ChristenUnie




Bijdrage debat begroting LNV

woensdag 31 oktober 2007 10:04

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ons beleid moet gericht zijn op rentmeesterschap in onze omgeving: nu zorgen voor later. Ik denk aan de vergelijking van de oude man die door een jonge jongen uitgemaakt werd voor dwaas omdat hij een vruchtboom plantte. Daarvan zou hij immers niet meer genieten tijdens zijn leven. "Nee", zei de oude man, "maar wat als mijn voorouders dat ook gedacht hadden? Dan was ik opgegroeid in een woestijn". De oude man investeerde voor komende generaties, zodat die in een bloeiende omgeving zouden kunnen opgroeien. Zo wil de ChristenUnie-fractie ook de LNV-begroting benaderen.

Hoopvol voor de toekomst is het feit dat de Nederlandse boer voor het eerst sinds vele jaren weer echt brood kan verdienen met de productie van zijn eigen boterham. De omslag van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt doet ons goed. Om dit te kunnen continueren, is goed ondernemerschap nodig, dat mee ontwikkelt met de markt. De ChristenUnie-fractie onderscheidt daarbij twee aandachtsvelden: de boer die gewoon boer wil zijn en de boer die multifunctioneel boert. Mijn fractie steunt de inzet van de minister voor de Taskforce Multifunctionele Landbouw. Is daarbij aandacht voor wet- en regelgeving die mogelijk beperkend werkt? Op welke wijze kan kennis van de multifunctionele landbouw worden gedeeld voor betrokken ondernemers of degenen die de overstap vanuit de reguliere landbouw willen maken?

Voor de gewone boer gaan de innovatie en verdere professionalisering ook steeds verder. Zo is er het goede initiatief van de Melkvee Academie. Het is al een paar keer genoemd vandaag en ik vraag daarvoor eveneens aandacht. Dit initiatief blijkt erg gewaardeerd te worden en draagt bij aan een goede besteding van kennis- en innovatiegelden. Is de minister bereid om dit initiatief structurele ondersteuning te geven en het te ontdoen van de experimentele status? Zou dit initiatief te verbreden zijn naar andere sectoren?

Voor beide takken van sport geldt dat er alleen toekomst is als er jonge mannen en vrouwen zijn die bedrijven willen overnemen. Wat onderneemt de minister naast de subsidieregelingen nog meer om overnames door jonge boeren te bevorderen en om zo het behoud van het gezinsbedrijf te stimuleren?

De heer Atsma (CDA): Wij hebben ook nagedacht over dit laatste punt en kwamen uit op de vraag of een plus voor de jongeboerenregeling noodzakelijk zou zijn. De heer Cramer vraagt: "Wat wil de minister nog meer doen?" Mag ik hem vragen wat je nog meer zou kunnen doen om bedrijfsovernames door jonge boeren mogelijk te maken of te stimuleren?

De heer Cramer (ChristenUnie): Het is niet zo gemakkelijk om daarop een-twee-drie een antwoord te geven. Ik begrijp de aarzeling van de heer Atsma dus wel. Vandaar dat ik de discussie met de minister wil voeren. Zij zit dagelijks in dat veld. Ik snap de drang van de heer Atsma om mij te verleiden tot een uitspraak hierover. Ik zal eerlijk bekennen dat het ook voor de jonge boeren een ingewikkeld probleem is. Ik denk aan goede scholing en aan goede mogelijkheden om een plek te krijgen. Als je je zou moeten verplaatsen vanuit een reconstructiegebied of als je in een situatie zit waarin je het bedrijf eigenlijk niet goed kunt overnemen van je ouders, zou je geholpen kunnen worden met de verplaatsing. Die handreikingen bieden een heel breed palet van mogelijkheden om het boeren niet onmogelijk te maken op de eigen plaats.

De heer Van der Vlies (SGP): Daar ben ik het mee eens, maar zou het ook geen idee kunnen zijn om ons gezamenlijk in te zetten om, als het volume van de subsidieregeling die mijn naam draagt, ontoereikend zou zijn als gevolg van de belangstelling daarvoor, dat volume te vergroten? Dat is nu nog niet aan de orde, maar dat zou een keer kunnen gebeuren. Ik begrijp dat u daar dan wel voor te spreken bent.

