Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake inzet van het Europees Ontwikkelingsfonds in een aantal Afrikaanse landen

31-10-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

In het debat over de herziening van de ACS-EG Partnerschapsovereenkomst op 4 juli 2007 heb ik de VVD een overzicht van de inzet van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in een aantal Afrikaanse landen toegezegd waar in de periode 1996-2006 sprake is geweest van een onstabiele situatie maar waar de EU er niet voor gekozen heeft een artikel 96 procedure op te starten. Dit overzicht komt u hierbij toe en betreft de landen: Rwanda, Swaziland, Kameroen, Tsjaad, Angola, de Democratische Republiek Congo, Somalië, Ethiopië en Eritrea.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

De hulprelatie van de Europese Gemeenschap met een negental Afrikaanse landen onder het Europees Ontwikkelingsfonds in de periode 1996-2006

Dit document bevat een beknopt overzicht van de hulprelatie van de Europese Gemeenschap onder het 8e en 9e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) met Angola, Za ïre/DRC, Eritrea, Ethiopië, Kameroen, Rwanda, Somalië, Swaziland en Tsjaad in de periode 1996- 2006. Voor al deze landen geldt dat er (ergens) in de periode 1996-2006 sprake is geweest van een onstabiele situatie, maar dat de EU er niet voor gekozen heeft om een artikel 96 procedure op te starten. In de nota naar aanleiding van het verslag die voor de ratificatie van de herziene ACS-EG Partnerschapsovereenkomst naar de Tweede Kamer is verstuurd is een overzicht opgenomen van landen waarvoor wel gebruik is gemaakt van artikel 96.

In het geval van een fragiele situatie in ACS-landen is een artikel 96 procedure niet altijd het juiste antwoord. Het kan effectiever zijn om hulp in te zetten om de fragiliteit in een land te verminderen en hiermee bij te dragen aan herstel van de rechtsorde, democratie en stabiliteit van een land. Flexibiliteit in de hulp is in dit geval wel belangrijk. Uit het overzicht blijkt dat het EOF in de periode 1996-2006 inderdaad flexibel is ingezet al naargelang de behoeften in een situatie van fragiliteit.

Zo laat het overzicht zien dat de hulprelatie met bovengenoemde landen in de periode 1996-2006 vaak meerdere keren - zowel wat betreft omvang als inhoud - is aangepast aan de (politieke) ontwikkelingen in de betreffende landen. De omvang van de beschikbare middelen is bij herhaling bijgesteld, neerwaarts dan wel opwaarts, in respons op de veranderende perspectieven. De sectoren waarin en het kanaal waarlangs de bestedingen tot stand komen, zijn in veel gevallen op instigatie van de Commissie en na goedkeuring door de lidstaten gewijzigd in reactie op veranderingen in het beleid en de politieke situatie in de betreffende landen. Waar overheden aan betrouwbaarheid inboetten, zijn middelen vaak rechtstreeks op de armste groepen gericht of ingezet voor herstel van democratische structuren of juridische systemen. In gevallen waarbij er zicht kwam op democratisering en herstel (bijv. na conflicten) zijn meer middelen vrijgemaakt en ingezet ter ondersteuning van deze ontwikkelingen. In alle gevallen is de Gemeenschap direct of indirect betrokken gebleven bij de situatie in deze vaak fragiele Afrikaanse staten en kon de Commissie hierdoor relatief snel reageren op de politieke ontwikkelingen in deze landen. Bij elke significante herziening van de landenstrategiën of van de landenallocatie werd om het advies van het EOF-comité gevraagd, waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn.

Angola

Het karakter van de samenwerking tussen de Commissie en de Angolese overheid is naar aanleiding van onstabiele situaties in Angola vanaf 1996 meerdere keren aangepast. Dankzij de continuïteit van de aanwezigheid van de Commissie in Angola is het makkelijker geweest de structurele samenwerking en wederopbouw snel te hervatten na het staakt het vuren in 2002. Implementatie van het 8e EOF verliep in Angola uiterst traag en vanwege het voortslepende conflict is het tweede deel van het 8e EOF niet uitgekeerd. Het eerste deel van EUR 114,3 miljoen is wel ingezet. De Commissie heeft hiermee, waar mogelijk, vooral aandacht besteed aan de sociale sectoren, de gezondheidszorg, het democratiseringsproces, plattelandsontwikkeling, herstel van de vervoersinfrastructuur, de watervoorziening, wederopbouw en institutionele versterking van de Angolese overheid.

