Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

31-10-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling inzake klimaatverandering

2. Mededeling inzake maritiem beleid

3. Mededeling inzake een nieuwe strategie voor diergezondheid.

De staatssecretaris voor Europese Zaken,

Frans Timmermans

Fiche 1: Mededeling inzake klimaatverandering

1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europese Parlement Naar een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering tussen de Europese Unie en de arme ontwikkelingslanden die het ergst door klimaatverandering worden getroffen. Datum Commissiedocument: 20 september 2007
Nr. Commissiedocument: COM (2007) 540 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196164 Nr. impact-assessment: Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: De OS-Raadswerkgroep is de eerst verantwoordelijke groep in Brussel voor bespreking van deze mededeling. Daarnaast wordt het document besproken in Relex, de ACP-Raadswerkgroep en de milieu werkgroep. De RAZEB(OS) zal Raadsconclusies over deze mededeling vaststellen. Eerstverantwoordelijke ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met VROM
2. Essentie voorstel
De mededeling omvat een voorstel voor het oprichten van een global climate change alliance tussen de EU en arme landen die het meest getroffen worden door klimaatverandering. De EU onderkent de verantwoordelijkheid om de minst ontwikkelde landen (MOLs) en de kleine insulaire ontwikkelingslanden te ondersteunen bij aanpassing aan klimaatverandering. De urgentie en de omvang van het probleem zijn zo groot, dat - naast de verantwoordelijkheid en de inzet van Europa in de strijd tegen armoede - een initiatief in ruimer verband nodig is. Het doel van de alliantie is tweeledig. De alliantie biedt in de eerste plaats een platform voor dialoog en uitwisseling. De resultaten daarvan zullen worden gebruikt ter ondersteuning van de onderhandelingen over een post-2012 klimaatovereenkomst. Ten tweede zal het bondgenootschap voorzien in technische en financiële steun voor aanpassings- en impactbeperkende maatregelen en voor de integratie van klimaatverandering in ontwikkelingsstrategieën. De Commissie stelt in de mededeling 5 prioriteitsterreinen voor: 1) aanpassing aan klimaatverandering; 2) voorkomen van ontbossing; 3) versterkte deelname aan het mechanisme voor schone ontwikkeling; 4) bevordering van rampenpreventie; en 5) integratie van klimaatverandering in armoedebestrijding.
3. Aangekondigde acties, maatregelen of wet / en regelgeving? De bedoeling van de Commissie is om Raadsconclusies over deze mededeling mee te nemen naar de klimaatconferentie in Bali, zodat de alliantie daar gepresenteerd kan worden als een Europees initiatief. Pas dan kan de subsidiariteit en proportionaliteit (definitief) worden beoordeeld. In het algemeen kan het volgende worden gezegd. Klimaatverandering is een grensoverschrijdend probleem, dat vraagt om een internationale aanpak. In relatie tot de adaptatie agenda is - vanuit het principe van verantwoordelijkheid en wereldwijde solidariteit - bijzondere aandacht voor de positie van de meest kwetsbare ontwikkelingslanden. Vanuit dat perspectief heeft het voorgestelde bondgenootschap een meerwaarde. Wel dient in de gaten te worden gehouden hoe dit initiatief zich verhoudt tot andere internationale instrumenten.
4. Nederlandse positie
Nederland vindt de alliantie een goed initiatief met de juiste regionale focus. Versterken van de dialoog met juist de MOLs en de kleine insulaire ontwikkelingslanden verdient steun, omdat deze blokken in de internationale onderhandelingen het zwakst zijn en het meest moeten opboksen tegen de sterkere landen in de G77 (zoals OPEC-landen, China, India), waarmee ze regelmatig niet op één lijn zitten. De negatieve effecten van klimaatverandering zullen de ongelijkheid in de wereld vergroten. De MOLs en de kleine insulaire ontwikkelingslanden zullen het hardst worden getroffen, onder meer omdat ze over onvoldoende capaciteit of middelen beschikken zich tegen de effecten van klimaatverandering te beschermen. Dit is één van de redenen waarom adaptatie figureert op de internationale agenda van verschillende fora, in het bijzonder het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC). Daarnaast rechtvaardigen de noodzaak tot kennisuitwisseling, technologische samenwerking en het realiseren van verbeterde kosteneffectiviteit een internationale aanpak. Nederland verkeert, door de eeuwenlange ervaring met het omgaan met water en de opgebouwde expertise op het terrein van duurzame energie, in een goede positie om actief bij te dragen aan de gewenste internationale kennisuitwisseling en technologische samenwerking. Dit gebeurt ook al op diverse manieren. Zo is er de recent gepubliceerde kabinetsvisie op het waterbeleid "Nederland veroveren op de toekomst", waarin het kabinet het belang van de bilaterale samenwerking met deltalanden op het gebied van adaptatie onderstreept en wil versterken. Daarbij neemt het kabinet zich voor om een pool van deskundigen te formeren waaruit op het gebied van aanpassingen in de watersector hulp kan worden geboden. Ook stelt het kabinet in de watervisie voor om een rapid response team in te stellen dat expertise en planningscapaciteit bij grote waterrampen kan leveren onmiddellijk na de directe noodhulp. Wellicht is invoering van dit rapid response team initiatief ook voor andere EU lidstaten te overwegen. Nederland ziet het onderwerp 'verminderen van emissies als gevolg van ontbossing' als een kans om met ontwikkelingslanden te praten over hun bijdrage aan het terugdringen van broeikasgassen. Nederland verkent daarom hoe het steun kan verlenen aan het opzetten van experimenten met innovatieve mechanismen ter voorkoming van ontbossing. Het is belangrijk in het kader van de voorgestelde dialoog verder te praten over de rol en verantwoordelijkheden van de ontwikkelde én de ontwikkelingslanden. Volgens het principe 'de vervuiler betaalt' ligt het in de rede dat Westerse landen bijdragen aan de hoge kosten voor aanpassing aan klimaatverandering waarvoor arme landen zich zien geplaatst. Nederland zal zich daarom inspannen om internationale aandacht te mobiliseren voor dit vraagstuk. Nederland ondersteunt innovatieve vormen van financiering en wettelijke instrumenten die nodig zijn voor de aanpak van klimaatverandering. De Commissie geeft aan reeds ¤ 145 miljoen te hebben gereserveerd voor dit bondgenootschap voor de periode 2008 2010 in het thematische programma "Milieu en Duurzaam Beheer van Natuurlijke Hulpbronnen", waaronder energie. De bedoeling is verder om uit het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en het Development Co-operation Instrument (DCI) gelden te reserveren voor de alliantie. Het bondgenootschap moet zich, naast mensen uit het klimaatcircuit, vooral richten tot mensen uit het ontwikkelingscircuit, ministeries van financiën en planning in ontwikkelingslanden en professionals uit kwetsbare sectoren als landbouw, gezondheid en water. Een dialoog die alleen bestaat uit gesprekken met de overheid is naar Nederlandse visie te beperkt. De visie en ideeën van mensen die direct met de gevolgen van klimaatverandering worden geconfronteerd zijn essentieel. Nederland vindt het een goede keuze om de dialoog te laten aansluiten bij reeds bestaande dialoogstructuren van de EU met ACP landen, de Afrikaanse Unie en de Asia Europe Meeting (ASEM). Fiche 2: Mededeling inzake maritiem beleid