De heer Cramer (ChristenUnie): Volgens mij heeft ook de ChristenUnie nadrukkelijk een steentje bijgedragen aan die subsidieregeling. Ja, ik ben ervoor om dan te kijken naar verruiming daarvan. Nogmaals, ik vind dat je je er heel sterk voor moet inzetten om ervoor te zorgen dat in de gezinsbedrijven een volwaardige plaats kan blijven bestaan voor de bedrijfsopvolging.

Een op de toekomst gerichte landbouw betekent voor de ChristenUnie verduurzaming van de gangbare landbouw en inzet op biologische landbouw.

De afgelopen jaren is de wens om biologische producten te gebruiken toegenomen, bij de consument en bij de retail. Aanbod en vraag zijn echter niet meer in balans. Dit drijft de prijzen op. Bestaat daardoor niet het risico dat consumenten en retail afhaken?

Uit de quickscan blijkt dat er ruimte is voor meer biologische ondernemers. Het vergroten van aanbod gaat echter niet zomaar. Vanwege de hoge grondprijs is het moeilijk om uit te breiden. Door de hoge prijzen voor gangbare producten wordt er minder snel omgeschakeld. Ik vraag de minister of een terugkeer naar de omschakelingssubsidie tot de mogelijkheden behoort. Hierdoor krijgen overstappers een steun in de rug en kan de doelstelling van 10% voor het biologisch areaal gehaald worden.

De heer Waalkens (PvdA): Ik neem aan dat collega Cramer het hoofdstukje "biologische landbouw" heeft afgesloten. Hoe kijkt de heer Cramer aan tegen mijn opmerking over de co-existentie en de GMO-problematiek? Ziet hij iets in de gedachte die ik heb ontwikkeld om via hectarepremies voor biologische landbouw de grondgebonden biologische landbouw te steunen?

De heer Cramer (ChristenUnie): De eerste vraag is voor mij wat ingewikkeld. Ik ben niet zo thuis in de gedachte van de co-existentie. Misschien staat de voorzitter toe dat de heer Waalkens dit voor mij verduidelijkt.

De wijze van steunen uit de tweede vraag van de heer Waalkens vind ik een goede gedachte.

De voorzitter: De verduidelijking is niet nodig, omdat hierover binnenkort een debat wordt gehouden.

Mevrouw Van Velzen (SP): Daar weet ik niets van. Dat is interessant.

De voorzitter: De griffier meldt mij dit.

Mevrouw Van Velzen (SP): De heer Cramer pleitte zojuist voor een omschakelingssubsidie. Ik houd dit pleidooi al jaren. Tot nu toe heb ik het kabinet altijd tegenover mij gevonden. Ik vrees dat dit nu ook gaat gebeuren. Ik help de heer Cramer graag aan een meerderheid. Ik denk dat er meer steun is in de Kamer. Als de minister "nee" zegt, is hij dan bereid om een voorstel te doen om alsnog over te gaan tot een omschakelingssubsidie en daar een dekking voor te vinden, het liefst samen met mij?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik constateer dat al anderhalve minuut van mijn tijd is doorgelopen tijdens de interrupties. Dat geeft niet, maar ik stond op ruim drie minuten! In reactie op mevrouw Van Velzen zeg ik dat ik het een goede gewoonte is om de minister eerst te laten antwoorden op mijn vraag. Als er goede redenen zijn waarom dit niet kan, ben ik daarvoor altijd gevoelig. Als er argumenten zijn voor een tandje hoger, vindt mevrouw Van Velzen mij ook aan haar zijde om te bekijken of wij zouden moeten doorschakelen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Het leven is niet vandaag begonnen. Al eerder heb ik aan de minister gevraagd of er extra investeringen in de biologische landbouw komen. Haar antwoord was negatief. Als zij dus al achter het idee stond, dan is daar geen geld voor beschikbaar. Ik vrees dat wij toch met een amendement zouden moeten komen. Ik vraag aan de heer Cramer of hij bereid is om dit samen met mij in te dienen.