Voor de periode 2002-2006 richtte de steun vanuit het EOF zich op de overgang van noodhulp naar wederopbouw. Het vredesproces en nationale verzoening werden direct na de burgeroorlog ondersteund. Bevordering van goed bestuur was hierbij een sectoroverkoepelende doelstelling. Voor de gezondheidszorgsector was onder het 9e EOF ongeveer 45% van de allocatie van programmeerbare middelen (de A-envelop, in totaal EUR 117 miljoen) vrijgemaakt. Voor onderwijs was ongeveer 23% van de landenallocatie beschikbaar. Daarnaast heeft de Commissie zich gericht op voedselzekerheid en het opruimen van mijnen. De Commissie heeft het EOF in de periode 2002-2006 in toenemende mate in kunnen zetten voor capaciteitsopbouw en institutionele versterking van de Angolese overheid, met name op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Gezien de middelmatige vooruitgang op zowel financieel, politiek als macro-economisch vlak, en de onzekerheid met betrekking tot het houden van verkiezingen in 2007, werd de landenenvelop van het 9e EOF begin 2007 met EUR 8,85 miljoen verlaagd.

Democratische Republiek Congo (DRC)/Zaïre

In 1992 heeft de Commissie de officiële samenwerking met DRC (destijds Zaï re) opgeschort. De Commissie bleef wel actief in DRC, maar de hulp werd niet meer via de Congolese overheid gekanaliseerd. Taken die normaal uitgevoerd worden door de overheid zijn voor Congo na 1992 uitbesteed. Ook de Wereldbank heeft na 1992 op vergelijkbare wijze geopereerd. In de periode 1996-2001 heeft de Commissie onder andere via een herstelprogramma geprobeerd om een minimumniveau aan wegennetwerk en infrastructuur voor de landbouwsector te handhaven. Daarnaast beheerde zij een gezondheidszorgprogramma met als doel sociale basisvoorzieningen zoveel mogelijk in stand te houden. Voor beide progr amma's tezamen was uit het EOF ongeveer EUR 200 miljoen beschikbaar. In de periode 1996-2001 heeft de Commissie vanuit het EOF ook de justitiesector ondersteund (EUR 28 miljoen), de intercongolese dialoog gestimuleerd (EUR 2 miljoen) en het Multi Country Demobilisation and Reintegration Programme (MDRP) van de Wereldbank voor het grote meren gebied meegefinancierd (EUR 20 miljoen). De bovenstaande programma's zijn regelmatig stopgezet vanwege de onstabiele situatie in het land.

Vanwege de crisis bevond de ontwikkelingshulp aan DRC zich in de jaren negentig op een laag niveau. In de periode na het aantreden van Joseph Kabila in 2001 veranderde dit. De activiteiten van donoren namen in omvang toe en de Commissie is alsnog EUR 146 miljoen uit het 8e,en eerdere EOF's, gaan programmeren voor armoedebestrijding en administratieve en institutionele steun aan de overheid. Onder het 9e EOF was aanvankelijk EUR 171 miljoen beschikbaar voor de landenprogrammering (A-envelop van het EOF). Dit is ingezet voor armoedebestrijding en steun aan de gezondheidszorg, het versterken van instituties en capaciteitsopbouw, en macro-economische steun ( 62%). Daarnaast waren er fondsen voor rurale ontwikkeling, werd er gewerkt aan institutionele versterking van de Congolese overheid en heeft de Commissie het proces van transitie in Congo gestimuleerd. Dit door verkiezingen te ondersteunen, het justitiële apparaat te versterken en de veiligheidssector te hervormen. Mede gezien de enorme behoeftes van het land (in 2006 stond DRC op de 168e plaats van de Human Development Index) werd in 2004 de landenenvelop met EUR 270 miljoen opgehoogd, waaronder EUR 100 miljoen ter ondersteuning van de verkiezingen. In 2005 heeft de Commissie conferenties over goed bestuur (samen met de Wereldbank) en het opzetten van verkiezingen georganiseerd. Vanwege de instabiliteit van het land was de samenwerking tussen de Commissie en de Congolese overheid eind 2006 nog niet volledig genormaliseerd. Dit hield in dat hulp niet volledig in samenwerking met de nationale ordonnateur werd geprogrammeerd. Eind 2006 is de landenenvelop voor Congo nog eens verhoogd met EUR 30 miljoen. Deze middelen zullen gebruikt worden voor infrastructuur, hervorming van het politieapparaat en het ondersteunen van verkiezingen.