1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie inzake een integraal maritiem beleid voor de Europese Unie Datum Commissiedocument: 10 oktober 2007
Nr. Commissiedocument: COM(2007)575
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196253 Nr. impact-assessment Commissie en Opinie impact-assessment Board: SEC (2007)1280 (summary), opinie Impact-assessment: niet opgesteld Behandelingstraject Raad: Nog niet bekend. Er zullen voorzitterschapsconclusies worden voorbereid, ter bespreking/besluitvorming in de Europese Raad van 13 december 2007 Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Staatssecretaris als coördinerend bewindspersoon voor Noordzee-aangelegenheden)
2. Essentie voorstel: De Commissie heeft als vervolg op het in juni 2006 uitgebrachte Groenboek Europees maritiem beleid (COM(2006)275) en de daarop volgende brede consultatie een mededeling ("visiedocument") inzake een integraal Europees maritiem beleid uitgebracht, vergezeld van:
*
een mededeling houdende een samenvattende rapportage over het gehouden consultatietraject;
*
een werkdocument houdende een actieplan met een groot aantal concrete vervolgacties, vooral in termen van procesacties richting vervolgvoorstellen/-producten;
*
impact-assessment.

De essentie van de mededeling is enerzijds het (opnieuw) benadrukken van het belang van een integraal maritiem beleid en de rol van de Commissie daarbij, anderzijds vooral een samenvatting van wat de Commissie zich op dit gebied aan vervolgacties voorstelt. Als zodanig heeft het document zelf weinig/geen zelfstandige impact, deze zal vooral voortkomen uit de in het onderliggende actieplan aangekondigde vervolgvoorstellen/-producten. Het actieplan bestrijkt een breed scala aan terreinen, van maritiem vervoer en concurrentievermogen tot energie, visserij en bescherming van het mariene milieu. Sommige van de aangekondigde acties lopen reeds of zullen snel in gang worden gezet, voor andere zal de Commissie volgend jaar met concrete plannen komen.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in? De Commissie kondigt in de mededeling een veelheid (zo'n 50) van vervolgacties aan, waaronder onderzoek, ontwikkeling van databases, internationaal overleg, richtsnoeren en een beperkt aantal nadere voorstellen voor EU-regelgeving (richtlijnen en verordeningen). Deze worden uitgewerkt in het onderliggende actieplan. Het voorlopige oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit is over het algemeen positief. De mededeling onderkent en vindt een redelijke balans tussen de rollen/verantwoordelijkheden op gemeenschapsniveau en die op het niveau van de lidstaten. Veel van de voorgestelde acties zijn naar hun aard in lijn met de in hoofdstuk 2 van het Nederlandse kabinetsstandpunt gesuggereerde proportionele en praktisch gerichte acties. De Commissie hanteert subsidiariteit nadrukkelijk als uitgangspunt in haar mededeling, en er zijn op voorhand geen voorstellen zichtbaar die tot bevoegdheidsverschuivingen zouden (kunnen) leiden. Niettemin zullen de aangekondigde vervolgproducten nadrukkelijk op bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit moeten worden getoetst. Op het punt van maritieme ruimtelijke ordening, waar de Gemeenschap niet bevoegd is, zal Nederland alert moeten zijn op de concrete vervolgacties die de Commissie onderneemt. Over de financiële gevolgen van de mededeling valt hangende de vervolgvoorstellen nog niets te zeggen. Nederland wenst bij aanvullende voorstellen voor noodzakelijke concrete maatregelen aandacht voor het voorkomen van onnodige regeldruk voor bedrijven. Verder is het voor Nederland van belang dat de Commissie bij vervolgvoorstellen een degelijke impact assessment bijvoegt, inclusief een volwaardige kosten-baten-analyse.
4. Nederlandse positie over de Mededeling Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt: De mededeling en het onderliggende vervolgpakket zijn tot op grote hoogte in lijn met het Nederlandse kabinetsstandpunt inzake het Groenboek Europees maritiem beleid, zoals dat in april 2007 is vastgesteld (TK 22112, nr.529). Nederland onderschrijft in algemene zin nut en noodzaak van een integrale benadering van maritieme aangelegenheden op Europees niveau, evenals de hoofddoelstellingen (economie en duurzaamheid) waarop een dergelijke benadering zou moeten rusten. Daarbij is Nederland - met de meeste andere lidstaten - geen voorstander van nieuwe Europese regelgeving wanneer meer praktische en gerichte alternatieven voorhanden zijn. De aangekondigde vervolgacties zijn over het algemeen praktisch gericht en hebben een potentiële meerwaarde voor Europese samenwerking en daadkracht. De Commissie ziet vooralsnog af van in het Groenboek gesuggereerde voorstellen die de belangen van (onder meer) Nederland zouden hebben kunnen geschaad, zoals onder meer de oprichting van een Europees scheepsregister of de instelling van een Europese kustwacht. Enige zorgpunten in het actieplan zijn vooralsnog vooral de aangekondigde verdere EU-bemoeienis met maritieme ruimtelijke planning en de aangekondigde heroverweging - en in het verlengde daarvan de mogelijke afschaffing - van bestaande uitzonderingen voor zeevarenden voor wat betreft sociale en arbeidswetgeving. Fiche 3: Mededeling inzake een nieuwe strategie voor diergezondheid