De heer Cramer (ChristenUnie): Laat ik niet op voorhand "nee" zeggen. Het hangt af van wat de minister zegt. Ik ben altijd zeer gevoelig voor een goed antwoord van haar. Ik hoop dat mevrouw Van Velzen dit kan billijken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb goed nieuws voor de heer Cramer. Ik heb een amendement liggen om 10 mln. extra te investeren in de biologische landbouw. Dit bedrag is gedekt. Dit kan hij straks even nakijken. Ik beluister een terechte zorg bij de heer Cramer. Ik vraag mij af of wij de omschakeling, wat niet een al te hoog percentage is, wel gaan halen. Dit is een terecht punt van de heer Cramer. Hij vraagt het aan de minister, wat heel fatsoenlijk is. Ik mag toch wel aannemen dat als hij nul op het rekest krijgt, hij in de tweede termijn mij steunt of zelf met een voorstel komt. Gratis medeleven of gratis omschakelen gaat niet. Dat weet hij toch ook.

De heer Cramer (ChristenUnie): Mevrouw Van Gent zegt dat goed. Ik maak mij zorgen over de omschakeling. De markt is dan ook fragiel. Bij een te snelle omschakeling zal blijken dat de opnamecapaciteit niet groot is. Het rapport van Wageningen laat de ruimte zien aan de vraagkant. Dat is mijn drive om te pleiten voor meer omschakeling. Feit is dat het prijsniveau van de gangbare producten het omschakelen niet of minder interessant maakt voor boeren. Niet alle boeren kunnen op biologische landbouw overschakelen. Ik wil echter minimaal vasthouden aan de doelstelling van 10%. Daar mag aan gewerkt worden in het tempo dat de markt aangeeft. Ik ben het dus met mevrouw Van Gent eens.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik ben heel benieuwd naar wat u met mijn amendement doet en hoe dit debat verder gaat lopen in de komende dagen.

De voorzitter: Voordat de heer Cramer doorgaat, wijs ik hem even op zijn klokje.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ja, daar ben ik heel tevreden mee.

Ik ben blij dat de Nota Dierenwelzijn er ligt. Ik haal daar voor dit moment één punt uit, namelijk dat van de verrijkte kooi. De bezwaren die de minister aanvoert, zijn terecht en moeten niet gemakkelijk terzijde worden geschoven. Hoewel mijn fractie de argumenten van de minister deelt, deelt zij niet haar conclusie. De fractie van de ChristenUnie houdt vast aan het uitvoeren van de motie van vorig jaar. Daar zijn goede mogelijkheden voor. Ik denk daarbij aan de Kleingruppenhaltung die in Duitsland vanaf 2009 wordt ingevoerd. De introductie van dit systeem betekent een verbetering van het dierenwelzijn en voorkomt dat Nederland alleen optrekt waardoor de productie zich verplaatst met een verslechtering van het dierenwelzijn als gevolg. Mijn fractie vraagt concreet om invoering van de Kleingruppenhaltung, bij voorkeur vanaf 2009. Vanaf 2018 kan dan een verbod worden ingesteld op de verrijkte kooien, uitgaand van de economische levensduur van net geplaatste verrijkte kooien. Ik hoor graag de reactie van de minister want mijn fractie overweegt een motie op dit punt.