Eritrea

Eritrea is in 1993 onderdeel gaan uitmaken van de groep ACS-landen (Afrika, Caraïben, Stille Oceaan). In de periode van 1996 tot 2001 waren er een aantal problemen in de samenwerking met dit land. Er was een gebrek aan betrouwbare data over Eritrea, de werkomstandigheden waren moeilijk en de overheid wilde hulp uit het EOF uitsmeren over een grote hoeveelheid kleine projecten. Het uitbreken van de oorlog met Ethiopië (1998-2000) zorgde voor een verharding van het regime in Eritrea. Tijdens deze oorlog werden er door de Commissie geen nieuwe financieringsvoorstellen getekend en het implementeren van bestaande projecten werd sterk gehinderd. De nadruk kwam in deze periode te liggen op noodhulp en voedselhulp verstrekt door het bureau van humanitaire en noodhulp van de Commissie (ECHO). Na het staakt het vurenakkoord van juni 2000 werden de hulpinstrumenten van de Gemeenschap ingezet om een duurzame oplossing van het conflict tussen Eritrea en Ethiopië te stimuleren. Zo werden middelen beschikbaar gesteld voor het demobilisatieprogramma en het verwijderen van landmijnen. Aan volledige hervatting van de hulp aan Eritrea werden een aantal eisen gesteld: de komst van een VN-vredesmacht, repatriëring van krijgsgevangenen en een verlaging van militaire uitgaven. Na hervatting van de hulp werd de stroomvoorziening in Eritrea verbeterd en werd er een voedselzekerheidsprogramma opgestart. Het meest opvallende project in de periode tot 2002 was de weg tussen Massawa (aan zee gelegen) en Asmara (de hoofdstad, op ongeveer 3000 meter). Voor bovengenoemde activiteiten was er onder het 8e EOF in totaal EUR 53 miljoen beschikbaar.

In de periode 2002-2006 bleef de Commissie voor de hulp aan Eritrea een korte termijn benadering toepassen. Zij richtte zich op postconflict herstelwerkzaamheden (met een focus op infrastructuur en onderwijs), demobilisatie en re-integratie van soldaten en transport/infrastructuur. Door de onstabiele situatie in Eritrea is de Commissie er niet in geslaagd de beschikbare bedragen in te zetten. Voor de landenprogrammering van het 9e EOF was EUR 88 miljoen beschikbaar. Tot 2006 heeft de Commissie onder het 9e EOF echter maar EUR 1,1 Miljoen daadwerkelijk kunnen besteden. Dit hing samen met het slechte bestuur, ondermaatse economische prestaties, ontransparante overheidsfinanciën, een onstabiele situatie in de regio en een algemeen wantrouwen tussen de overheid en de aanwezige donoren. Gezien deze moeilijkheden is in 2006 besloten de hoeveelheid beschikbare middelen voor Eritrea met EUR 38,9 miljoen te verlagen. Ook is in 2006 besloten om het infrastructuurprogramma dat niet van de grond gekomen was te annuleren. Een deel van de hierdoor vrijgemaakte middelen is hergebruikt in een programma voor rurale ontwikkeling dat met behulp van de Wereldbank beheerd wordt. De EU probeert de problemen in en met Eritrea aan de orde te stellen via de politieke dialoog zoals omschreven onder artikel 8 van het verdrag van Cotonou. Dit heeft tot nu toe niet veel opgeleverd.