1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling over een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013): "Voorkomen is beter dan genezen" Datum Commissiedocument: 19 september 2007
Nr. Commissiedocument: COM (2007) 539
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=196180 Nr. Impact-assessment Commissie: SEC/2007/1189 en SEC/2007/1190 Opinie Impact-assessment Board: http://ec.europa.eu/governance/impact/cia_2007_en.htm: Nog niet openbaar gemaakt. Behandelingstraject Raad: RWG Veterinaire experts en Chief Veterinary Officers; presentatie van de mededeling is voorzien in de Landbouwraad van oktober 2007; de Raadsconclusies worden verwacht in de Landbouwraad van december 2007 of in het voorjaar van 2008. Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van LNV
2. Essentie voorstel:
Het voorstel geeft de strategie van de Commissie weer op het gebied van de diergezondheid voor de periode 2007-2013. Het Europese diergezondheidsbeleid is er primair op gericht om dierziekten binnen de EU te voorkomen en om veilige handel in dieren en hun producten binnen de EU te bevorderen. Daarnaast is het Europees diergezondheidsbeleid er op gericht om de gezondheid en het welzijn van dieren te bevorderen. Dit alles in goed partnerschap, ook met organisaties van belanghebbenden binnen een zo breed mogelijk terrein dat alle diercategorieën beslaat (hobbydieren, gezelschapsdieren, commercieel gehouden dieren en wilde dieren).
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in? Uit deze mededeling vloeien nog geen directe voorstellen voort m.b.t. wet- en regelgeving. Het is daarom ook nog te vroeg om een oordeel uit te spreken over de uiteindelijke beoordeling m.b.t. subsidiariteit en proportionaliteit. Desalniettemin kan worden opgemerkt dat, zoals de mededeling nu voorligt, de eerste indruk van Nederland over de intenties m.b.t. subsidiariteit en proportionaliteit positief is. Nederland is van mening dat het voorkómen en bestrijden van dierziekten mede een internationale aangelegenheid is, aangezien dierziekten geen rekening houden met landsgrenzen. Het huidige initiatief van de EU dat voortvloeit uit de eerder uitgevoerde evaluatie is een logisch gevolg dat door Nederland wordt gesteund. Daarnaast ondersteunt Nederland de vier beoogde einddoelen van de Commissie, waarin ook de verbetering van dierenwelzijn wordt genoemd ter voorkoming van diergezondheidsrisico's. De mededeling laat zien waar de EU op inzet en dat wordt gesteund door Nederland. De tot op heden door de Commissie uitgevoerde impactanalyse is voornamelijk kwalitatief van aard, gezien de brede opzet van de mededeling en met de kanttekening dat verdergaande studies gepland zijn om een volledige analyse van gevolgen mogelijk te maken, met name in termen van kosten en baten. Uit het impact assessment (van de Commissie) komt het volgende naar voren:
*
De door de Commissie voorgestane variant voor het nieuwe diergezondheidsbeleid opteert voor prioritering qua aan te pakken dierziekten en voor de ontwikkeling van een geharmoniseerd 'kostendelingssysteem'. Hiermee kunnen de problemen van het huidige financiële raamwerk mogelijk worden opgelost, want:
-
Tot 2013 bestaat er een plafond voor landbouwuitgaven, zoals in de Raad afgesproken in 2002. Dit kan voor de Gemeenschap in de praktijk problemen veroorzaken, wanneer zij haar aandeel in de gepaste kosten van epidemieën in de veebestanden onder het huidige financieringssysteem niet voor haar rekening kan nemen. Verder is er onzekerheid met betrekking tot de toekomst van het landbouwbudget na 2013, dat het zgn. 'veterinary fund' omvat en waarschijnlijk gereduceerd zal worden;
-
Bijdragen van veehouders (in de EU) in het kader van een geharmoniseerd 'kostendelingssysteem' verhogen mogelijk hun kosten (met name voor diegene met hogere risico's op uitbraak van dierziekten), maar zullen de totale kosten voor de maatschappij (EU) verlagen, aangezien de veehouders een toegenomen eigen belang zullen hebben om hoog-risico-gedrag te vermijden;
*
De Commissie wil een verdere haalbaarheidsstudie naar het beoogde geharmoniseerde 'kostendelingssysteem' laten doen, om de gevolgen van een dergelijke optie verder te analyseren;
*
De Commissie schat de budgetimplicaties van de voorgestelde variant als grosso modo neutraal in;
*
Er worden additionele studies gepland om de gevolgen van een aantal beoogde acties meer in detail te beoordelen. De beoogde prioritering van acties zal leiden tot een beter gebruik en betere allocatie van financiële middelen en mankracht vanuit de EU.

