3e3460.jpg
Unicef presenteert child alert afghanistan

Genève / Kabul, 25 oktober 2007 - Zes jaar na de val van de Taliban zouden kinderen in Afghanistan wederopbouw moeten meemaken. In plaats daarvan zijn ze kwetsbaarder dan ooit voor de gevolgen van het conflict. Elke dag kampen miljoenen kinderen in Afghanistan met het geweld. Ouders laten hun kinderen thuis. In de provincies Helmand en Uruzgan zijn bijvoorbeeld bijna alle scholen gesloten. Kinderen zijn niet meer alleen het slachtoffer van geweld, ze nemen ook zelf deel in het conflict, als strijder of door middel van zelfmoordacties. Dat staat in het rapport Child Alert Afghanistan, dat Unicef, de VN-kinderrechtenorganisatie vandaag presenteert.

Ondanks vele plannen, voorstellen, projecten en partners, en de ondersteuning van vele landen die werken aan vrede en veiligheid in Afghanistan, heb ik een toename in onveiligheid gezien die ervoor zorgt dat meer en meer scholen hun deuren sluiten en meer en meer kinderen sterven, aldus Martin Bell, voormalig oorlogscorrespondent van de BBC en auteur van het rapport. In het bijzonder in het Zuiden komen families tussen twee vuren terecht, buiten het bereik van humanitaire hulp. Simpel gezegd: het is nu of nooit voor de kinderen van Afghanistan.

Vooral in het door de oorlog getroffen zuiden van Afghanistan ziet het er somber uit. In de provincies Helmand en Uruzgan zijn slechts enkele scholen open. Unicef benadrukt de noodzaak om zo snel mogelijk de veiligheid in het land terug te brengen, zodat kinderen weer naar school kunnen. In de eerste zes maanden van 2007 vonden 44 aanvallen op scholen plaats. Vooral meisjesscholen en soms meisjes zelf, werden het doelwit. Met als gevolg dat steeds minder meisjes naar school gaan. Doordat er angst wordt gezaaid en ouders en onderwijzers worden bedreigd, houden gezinnen hun kinderen thuis. De oplossing vraagt om samenwerking tussen alle betrokken partijen, van de strijdende partijen aan beide kanten van het conflict tot lokale gemeenschappen, de nationale overheid en internationale partners.

Het rapport vraagt bovendien aandacht voor de hoge moedersterfte in het land. Moedersterfte is een sterke indicatie van falende gezondheidszorg. In 2005 stierven dagelijks meer dan zestig vrouwen aan complicaties veroorzaakt door hun zwangerschap. Was het land in 2005 na Sierra Leone al het land met de hoogste sterftecijfers voor moeders, de onveiligheid en de verwoeste infrastructuur maken de toegang voor vrouwen tot gezondheidsposten nog moeilijker. Gezondheidswerkers kunnen 40% van het land niet bereizen, en zelfs in de gebieden die wel bereikt kunnen worden, heerst een voortdurende dreiging van geweld. Het resultaat van die isolatie is verschrikkelijk: in 2006 stierven dagelijks bijna 900 kinderen onder de vijf jaar.

Er is de afgelopen jaren wel vooruitgang geboekt in de gezondheidszorg, het onderwijs en op het gebied van voeding. Maar de vooruitgang is fragiel door het voortdurende geweld. Het merendeel van de bevolking heeft toegang tot basale gezondheidszorg. En op het gebied van onderwijs voor meisjes gaat het beter. In de tijd dat de Taliban het in Afghanistan voor het zeggen hadden, mochten meisjes officieel geen onderwijs volgen en ging ongeveer 3% van de meisjes naar school. Nu is een derde van de schoolgaande kinderen een meisje.

Ook het door Unicef ondersteunde polioprogramma laat zien waar Afghanistan toe in staat is. Tijdens de nationale vaccinatiedagen georganiseerd door Unicef, de Wereldgezondheidsorganisatie en het Afghaanse Ministerie van Gezondheidszorg reisden meer dan 15.000 gezondheidswerkers door het hele land om 7,3 miljoen kinderen te bereiken met vaccinaties tegen de ziekte. Het aantal gevallen van polio daalde van 31 in 2006 naar 11 dit jaar. Als de Afghanen dat kunnen in oorlogstijd, wat kunnen ze dan bereiken in vrede?, aldus Martin Bell.


* * *