Bijdrage debat wijziging WSW
dinsdag 30 oktober 2007 14:08
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Onlangs werd ik gebeld door een vader. Zijn zoon had een
jaar geleden een WSW-indicatie gekregen. Hij zag ernaar uit om te gaan
werken. De vader belde dan ook elke maand naar de gemeente om te
vragen of er al zicht was op een plaatsing. Na drie telefoontjes werd
de vader geadviseerd, het komend jaar maar niet meer te bellen. De
zoon stond namelijk op plaats 130 van de lijst. De kans dat hij binnen
een jaar zou worden geplaatst, was dus nihil. Met pijn in het hart
vroeg de vader zich af waarom er zo weinig perspectief is voor mensen
met een beperking.
En ik moet zeggen dat ik zijn vertwijfeling deel. Daarom is het goed
dat wij na jaren van discussiëren stappen zetten om de onhoudbare
situatie in de WSW te verbeteren. Met de voorliggende wetswijziging
wordt hiermee een begin gemaakt. Het is een stap in de goede richting,
maar wij zijn er nog niet. Het kabinet heeft aangegeven een
fundamentele herbezinning te starten van onder andere de WSW. De
fundamentele herbezinning moet volgens mijn fractie uitgaan van een
brede visie op het geven van een volwaardige plek aan mensen met een
handicap. Daarnaast moet de overheid zich de vraag stellen hoe het
komt dat bij allerlei regelingen sprake is van groei. Komt dat door
introductie van de WIA, het nieuwe schattingsbesluit, opheffen van de
WAO of is er iets mis binnen onze samenleving?
De heer Nicolaï (VVD):
Ik wil een vraag stellen die de spreekster misschien zal verrassen.
Wij feliciteren degene die zijn maidenspeech heeft gehouden, van
harte. Ik gebruik dit trucje omdat ik het zelf vergeten was. Misschien
kunnen wij de heer Lempens gezamenlijk van harte feliciteren.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
In ieder geval moet de herbezinning er niet op gericht zijn om straks
alle regelingen op een hoop te gooien. De SW-infrastructuur, welke
uniek is voor Nederland, moet wat mijn fractie betreft gehandhaafd
blijven.
De wetswijziging biedt volgens ons nog geen structurele oplossing voor
de wachtlijsten. Strengere selectie verschuift bijvoorbeeld alleen het
probleem, want degenen die hierdoor buiten de boot vallen, komen in
een andersoortige regeling terecht.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag over het algemene gedeelte van de bijdrage van
mevrouw Ortega. Zij zegt: ik deel de vertwijfeling van deze vader. Ik
deel die vertwijfeling ook. Vervolgens zegt zij dat er sprake is van
een onhoudbare situatie in de WSW en dat mensen recht hebben op een
volwaardige plek. Dan zegt zij dat er stappen zijn ondernomen. Ik
vraag haar heel indringend wat voor de ChristenUnie aanvaardbare
wachtlijsten zijn. Nu staan 20.000 mensen vier tot vijf jaar op
wachtlijsten. Op welke termijn wil zij dat gaan oplossen? Dat wil deze
vader ook weten. Sterker nog: dat wil die zoon weten die graag snel
aan de slag wil.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Uitgangspunt blijft wat mijn fractie betreft een jaar. Het is zo dat
er nu een stap in de goede richting is gezet. Ik vind dat wij de tijd
moeten nemen om de maatregelen die nu in de wet staan, ook uit te
werken. Dan kunnen wij pas verder kijken naar wat er nog meer moet
gebeuren.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik ben blij dat de ChristenUnie zo consistent is. Binnen welke tijd
wilt u die wachttijd van een jaar dan realiseren? Gaat u dat nog
binnen deze regeringsperiode doen? Ik wil helemaal niet stoken in de
coalitie, maar ik wil dat u de staatssecretaris steunt door duidelijk
aan te geven dat u wel een aantal stappen wilt zetten. Hij staat dan
weer sterk in het kabinet.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik zal straks aangeven dat op een gegeven moment geëvalueerd moet
worden en dat wij dan gaan kijken of er verdergaande maatregelen
moeten worden genomen.