Ethiopië

Vanwege de jaarlijks terugkerende problemen met de voedselvoorziening in Ethiopië (BBP per inwoner in 1998: 113 dollar per jaar), heeft de Commissie tussen 1996 en 2000 EUR 370 miljoen uit het EU-budget uitgegeven aan voedselhulp en voedselzekerheid. Deze uitgaven stonden dus los van het EOF. Voor het 8e EOF was er EUR 294 miljoen beschikbaar. Bij het gebruik hiervan lag de nadruk op infrastructuur en macro-economische steun. Uit de regionale fondsen van het EOF is steun verleend aan de landbouwsector en infrastructuur, met als belangrijkste project de verbinding tussen Addis Abeba en Djibouti. In de periode 1996-2001 heeft de Commissie zich ook ingezet voor steun aan lokale NGO's, het opzetten van een mensenrechtencommissie en het kantoor voor een ombudsman, campagnes tegen vrouwenbesnijdenis en voorlichting over het gevaar van landmijnen.

Voor Ethiopië was er onder het 9e EOF onder de A-envelop voor de landenprogrammering EUR 384 miljoen beschikbaar. In de periode 2002-2006 richtte de gemeenschapshulp zich op transport, macro-economische steun, voedselsteun en landbouw. Daarnaast heeft de Commissie zich gericht op goed bestuur, niet-overheids actoren en conflictpreventie. De crisis na de verkiezingen in 2005 heeft geleid tot het stopzetten van de procedure voor goedkeuring van de beoogde begrotingssteun. Eind 2006 heeft de Commissie besloten de landenstrategie aan te passen en middelen voor begrotingssteun te herschikken en in te zetten voor een programma ten behoeve van basisvoorzieningen dat gecoö rdineerd wordt door de Wereldbank. Ook wilde de Commissie een sterkere link leggen tussen de politieke dialoog over goed bestuur en ontwikkelingssamenwerking. Eind 2005 hebben de EU-ambassadeurs en het delegatiehoofd van de Commissie daartoe de artikel 8 dialoog met Ethiopië opnieuw opgestart. Er werd een gedetailleerde agenda afgesproken met daarop onder andere het democratiseringsproces, mensenrechten, de rechtsstaat en vrede en veiligheid.

Kameroen

Sinds de jaren negentig is er in Kameroen sprake van moeizame pogingen tot democratisering. In de periode 1996-2001 was er voor Kameroen onder het 8e EOF een bedrag van EUR 133 miljoen beschikbaar. Op basis van de goede absorptiecapaciteit is in 2001 dit bedrag nog met EUR 7,5 miljoen opgehoogd. Ongeveer de helft van de allocatie uit het 8e EOF is gebruikt voor infrastructuur. Een kwart van de middelen is ingezet voor het stimuleren van decentralisering en de ontwikkeling van lokale gemeenschappen. Daarnaast zijn EOF-middelen ingezet in de gezondheidszorgsector, stimulering van de private sector, regionale integratie en bescherming van het milieu. Ook heeft de Commissie institutionele hervormingen gestimuleerd, zoals het versterken van de capaciteit van lokale overheden.

In de periode 2002-2006 richtte de hulp uit het 9e EOF zich vooral op infrastructuur en begrotingssteun. Voor de landenprogrammering (A-envelop) was EUR 159 miljoen beschikbaar. In 2004 is echter besloten het beschikbare bedrag te verlagen met EUR 37 miljoen omdat de implementatie van de hulp traag verliep en er te weinig vooruitgang geboekt werd met het verbeteren van het bestuur. De Commissie besloot af te zien van het verlenen van directe begrotingssteun. In plaats daarvan zijn projecten opgestart gericht op institutionele versterking van de overheid. Na 2004 zijn de uitvoering van het EOF en de samenwerking met de overheid in Kameroen geleidelijk verbeterd. Onder druk van de donorgemeenschap lijkt Kameroen sinds vorig jaar serieus werk te maken van het aanpakken van fraude en corruptie. Eind 2006 is besloten de allocatie voor de landenprogrammering te verhogen met EUR 3,95 miljoen (voor een microproject in de omgeving van het Tsjaad meer).

Rwanda

In de periode na de genocide van 1994 richtte de Europese Gemeenschap zich op het zo snel mogelijk verstrekken van grote hoeveelheden humanitaire, medische en noodhulp. Daarnaast werden het justitiële apparaat en het in 1998 opgezette economische hervormingsprogramma van de Rwandese overheid ondersteund. De Commissie droeg ongeveer EUR 650 miljoen bij aan het hervormingsprogramma via het EOF, en de budgetlijnen voor voedselzekerheid, rehabilitatie en mensenrechten. De bijdrage hieraan uit het 8e EOF bedroeg EUR 110 miljoen. Vanaf 2000 is er sprake van een transitie van humanitaire naar meer reguliere ontwikkelingshulp voor Rwanda. Onderdeel hiervan werden onder andere een programma voor voedselzekerheid en een reconstructieprogramma voor de koffieplantages.