De heer Waalkens (PvdA): Kent u de lay-out van de Kleingruppenhaltung? Ik heb in Klazienaveen de lay-out van een bedrijf gezien waar de verrijkte kooien zijn gebouwd onder het gesternte van de Kleingruppenhaltung. Het ging om een stal van 200 meter lang waarin kooien achtmaal op elkaar waren gestapeld. Dat voldeed absoluut niet aan onze criteria voor het huisvesten van leghennen. Weet u of de betiteling "Kleingruppenhaltung" in Duitsland op dezelfde manier wordt ingevuld als in Nederland?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet weet of het voorbeeld dat u aanhaalt, gelijk is aan hetgeen in Duitsland gebeurt. Ik weet wel dat Duitsland nadrukkelijk heeft gekeken naar die verrijkte kooien en deze als onvoldoende beschouwt. Daaruit is die Kleingruppenhaltung voortgevloeid. Die ontwikkeling is ruimer dan de verrijkte kooi. De fractie van de ChristenUnie zegt dat de ontwikkeling niet stil moet staan bij het houden in kooien. De inzet is gericht op biologisch houden. Gelet op de afzetgebieden zal er echter altijd een bepaalde mate van productie in kooien mogelijk moeten zijn. Ik wil dat accepteren zolang dat diervriendelijker gebeurt dan met de gewone kooi en de verrijkte kooi. Om die reden stel ik dit nu voor. Ik haak in op de argumenten van de minister in de Nota Dierenwelzijn waarin staat dat er niet moet worden omgeschakeld vanwege de economische gevolgen. Die bezwaren zijn massief en daar moet niet te lichtvaardig over worden gedacht. Als er echter nu wordt doorgeschakeld naar die Kleingruppenhaltung, dan kan er toch een verbetering van het dierenwelzijn worden bereikt terwijl er recht wordt gedaan aan economische belangen.

De heer Waalkens (PvdA): Wij redeneren voor een groot deel langs dezelfde lijn. Ik raad u echter aan om eens in Klazienaveen te gaan kijken.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ook ik heb die Kleingruppenhaltung gezien en die betekent echt geen verbetering van dierenwelzijn. Ik vroeg mij het volgende af. Meer dan de helft van de pluimveehouders is al omgeschakeld naar het houden van scharrelkippen. Eigenlijk is dat een trend dus waarom zou u terugvallen op het kooisysteem waarvan onduidelijk is of het het doel bereikt en dat zeer waarschijnlijk uiteindelijk wordt afgeschaft, juist vanwege de trend naar meer diervriendelijkheid. Ik richt mijn energie liever op de scharrelsystemen.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik begrijp uw opmerking en ik kan die ook wel billijken. Wij moeten echter zo eerlijk zijn om te erkennen dat de sector een belangrijk deel van de niet-biologische eieren niet in Nederland afzet. De Nederlandse markt gaat uit van biologisch gehouden kippen maar vanwege de export staat andere huisvesting voor ogen. Ik wijs ook op de rapportage daarover.

Ik vind dat wij reëel moeten zijn. Wij vinden het maatschappelijk gewenst dat er een betere situatie ontstaat. U vindt die situatie niet goed, maar daar zijn de geleerden het niet over eens. Duitsland heeft niet voor niets een stap verder gezet dan de verrijkte kooi met de kleingruppenhaltung. Dat is volgens mij toch een stap verder en beter dan het huidige systeem. Wat mij betreft is het een tussenfase. Ik zou ervoor willen pleiten om nog een stap verder te zetten.

Op de Duitse markt voor eieren was er een ongelofelijke druk op de biologische eieren. Daar heeft men een stap teruggezet. Er zijn weer kooi-eieren in de schappen gezet omdat er geen vraag was naar biologische eieren en de prijsvorming niet goed was. Wij kunnen dan wel ijzerenheinig blijven produceren, maar dat zal tot gevolg hebben dat de sector op een gegeven moment noodlijdend wordt en subsidie nodig heeft. Dat wilt u ook niet. Ik vind dat wij de sector de mogelijkheid moet bieden om zelfstandig te functioneren, maar wel met een stapje meer op het gebied van dierenwelzijn.

Mevrouw Thieme (PvdD): Het zou juist ijzerenheinig zijn om toch te proberen om te concurreren met bijvoorbeeld Amerika en andere landen die nu droge eiproducten maken, zoals eigeel en eipoeder. Daar kan Nederland niet meer tegenop concurreren. Er zou juist gedifferentieerd moeten worden en over moeten worden gegaan op kwaliteitsproductie om het hoofd boven het water te houden.

De heer Cramer (ChristenUnie): Uw redenatie is op je rug gaan liggen en de pootjes in de lucht doen als een dooie kip. Wij zouden dan accepteren dat Amerika eiwitproducten gaat leveren aan ons omdat wij het vertikken om het mogelijk te maken dat onze ondernemers die zelf proceren. Daar weiger ik aan mee te werken.