Tevens wordt in het impact assessment aangegeven dat de commentaren en opmerkingen van de zgn. Impact Assessment Board van de Commissie reeds zijn meegenomen in de finale mededelingstekst: In de mededeling zijn o.a. de hoofdcomponenten van het 'kostendelingssysteem' meer in detail uiteengezet en is aangegeven dat bij de overweging tot invoering van elektronische identificatie en het 'kostendelingssysteem' gebruik gemaakt zal worden van het standaard kostenmodel voor beoordeling van administratieve lasten. Nederland zet in op een categorisatie van dierziekten die bepalend moet zijn voor de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de bestrijding: de individuele dierhouders, houders gezamenlijk (sectoren) of de overheid. Criteria voor de beoogde categorisatie van dierziekten dienen o.i. te zijn: (i) risico voor de humane gezondheid, (ii) de aard van de toe te passen bestrijdingsmaatregelen en (iii) de mate van optreden van externe effecten van de dierziekte en/of de bestrijdingsmaatregelen. Op deze wijze worden drie categorieën van dierziekten gecreëerd, lopend van een hoog naar een beperkt tot geen of nauwelijks publiek belang. Als bij deze categorieën met beperkt of geen publiek belang het bedrijfsleven dan ook nog de uitvoerder is, ontstaat de mogelijkheid dat de financiering (risico-afdekking) van de bestrijdingsmaatregelen plaats kan vinden door middel van (private) verzekering. In het geval verzekeringen de financierder worden van de bestrijding van dierziekten, hebben verzekeraars meer instrumenten tot hun beschikking om preventie af te dwingen bij de deelnemers (premiereductie, eigen risico, etc.). Nederland acht het wenselijk dat deze mogelijkheid geboden wordt. Met name voor de categorieën van dierziekten met een beperkt of geen publiek belang kan dan worden getracht in EU verband afspraken te maken over een beperking van de betaling van de bestrijdingskosten door de overheid met publieke middelen. Van belang voor Nederland blijft dat het mogelijk moet blijven om alle toerekenbare kosten volledig door te belasten aan de sector.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Het Europese diergezondheidsbeleid is direct van invloed op Nederland. De verplichtingen die in EU-verband worden opgesteld zijn van invloed op de bestrijding van dierziekten in Nederland en/of bepalen in belangrijke mate de mogelijkheden bij export van dieren en producten van dieren. Daarnaast stimuleert de EU financiële programma's om dierziekten uit te roeien en vergoedt de Commissie bepaalde kosten van de bestrijding bij dierziektenuitbraken. Bij de uitbraak van MKZ (Mond- en Klauwzeer) in 2001 en de uitbraak van AI (Aviaire Influenze/vogelgriep) in 2003 heeft Nederland hiervan geprofiteerd. Nederland kan de in de mededeling van de Commissie beoogde nieuwe diergezondheidsstrategie in grote mate steunen. Nederland heeft bij de totstandkoming van de Europese strategie een actieve rol gespeeld. Dit heeft ertoe geleid, dat de Nederlandse aandachtspunten in de voorliggende Commissiestrategie herkenbaar zijn. Het gaat hierbij om de volgende aandachtspunten:
1.
Preventie van dierziekten. Dit biedt mogelijkheden voor de Nederlandse vaccinatiestrategie, risicobewust ondernemerschap, meer verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven, een sluitend Europees identificatie- en registratiesysteem en de vermindering van diercontacten.
2.
Harmonisatie van de kostentoedeling van dierziektebestrijding, op basis van een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling.
3.
Een flexibele opstelling in de dierziektebestrijding vanuit de EU met begrip voor de ethische context. Dit biedt een opening voor gedifferentieerd beleid van verschillende soorten dieren, zoals hobbydieren en natuurdieren.
4.
Gemeenschappelijke actie en partnerschap met stakeholders.

