manier komt de taxonomische kennis nog beter beschikbaar voor natuurbeschermers, planologen, ecologen of bijvoorbeeld. de douane".

Toepassing

Accurate naamgeving kan een belangrijk hulpmiddel zijn voor de identificatie van organismen, die door toenemende handel (lucht- en scheepvaart) en klimaatverandering gemakkelijker en vaker in ons Nederland belanden. Sommige van deze planten, schimmels en dieren kunnen zich goed handhaven en schade toebrengen aan mens, gewassen of de natuur, zoals de allergieopwekkende ambrosia-alsem. Een juiste identificatie is nodig voor een adequate actie. De Barcode of Life Databank biedt hier uitkomst. Hierin zullen op termijn elke van de 1,7 miljoen beschreven soorten eenduidig via een klein gestandaardiseerd stukje DNA (een soort streepjescode), worden opgenomen. Een Mexicaans kevertje dat in een bananenschip in de Amsterdamse haven wordt ontdekt kan daarmee snel en accuraat op naam worden gebracht. Tenminste als het beestje beschreven is en niet behoort tot de wellicht tientallen miljoenen onbeschreven soorten. Over zo'n vijftien jaar voorziet prof. Sosef dat soorten kunnen worden geïdentificeerd via een zakcomputertje waar een stukje van het organisme ingaat en waar na enige tijd de soortnaam uitrolt.

Aardappel

Toepassingen liggen er ook in de veredeling. Zo kampt de aardappel met de gevreesde ziekte Phytophthora (aardappelziekte), waarvoor geen bevredigende oplossingen bestaan. De elf resistentiegenen uit wilde aardappelrassen bieden perspectief. Phytophthora is echter erg flexibel en weet de resistentie afkomstig van ingekruiste genen na verloop van tijd te doorbreken.

Daarom zijn ook de resistentiegenen zelf onderwerp van onderzoek. Met informatie over hun ontstaan en evolutie ontdekte de onderzoeksgroep van prof. Sosef, in samenwerking met Plant Research International (PRI) dat varianten van reeds bekende resistentiegenen voorkomen in ver verwante soorten die veel gemakkelijker dan de meer verwante aardappelsoorten kunnen kruisen met onze cultuuraardappel. Ze bieden daarmee een veelbelovend potentieel voor nieuwe resistente aardappelrassen.

Geschiedenis

Het vakgebied Biosystematiek kent een lange geschiedenis, die start bij Aristoteles en zijn leerling Theophrastus die het dieren- en plantenrijk in kaart brachten. De indeling in bomen, lage en hoge struiken en kruiden was voor Theophrastus echter niet bevredigend, omdat door snoei een hoge struik tot de categorie lage struiken zou kunnen gaan horen. Toch bleef de indeling tot aan de Renaissance gangbaar. Toen noteerden gedreven apothekers en chirurgijnen (artsen) hun kennis over geneeskrachtige en eetbare planten die via de net uitgevonden boekdrukkunst een grote verspreiding vonden. Vlamingen als Dodoneus en Lobelius publiceerden eigen Kruidboeken. Als Clusius in Leiden eind 16e eeuw de tulp introduceert en de aardappel promoot ontwikkelt het botanisch onderzoek zich los van de geneeskunde als een aparte discipline. Het was Linnaeus die de naamgeving systematiseerde en verkortte van een aanduiding als "de gele behaarde boterbloem met een knol die in het veld staat" tot de systematische en binaire naamgeving van slechts twee woorden (Ranunculus bulbosus, de knolboterbloem). Door de opkomst van nieuwe moleculaire technieken vanaf de jaren 1980 weerspiegelt de indeling en naamgeving van soorten steeds meer hun evolutionaire verwantschap. De zienswijze van deze 'moleculo's' kan conflicteren met de traditionele 'morfo's' (die het uiterlijk beoordelen). Prof. Sosef pleit in zijn oratie dan ook voor een 'geïntegreerde systematiek', die de modetrends integreert in de bestaande biosystematiek. "Integratie leidt tot echte innovatie en de hoogste kwaliteit van onderzoek", aldus de hoogleraar.