Mevrouw Thieme (PvdD): Dan redeneert u als een wapenhandelaar die zegt dat hij het beter zelf kan doen.

De voorzitter: U had het woord niet, mevrouw Thieme.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik kon niet verstaan wat mevrouw Thieme zei.

De heer Atsma (CDA): Dit is een interessante discussie. Ik vind de gedachte die u naar voren brengt interessant. Zij sluit naadloos aan bij een aantal opmerkingen van de heer Graus. Als wij iets willen bereiken, moeten wij dat op een verstandige manier doen waarbij iedereen mee kan komen. Uw suggestie gaat een eind in die richting. Hebt u van de sector gehoord of men dit een begaanbare weg vindt? Als dat het geval is, ben ik daar benieuwd naar. Het klinkt in elk geval als een weg die beter begaanbaar is dan de eerste, wat korte slag.

De heer Cramer (ChristenUnie): De sector was naar mijn idee nog wat terughoudend. Zij vinden dat er ruimte moet worden geboden en willen vervolgens bezien of geleidelijke op de verrijkte kooi kan worden overgestapt. De fractie van de ChristenUnie is van mening dat er een stap voorbij de verrijkte kooi moet worden gezet. Vandaar dat ik dit voorstel doe. Wij hebben vorig jaar voor de motie gestemd waarin werd verzocht om de verrijkte kooi af te schaffen. De minister wil die niet uitvoeren. Daar heeft zij moverende redenen voor die wij niet lichtvaardig aan de kant moeten schuiven. Daarom stel ik voor om toch een stap te zetten door dit te doen. Dan hebben wij in elk geval iets bereikt, even los van de wetenschappelijke discussie van mevrouw Thieme over de vraag of het systeem beter is of niet. Ik ben een techneut, geen dierendeskundige. Als er in een rapportage staat dat de kleingruppenhaltung wel degelijk een stap verder gaat op het gebied van dierenwelzijn, accepteer ik dat. Ik vind dat een belangrijk gegeven. Dat is de keuze van Duitsland geweest.

Duitsland is voor ons een belangrijk deel van de exportmarkt. Ik denk dus dat het heel verstandig is dat onze sector op het daar gebruikte systeem aansluit. Voor wij het weten, krijgen wij immers ineens een handelsbeperking van Duitsland opgelegd omdat wij niet meer aan de kwaliteitseisen voldoen. Dat is ook het geval bij bepaalde producten die naar Engeland gaan. Daar worden bepaalde kwaliteitseisen gesteld voor het verkrijgen van een biologisch keurmerk.

De heer Atsma (CDA): Ik ben blij met deze benadering, omdat dit in elk geval een weg is die zou kunnen worden gevolgd door de ondernemers in het algemeen. Ik zou graag morgen van de minister een inhoudelijke reactie horen over de begaanbaarheid van dit pad, want daar valt of staat natuurlijk alles bij.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik had dit al aan de minister gevraagd.

Mevrouw Van Velzen (SP): De reden dat de SP-fractie de motie over de verrijkte kooien heeft gesteund, is dat die kooi leidt tot stagnatie in het proces om het dierenwelzijn te verbeteren. Dat hoor ik terug in uw betoog. U wilt dat wij stappen vooruit zetten. Dat Duitse huisvestingssysteem is niet meer dan een andere vorm van een veredelde legbatterij, zoals de verrijkte kooi ook is. U klinkt heel positief. Ik heb volgens mij hetzelfde onderzoek gelezen als u. Ik beschouw dit systeem als een heel klein stapje vooruit, maar vooral als stagnatie van het proces om af te komen van dit soort kooisystemen. Waarom bent u er zo positief over?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik zeg niet dat ik er zo positief over ben. Ik zie echter twee zaken. Aan de ene kant is er een maatschappelijke drang om zo veel mogelijk eieren op een biologische manier te produceren. Aan de andere moet er sprake zijn van een economisch renderende sector. Die sector heeft zich, ook op basis van eisen van onze eigen maatschappij inzake de productie, ontwikkeld en heeft de huidige omvang bereikt.

