Duomoeder moet kind kunnen erkennen

De Commissie lesbisch ouderschap en interlandelijke adoptie is van mening dat het in ieder geval mogelijk moet zijn voor de duomoeder om het kind te erkennen. In zoverre prevaleert de bescherming van het sociale ouderschap boven het vasthouden aan het vermoeden van biologisch ouderschap. Dit staat in een rapport dat de commissie - onder voorzitterschap van mevrouw mr. N. A. Kalsbeek - vandaag aan minister Hirsch Ballin van Justitie heeft aangeboden.

De commissie is door de minister gevraagd te bezien op welke andere wijze dan door adoptie de vrouwelijke partner van de moeder ouder kan worden van het kind dat wordt geboren binnen de relatie van deze vrouw met de moeder. De conclusie van de commissie is dat daartoe juridisch twee mogelijkheden bestaan: erkenning door de duomoeder bij niet gehuwde lesbische ouders, en het van rechtswege ouder worden van de duomoeder als zij gehuwd is met de moeder.

De commissie heeft bij haar overwegingen twee uitgangspunten gehanteerd, namelijk die van het belang van het kind en die van gelijke behandeling.

Het kind is gebaat bij een stabiele opvoedingssituatie, bij juridische bescherming van de feitelijke (reële) gezinssituatie. Twee ouders kunnen het kind meer houvast bieden dan één ouder. Hoewel ook aan het gezag belangrijke consequenties zijn verbonden, onderstreept de commissie het belang dat aan beide verzorgers en opvoeders dezelfde juridische positie toekomt. Gezag is niet op één lijn te stellen met juridisch ouderschap. Uit dat laatste vloeien meer rechten en plichten voort dan uit gezag. Bovendien is juridisch ouderschap van belang voor de identiteit van betrokkenen. Zij krijgen op die manier het gevoel voor altijd bij elkaar te horen.

Het uitgangspunt van gelijke behandeling houdt in de kern in dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden. Wat 'gelijk' is in het kader van het lesbische ouderschap hangt af van het antwoord op de vraag welk aspect van het ouderschap men het belangrijkst vindt, sociaal of biologisch ouderschap.

De commissie heeft gelet op haar opdracht aansluiting gezocht bij het bestaande juridische systeem. Het feit dat aan dat systeem een bepaald uitgangspunt ten grondslag ligt, neemt echter niet weg dat de commissie meent dat ook het sociale ouderschap en het feitelijke family life van twee vrouwen juridische bescherming behoeft, mede gelet op de belangen van het kind. Daarom moet het in ieder geval voor de duomoeder mogelijk zijn om het kind te erkennen. In zoverre prevaleert de bescherming van het sociale ouderschap boven het vasthouden aan (het vermoeden) van biologisch ouderschap.

Of het ouderschap voor de duomoeder ook van rechtswege mogelijk moet zijn als het lesbische paar gehuwd is, is een rechtspolitieke keuze. Deze keuze is niet aan deskundigen, maar aan de wetgever en is afhankelijk van de betekenis die deze toekent aan het beginsel van gelijke behandeling van heteroseksuele en lesbische relaties.

Zou besloten worden dat de duomoeder door het huwelijk ouder van het kind kan worden, dan zou het kind moeten kunnen achterhalen uit welke moeder het geboren is. In dat geval is een aantekening vereist. Deze aantekening leidt er weer toe dat het ouderschap van rechtswege veel gaat lijken op erkenning.

Noot voor redacties (