Voor het 9e EOF richtte de Gemeenschapshulp zich in Rwanda op het stimuleren van de transitie naar democratie en verzoening tussen de verschillende etnische groepen. Ook is het programma gericht op het voorkomen en oplossen van co nflicten, onder andere door middel van politieke dialoog. Doel was hierbij om Rwanda te helpen een meer stabiele factor in de Grote Meren regio te gaan vormen. In de periode 2002-2006 was de hulp uit het 9e EOF vooral gericht op rurale ontwikkeling en macro-economische steun. Daarnaast zijn EOF-middelen ingezet op het gebied van justitie en civil society. Aanvankelijk was er EUR 124 miljoen beschikbaar voor de programmeerbare A-envelop. In 2004 is besloten hier EUR 52 miljoen aan toe te voegen. Van deze extra middelen is de helft ingezet voor rurale ontwikkeling, 40 procent voor het steunen van het economische hervormingsprogramma van Rwanda en ongeveer voor 10 procent institutionele steun en versterking van maatschappelijke organisaties. Eind 2006 is de landenenvelop voor Rwanda nogmaals verhoogd met EUR 19,27 miljoen.

Somalië

In het begin van de jaren negentig was er in Somalië geen internationaal erkende regering, zodat programmering van het EOF niet in samenwerking met de regering plaats kon vinden. Na sluiting van de delegatie van de Commissie in Mogadishu in 1993 opereerde de Commissie vanuit Kenia. De EG-hulp aan Somalië bestond in de jaren negentig vooral uit humanitaire hulp verstrekt door DG-ECHO. In de periode na 1995 was de Commissie met haar humanitaire hulpprogramma de grootste donor in dit land.

Eind jaren negentig is de aandacht verschoven van humanitaire hulp naar ondersteuning van herstel van het land. De grootste aandacht ging hierbij uit naar het verbeteren van de levensomstandigheden van bevolkingsgroepen die het meest hadden geleden onder de burgeroorlog. Rond 2000 begon de Commissie met infrastructurele herstelwerkzaamheden. Aangezien Somalië de overeenkomst van Lom é (voorganger van het Cotonou verdrag) niet had geratificeerd had het land geen toegang tot het 7e en 8e EOF. Voor de financiering voor de verschillende herstelprogramma's zijn resterende middelen uit eerdere EOF's (in totaal EUR 101,8 miljoen) gebruikt. Tot aan 2002 maakte de Commissie voor de uitvoering van de hulp voornamelijk gebruik van NGO's. Deze hadden de beste toegang tot de bevolkingsgroepen die waren blootgesteld aan crisissituaties. Daarbij waren de lokale overheden, net als de centrale overheid, te zwak om als partner in het hulpprogramma te functioneren.

De Commissie heeft in de periode vanaf 2002 tot 2006 voor Somalië EUR 149 miljoen uit het 9e EOF gealloceerd waaraan EUR 50 miljoen uit de nog beschikbare bedragen van het 8ste EOF toegevoegd werden. Hiermee werd onder andere een herstelprogramma ter waarde van EUR 100 miljoen opgezet. Dit programma richtte zich op de sectoren: goed bestuur en vredesopbouw; rurale ontwikkeling; voedselvoorzieningszekerheid; sociale basisvoorzieningen en steun aan de private sector. Daarnaast heeft de Gemeenschap een financiële bijdrage geleverd aan de Somali National Reconciliation Conference die is opgestart in 2004. Eind 2006 is de landenenvelop voor het 9e EOF voor Somalië verhoogd met EUR 36,1 miljoen. De programmering van de hulp blijft in handen van de Commissie zelf.

Swaziland

In de periode 1996-2002 heeft de Europese Commissie zich wat betreft de steun aan Swaziland voornamelijk gericht op rurale ontwikkeling, human resource development en private sector ontwikkeling. De Commissie heeft hierbij vooral aandacht besteed aan het vergroten van de technische en professionele vaardigheden van de beroepsbevolking. De programmering van het 8e EOF is in 1999 aangepast, waarbij meer aandacht is besteed aan fiscale hervorming, stimulering van de private sector en een HIV/AIDS preventieprogramma. Onder het 8e EOF was er in totaal EUR 29 miljoen beschikbaar.