Dat vertegenwoordigt een bepaalde economische waarde. Ik zal er niet aan meewerken om helemaal over te schakelen op biologisch geproduceerde eieren in de wetenschap dat de markt daarvoor er voor belangrijk deel niet is. Ik heb dat zojuist ook al tegen mevrouw Thieme gezegd. Wij kunnen er heel geheimzinnig over doen, maar de markt is er niet. Ik zou het wel willen. Dat ben ik met u eens. Ik zou het graag willen. Maar dan accepteer ik liever de tussenfase waarin wij een verrijkte kooi hebben. Daarom heb ik daartoe een voorstel gedaan. Wij accepteren daarmee een bepaalde afbouw van de economische levensduur. Daarmee voorkomen wij economische schade. Iedereen waar hij aan toe is. Wij creëren helderheid voor de ondernemers. Wie weet of er over tien of vijftien jaar opnieuw een mogelijkheid is om een stap te zetten. Op deze manier bereiken wij met elkaar uiteindelijk meer dan dat wij ijzerenheinig inzetten op een bepaalde visie. Daarmee zouden wij grote economische schade toebrengen. Dat zou ik echt niet willen. Wat mij betreft zoeken wij dus een balans tussen ecologie en economie.

Mevrouw Van Velzen (SP): Dat is altijd zinnig. De markt voor honderd procent makrobiologische eieren is er inderdaad niet. Wij zitten echter wel met een kabinet dat hierin geen kleur bekent. Op het moment dat de overheid stelt dat een bepaald slag eieren niet diervriendelijk genoeg is, is dat duidelijk. De motie om alle producten te etiketteren waarin legbatterijeieren zitten, wordt niet uitgevoerd. Een markt kun je creëren door de juiste informatie te geven aan consumenten. Is de heer Cramer met mij van mening dat dergelijke informatie op dit moment niet aan de consument wordt gegeven?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik weet niet of je het zo sterk kunt zeggen dat je de markt kunt creëren. Ik wijs er nogmaals op dat in Duitsland sprake was van een heel mooie ontwikkeling met de supermarkten die zich ervoor inzetten. Die hebben echter ook weer de keuze terug gemaakt. Wij hebben het er eerder over gehad dat de retail een heel belangrijke factor is om de biologische landbouw een stevige basis te geven. Wanneer mevrouw Van Velzen stelt dat het kabinet geen kleur bekent, hoop ik met mijn betoog in ieder geval voldoende duidelijk te hebben gemaakt hoe de ChristenUnie hierin staat.

De voorzitter: De heer Cramer vervolgt zijn betoog.

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Sprekend over een toekomstgericht beleid kom ik als vanzelf op de overheidsvisie bio-based economy. Ik zou hierover veel kunnen zeggen, maar dat zal mijn collega Wiegman doen bij de behandeling van de begroting VROM. Eerder is dat ook al het geval geweest bij de bespreking van Schoon en zuinig. Ik wil wel gezegd hebben dat duurzaamheid en het vaststellen van duurzaamheidscriteria bovenaan de prioriteitenlijst moeten staan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingslanden lijden onder onze wens tot het gebruik van biomassa. Terug naar eigen land. De glastuinbouw is een sterke speler in het proces van het terugdringen van de CO2-uitstoot, die ook door de minister wordt gewenst. Betekent dit vervolgens ook dat er meer kansen komen voor energieinitiatieven vanuit de tuinbouwsector en verbeterde teruglevering aan het net? Voert de minister overleg met haar collega van Economische Zaken om ervoor te zorgen dat deze kleinschalige maar betrouwbare energieopwekking voldoende ruimte krijgt op het net? Mijn fractie hecht eraan dat er bij de verdeling van de subsidiegelden ook aandacht wordt geschonken aan de kleinschalige projecten. In hoeverre profiteren de kleine projecten daarvan, ook wanneer daarvoor wellicht iets meer begeleiding noodzakelijk is?

