Raad van State


Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200707189/1
Publicatie datum: woensdag 31 oktober 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Goes
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---

200707189/1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

{verzoeker}, wonend te {woonplaats},

en

het college van burgemeester en wethouders van Goes, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2007, verzonden 5 september 2007, heeft verweerder verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang gelast het zonder vergunning op grond van de Wet milieubeheer in werking hebben van een inrichting op het perceel {locatie 1} te {plaats} te beëindigen.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Bij brief van 11 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2007, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. A.D. Haja, advocaat te Goes, en verweerder, vertegenwoordigd door J.G. Menheere-Monteiro, J.W. Vermeulen en ing. M.A.J. de Regt, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Bij het besluit heeft verweerder verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang gelast het zonder vergunning op grond van de Wet milieubeheer in werking hebben van een inrichting op het perceel {locatie 1} te {plaats} uiterlijk 26 september 2007 te beëindigen. Volgens verweerder dienen de activiteiten te worden verplaatst naar de percelen {locatie 2} en {locatie 3}, waar wel een milieuvergunning, verleend op 5 oktober 2004, voor deze activiteiten geldt. Op 11 oktober 2007 heeft verweerder de aangezegde bestuursdwang toegepast, inhoudende dat de inrichting aan {locatie 1} is gesloten en verzegeld.

2.2. Niet in geschil is dat is gehandeld in strijd met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, zodat verweerder ter zake handhavend kon optreden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.3. Verzoeker betoogt dat hij onvoldoende tijd heeft gekregen om zijn handelsvoorraad en andere spullen - welke noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van zijn bedrijfsactiviteiten - van het perceel {locatie 1} te verwijderen. Hij voert verder aan dat hij verweerder steeds op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de verhuizing en ervan uit is gegaan dat verweerder akkoord was met de door hem geplande datum van 15 oktober 2007. Door de toepassing van bestuursdwang is de op die datum geplande verhuizing vertraagd, aldus verzoeker.

2.4. Niet in geschil is dat geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat. In hetgeen verzoeker betoogt ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat er omstandigheden zijn die maken dat het handhavend optreden zodanig onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in deze concrete situatie had behoren te worden afgezien. Verder ziet de Voorzitter in hetgeen verzoeker betoogt geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid de door hem gekozen begunstigingstermijn heeft kunnen stellen. Daarbij neemt de Voorzitter mede in aanmerking dat de illegale situatie sinds geruime tijd bestaat en dat verzoeker er ook al geruime tijd van op de hoogte is dat deze dient te worden beëindigd. Dat verzoeker verweerder op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de verhuizing maakt dit niet anders. Overigens is gebleken dat verweerder verzoeker meerdere keren uitstel heeft verleend.

Voor zover verzoeker wenst te bereiken dat hij toegang tot het pand {locatie 1} verkrijgt om over zijn handelsvoorraad en andere spullen te kunnen beschikken en deze te kunnen verhuizen, overweegt de Voorzitter dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat in geval van goedkeuring door verweerder van een door verzoeker over te leggen verhuisplan de verzegeling zal worden beëindigd teneinde verzoeker de mogelijkheid te bieden de handelsvoorraad en andere voor de activiteiten benodigde spullen van {locatie 1} naar {locatie 2} en {locatie 3} te verhuizen.

2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.

w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van Leeuwen Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2007

373.