De staatssecretaris laat de samenstelling van de wachtlijsten
onderzoeken. Deze informatie had volgens mijn fractie betrokken moeten
worden bij de behandeling van dit wetsvoorstel, zodat wij gerichte
maatregelen hadden kunnen nemen. In die zin ondersteun ik de bijdrage
van mevrouw Spies. Over de nu voorgestelde maatregelen in het kader
van het wachtlijstbeheer heeft mijn fractie enkele vragen. Gemeenten
houden een financieel belang om mensen op een wachtlijst te plaatsen.
Het budget wordt straks immers afhankelijk van zowel het aantal
werkzame WSW'ers als van het aantal geïndiceerden op de wachtlijst.
Vervuiling van de wachtlijst blijft dan wat mijn fractie betreft ook
een gevaar. Dit risico wordt des te groter wanneer gemeenten zelf het
begrip "beschikbaarheid" gaan invullen. Dit kan leiden tot free
ridergedrag van gemeenten en bovendien werkt het rechtsongelijkheid in
de hand. Mijn fractie pleit daarom voor één uniforme definitie van het
begrip "beschikbaarheid". Wij willen dit via een amendement of
krachtens een algemene maatregel van bestuur regelen. Graag een
reactie van de staatssecretaris.
Een ander punt van aandacht is het voorrang geven aan prioritaire
groepen op de wachtlijst. Wij vinden dat alle mensen op een
WSW-wachtlijst prioriteit verdienen. Het zijn allemaal kwetsbare
mensen.
Door de ene groep voorrang te geven, wordt de andere groep op
achterstand gezet. Daarom wil mijn fractie dat een geïndiceerde maar
een keer gepasseerd mag worden door een persoon uit de prioritaire
doelgroep op de wachtlijst. Ik heb hierop een amendement ingediend.
De controle op het wachtlijstbeheer is in onze ogen evenmin helder
geregeld. De gemeentelijke accountant moet vaststellen of de gemeente
op de juiste wijze vorm en inhoud heeft gegeven aan het
wachtlijstbeheer. Dat lijkt mij een taaie klus. Gaat hij of zij
steekproefsgewijs na of de wachtlijst klopt? Hoe gaat de
staatssecretaris waarborgen dat de gemeenten het wachtlijstbeheer
overeenkomstig de wet- en regelgeving uitvoeren? Ook het feit dat
geïndiceerden op eigen verzoek moeten nagaan of zij niet ten onrechte
gepasseerd zijn, is vreemd. Geïndiceerden hebben er recht op, te weten
of een ander is voorgegaan. Waarom legt de staatssecretaris gemeenten
niet de plicht op om geïndiceerden hierover te informeren? In het
wetsvoorstel wordt sterk de nadruk gelegd op het realiseren van meer
plaatsen voor begeleid werken. Mijn fractie gelooft dat bw-plaatsingen
mogelijkheden aan een deel van de WSW-geïndiceerden bieden. Het
probleem is echter dat er zo weinig bw-plaatsen zijn. Dat lost dit
wetsvoorstel nauwelijks op. De bonussen die gemeenten voor het
realiseren van een bw-plaatsing krijgen, kunnen iets helpen. Wel moet
er dan sprake zijn van een duurzame plaatsing. Nu worden bonussen
gegeven over het aantal in het voorgaande jaar gerealiseerde
bw-plaatsingen. Hierbij wordt niets bepaald over de minimale duur van
de plaatsing. Dat vindt mijn fractie niet wenselijk, anders kan de
gemeente een deel van de bonus opstrijken, al werkt een geïndiceerde
maar een maandje op een bw-plaats. Is de staatssecretaris bereid, de
bonus pas uit te keren wanneer er sprake is van een duurzame
plaatsing? Bij reïntegratie is sprake van een dienstverband van
minimaal zes maanden. Daar kunnen wij bij aansluiten. Ik krijg hierop
graag een reactie van de staatssecretaris.
Aan het realiseren van meer bw-plaatsen kleeft een neveneffect voor
sw-bedrijven: die houden een relatief moeilijker groep over om mee te
werken. Dit kan hen wellicht duperen. De Raad van State wijst hier ook
op. Het kabinet stelt dat dit gevaar gering is, omdat gemeenten meer
geld kunnen inzetten voor ernstige gehandicapten, maar een bw-plaats
kost ook veel geld en de kans dat gemeenten geld overhouden en dat in
kunnen zetten voor sw-bedrijven is zeer klein. Wij zien hierin een
reëel gevaar voor de continuïteit van sw-bedrijven. Is de
staatssecretaris bereid, over twee jaar te evalueren of de
bedrijfsvoering van sw-bedrijven geschaad wordt, doordat meer sw'ers
extern geplaatst worden?