Er zijn wel punten die bij de verdere uitwerking van de Europese diergezondheidsstrategie extra aandacht behoeven: a)
Differentiatie. Het is van groot belang dat de EU in haar nieuwe diergezondheidsbeleid ruimte biedt aan de lidstaten om, waar mogelijk, onderscheid te maken tussen verschillende 'houderijtypen' (commercieel, hobby en natuur). Uit de maatschappelijke consultatie in het kader van de nationale agenda diergezondheid komt dit als een van de belangrijkste speerpunten naar voren. Differentiatie kan bijdragen aan een vermindering van spanningen tussen sectoren in geval van dierziektecrises. b)
Vaccinatie. Nederland staat een verdergaande vaccinatiestrategie voor. De verbreding van mogelijkheden voor preventieve vaccinatie en noodvaccinatie tegen dierziekten kan explicieter in de uitwerking van de Europese diergezondheidsstrategie genoemd worden. De mogelijkheid van noodvaccinatie draagt niet alleen bij aan een groter draagvlak voor bestrijdingsmaatregelen, maar vermindert ook de vaak aanzienlijke directe en indirecte kosten van uitbraken. c)
Harmonisatie. Een belangrijk onderdeel van de Europese diergezondheidsstrategie is het voorstel om de kostentoedeling van dierziektebestrijding te harmoniseren. Nederland