De heer Atsma (CDA): Ik wil even nader ingaan op het terugleveren aan de netten, in het bijzonder de gegarandeerde prijs die de ondernemers zouden moeten krijgen voor de elektriciteit die zij aan het net terugleveren. Zou de heer Cramer er iets voor voelen wanneer wij de energiebedrijven zouden aanmoedigen om een bepaald percentage verplicht af te nemen tegen een gegarandeerde prijs, zodat de ondernemers die elektriciteit opwekken en willen terugleveren aan het net, daarvoor een gegarandeerde prijs krijgen?

De heer Cramer (ChristenUnie): Economische Zaken zit, ook al heb ik een bredere portefeuille dan de meeste collega's, niet in mijn portefeuille. Ik acht dit een boeiende gedachte. Ik zal er zeker over nadenken. Anders dan het plaatsen van weer een nieuwe grote kolencentrale acht ik dergelijke initiatieven waarmee een oplossing wordt gevonden voor mestvergisting en belangrijke aspecten als energiegrondstoffen, CO2-terugwinning en energieneutraliteit voor de kas een rol spelen, buitengewoon belangrijk. Als je energie kunt terugleveren, moet dat worden gestimuleerd in plaats van afgeremd. Het zijn geen grote energieleveranciers, maar het is wel een heel stabiele factor. Er zou een grote bijdrage geleverd kunnen worden vlak bij of rondom woonkernen, waaraan energie of warmte kan worden geleverd. Ik zie dit als een kans, terwijl ik het gevoel heb dat de grote energieleveranciers dit juist als een bedreiging zien.

De heer Atsma (CDA): De reactie van collega Cramer is mij uit het hart gegrepen. Wij zouden de minister samen om een reactie op de suggestie kunnen vragen. Moet opgewekte energie verplicht worden afgenomen door elektriciteitsbedrijven?

De heer Cramer (ChristenUnie): Het is buitengewoon boeiend dat de heer Atsma kans ziet om behalve in zijn eigen termijn via mijn termijn weer nieuwe vragen aan de minister te stellen.

De voorzitter: U mag hem steunen of u steunt hem niet.

De heer Cramer (ChristenUnie): Laat ik hem maar steunen.

De minister geeft aan dat zij de financiering voor het Deltaplan "Nederland weer mooi" kan vinden binnen bestaande meerjarige kaders. De pilots worden in maart 2008 opgestart. Waar is de financiering voor het komende jaar dan? Die kan toch niet aan de provincies en de private partijen worden overgelaten? Ik heb al gevraagd om een onafhankelijke commissie, die adviseert over mogelijke financieringsvormen. De minister zet in op een denktank die gevraagd en ongevraagd kan adviseren, maar ik blijf van mening dat een denktank ongeschikt en niet zwaar genoeg is voor dit omvangrijke project. Daarom blijf ik bij mijn dringende verzoek aan de minister om een onafhankelijke commissie in te stellen. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

In de nabije toekomst zullen wij spreken over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Uit de maatschappelijke consultatie komt een aantal waardevolle punten naar voren. Dat wordt binnenkort een mooie discussie. Mijn fractie wil de minister vast meegeven dat terecht wordt ingezet op vermaatschappelijking van de landbouw, maar onder de voorwaarde dat het GLB ten principale ten goede komt aan de primaire landbouw en het midden- en kleinbedrijf in de landbouw. Zet de minister daarom bijvoorbeeld in op een plafond aan de subsidie van EUR100.000? Ik sluit af met het uitspreken van de hoop dat wij met de minister de Nederlandse landbouw de aandacht kunnen geven die zij verdient, zodat er een blijvende toekomst is voor deze schitterende bedrijfstak.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij hebben geconstateerd dat de motie-Slob eigenlijk niet echt is uitgevoerd. Wat vindt de heer Cramer daar van? Wij vinden dat die uitvoering toch iets verbreed moet worden.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik heb ervoor gekozen dit punt niet bij de behandeling van de begroting van LNV aan de orde te stellen. Wij zullen er bij de behandeling van het Belastingplan op terugkomen. Wij hebben hetzelfde gevoel. De zaak is bij de behandeling van de begroting van LNV aan de orde gesteld, maar nu in uitvoering. Het is daarom een financieel onderwerp geworden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Deelt de heer Cramer mijn zorg?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik deel die zorg.