Het is goed dat de wet de mogelijkheid creëert om WSW'ers een
persoonsgebonden budget te geven. Dit vergroot de mogelijkheden van de
WSW'er om op zoek te gaan naar een werkgever. Gelet op de vereiste
keuzebewustheid en mondigheid, is een persoonsgebonden budget echter
niet weggelegd voor iedere geïndiceerde. Bij de indicatiestelling kan
gelijk advies worden gegeven over de vraag of iemand al dan niet in
aanmerking van een persoonsgebonden budget komt. Hierbij dient de
omgeving van de betrokkene uiteraard in aanmerking te worden genomen.
Ook leidt dit ertoe dat de geïndiceerde weet krijgt van de
mogelijkheid om een persoonsgebonden budget te krijgen. Is de
staatssecretaris bereid om bij de indicatie de vraag te betrekken of
iemand geschikt is voor een persoonsgebonden budget?
Tot slot maak ik een opmerking over het aan het werk helpen van een
WSW'er. Het kabinet wil de bereidheid bij werkgevers vergroten om
WSW'ers in dienst te nemen, bijvoorbeeld door het hanteren van een
quotumregeling. Het is vaker geroepen, maar wordt het niet tijd dat
het Rijk zichzelf als eerste een quotum gaat opleggen? Dan mag het
kabinet best ambitieus zijn. Daarbij moet ook een financiële sanctie
ingevoerd worden wanneer het Rijk zijn doelstelling niet haalt. Die
boete kan ingezet worden voor het landelijke WSW-budget. Wij zijn
benieuwd welk quotum de staatssecretaris zelf voor het Rijk in 2008 in
gedachten heeft in aansluiting op de uitvoering van de vorig jaar
aangenomen motie-Bussemaker/Van Hijum.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik vind dit een zeer interessant voorstel. Ik steun het
graag. Mevrouw Ortega-Martijn zegt alleen zo intrigerend dat als
eerste aan de overheid een quotum moet worden opgelegd. Ten tweede
moet dat dus aan de werkgevers gebeuren. Wanneer zijn die aan de
beurt? Zij laten het er compleet bij zitten. Dat weet mevrouw Ortega
ook.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Wat de werkgevers betreft, heb ik mijn twijfels. Ik vind dat er veel
meer sprake moet zijn van verleiden. Aan de andere kant vind ik het
ook goed dat de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en
chronische ziekte beter wordt gehandhaafd. Ik ben er echter geen
voorstander van om direct een quotum in te voeren omdat er vaak zo
veel omstandigheden zijn dat een werkgever wel of niet mensen in
dienst kan nemen. Ik vind dat wij erop moeten inzetten dat werkgevers
worden verleid om mensen met een WSW-indicatie in dienst te nemen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik begrijp dat de meest populaire film in Nederland Alles is liefde
is. Wij kunnen wel lekker gaan verleiden, maar de werkgevers moeten al
jaren worden verleid. Zij happen echter niet toe. Het is een soort
afgewezen liefde. De werkgevers werken er onvoldoende aan mee om dit
soort mensen in dienst te nemen. Dat ziet u toch ook aan de cijfers?
Hoe lang laat u zich nog afwijzen en wanneer komt het moment waarop u
zegt dat wij het nu toch anders moeten gaan regelen?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Liefde dwingend opgelegd is geen liefde. Dus ik blijf staan voor
verleiden, dat is blijvend. Ik blijf erbij dat de overheid of het Rijk
eerst het goede voorbeeld moet geven. Laten wij eerst zien hoe alle
maatregelen uitwerken. Laten wij inderdaad ook extra accent leggen
waar er sprake is van discriminatie van chronisch zieken en
arbeidsgehandicapten. Wanneer die zaken goed geïmplementeerd zijn, is
het moment aangebroken om te zien of wij wel of niet met een quotum
moeten gaan werken.
ChristenUnie