In de periode 2002-2006 was er onder de landenenvelop van het 9e EOF EUR 31 miljoen beschikbaar voor Swaziland. Dit is vooral gericht op onderwijs en training voor de beroepsbevolking. Daarnaast was er sprake van een gedecentraliseerd armoedebestrijdingsprogramma, steun voor institutionele versterking van NGO's en een irrigatieproject. HIV/AIDS werd een themaoverstijgend onderwerp. Dit was van groot belang aangezien bij het ingaan van het 9e EOF één derde van de volwassenen in Swaziland besmet was. De politieke situatie in Swaziland werd gekarakteriseerd door de onrust in de periode 2004-2005. Op 8 februari 2006 werd een nieuwe grondwet in Swaziland van kracht. Implementatie hiervan wordt door de EU gevolgd door middel van de politieke dialoog op basis van artikel 8 van het verdrag van Cotonou.

Tsjaad

Na de val van dictator Habré in 1990 heeft Tsjaad in 1996 een democratische grondwet aangenomen en verkiezingen georganiseerd. Op dat moment leefde 60% van de bevolking van het land onder de armoedegrens ($1 per dag). In de periode 1996-2002 was de Commissie, samen met Frankrijk en Duitsland, één van de drie Europese donoren met een substantieel programma in Tsjaad. Er was onder het 8e EOF EUR 141,5 miljoen beschikbaar voor de programmeerbare landenenvelop. Het programma was vooral gericht op infrastructuur (wegen), gezondheidszorg, rurale ontwikkeling en watermanagement. Daarnaast was de Commissie actief met voedselhulp en macro-economische steun. De Europese Investeringsbank verstrekte leningen voor het aanleggen van een pijplijn naar de Doba-olievelden. Implementatie van het EOF verloopt in Tsjaad moeizaam. Het infrastructuurprogramma van de Commissie richtte zich in de jaren negentig vooral op het opzetten van belangrijke verbindingsroutes in het zuiden. De macro-economische steun werd ingezet voor structurele aanpassingsprogramma's en het financieren van 80 tot 100% van de operationele kosten van de sociale ministeries (gezondheid, sociale zaken en onderwijs).

In de periode 2002-2006 heeft de Commissie zich in Tsjaad gericht op infrastructuur, watermanagement, macro-economische steun en de gezondheidszorg. Daarnaast zette de Commissie zich in voor goed bestuur, versterking van de rechtsstaat en bescherming van het milieu. In totaal was er EUR 273 miljoen beschikbaar voor de programmeerbare landenenveloppe. Binnen de verschillende programma's zijn maatregelen opgenomen die gericht waren op het voorkomen (of oplossen) van conflicten. Op het gebied van infrastructuur richtte de Commissie zich op het aanleggen van wegen in het zuiden en macro-economische steun voor onderhoud van wegen (in totaal EUR 84 miljoen). Gezien het grote gebrek aan schoon drinkwater (niet beschikbaar voor 78% van de dorpen in 2001) was hiervoor EUR 50 miljoen beschikbaar. Voor macro-economische steun om de operationele kosten van de ministeries voor volksgezondheid, onderwijs en sociale zaken te financieren werd EUR 50 miljoen vrijgemaakt. Hiervan is echter slechts EUR 20 Miljoen ingezet; vanwege verslechteringen in de bestuurssituatie is het variabele deel van de macro-economische steun niet uitgekeerd. De presidentsverkiezingen van mei 2006 zijn door het grootste deel van de oppositie geboycot. De machtsbasis van president Idriss Déby is dus uiterst smal. De EU heeft zich, o.a. door troika-missies in 2006 en 2007, actief bemoeid met de politieke ontwikkelingen in Tsjaad. Dankzij voortdurende druk van de EU is een moeizaam begin gemaakt met een politieke dialoog tussen regering en oppositie. Gezien de moeilijkheden met het uitkeren van EOF-middelen in Tsjaad, mede door de eind 2005 weer opgelaaide rebellie in het oosten van Tsjaad, is eind 2006 besloten het 9e EOF voor Tsjaad met EUR 14 miljoen te verlagen.