ondersteunt dit voorstel, mits het principe van doorbelasting van de toerekenbare kosten aan het bedrijfsleven niet wordt verlaten. Nederland zet hierbij in op de hiervoor eerder aangegeven categorisatie van dierziekten in relatie tot de financiering (risico-afdekking) van de bestrijdingsmaatregelen die plaats kunnen vinden door middel van (private) verzekering.

Met betrekking tot de impact assessment van de Commissie SEC/2007/1189 en SEC/2007/1190 kan het volgende worden opgemerkt:
-
Op basis van een evaluatie van het huidige Europese diergezondheidsbeleid (Community Animal Health Policy, CAHP) is geconcludeerd dat het huidige beleid erg complex is en een overkoepelende strategie ontbeert. Bovendien is er te weinig aandacht voor preventie van dierziekten. Hierdoor is er tot nu toe te weinig consistent beleid dat aansluit op andere beleidsterreinen en zou het goed zijn als de belanghebbenden meer betrokken zouden worden in de beleidsvorming;
-
Met het oog op deze huidige tekortkomingen zijn drie brede opties voor mogelijk toekomstig beleid onderzocht. De eerste optie was no change, hierbij zou het beleid op de oude voet verder voortgezet worden. De tweede optie was het introduceren van een nieuwe, softe, diergezondheidsstrategie. Dit beleid zou zich moeten richten op het stimuleren van onderzoek en innovatie, samenwerking en de meeste afdwingingsmaatregelen zouden plaatsvinden op lidstaatniveau. De derde en laatste optie was het introduceren van een nieuwe, diverse diergezondheidsstrategie. Deze strategie moet erop gericht zijn hetzelfde soort acties als in optie twee uit te voeren maar heeft ook tot doel om uniforme regelgeving tot stand te doen komen en mogelijkerwijs het ontwikkelen van een "kostendelingssysteem', de ontwikkeling van een exportbeleid op EU-niveau en de invoering van elektronische Identificatie en registratie (I&R);
-
Deze drie opties zijn beoordeeld op hun sociale, economische en milieu-impact. Gezien het brede bereik van de strategie is gekozen voor een kwalitatieve analyse;
-
De conclusie van de Commissie was dat optie drie de problemen het beste bestrijdt aangezien doorgaan op de oude voet geen optie is en bij optie twee niet voor alle problemen voldoende oplossingen aangereikt konden worden.

Nederland is van mening dat de conclusie van de Commissie goed aansluit bij het Nederlandse standpunt dat toekomstig dierziektebeleid in de eerste plaats gericht moet zijn op preventie in plaats van bestrijding. Doordat de Nederlandse veehouderijsector uiterst vatbaar is voor uitbraken is Nederland er veel aan gelegen gedegen Europees beleid te ontwikkelen om deze uitbraken zoveel mogelijk aan de bron uit te bannen. Verdergaande Europese samenwerking is bijvoorbeeld noodzakelijk bij het garanderen van een afzetmarkt voor vlees van gevaccineerde dieren. Het inkaderen van het Nederlandse diergezondheidsbeleid in de EU biedt goede mogelijkheden te komen tot een efficiënte aanpak van dierziekten.