ChristenUnie


Inbreng bij wijziging Wet bezwaarplicht
telecommunicatiegegevens

Inbreng bij wijziging Wet bezwaarplicht telecommunicatiegegevens

woensdag 31 oktober 2007 10:38

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven de belangen die gediend kunnen zijn met het bewaren van telecommunicatiegegevens zoals in dit voorstel bedoeld. Deze leden zien voorts meerwaarde in harmonisering van de regelgeving waarop de onderliggende Europese richtlijn betrekking heeft. Wel maken de leden van de ChristenUnie-fractie graag van de gelegenheid gebruik op enkele punten verduidelijking te vragen of twijfel te uiten, met name waar het gaat om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Met betrekking tot de bewaartermijn zijn in de diverse adviezen en reacties al veel opmerkingen gemaakt. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de discussie die dit teweeg gebracht heeft en waarvan de weerslag terug te vinden is in bijvoorbeeld de gewijzigde memorie van toelichting en de reactie op het advies van de Raad van State. Een van de punten waarop deze leden graag een nadere reactie zouden ontvangen is de verhouding tot de bewaartermijn in andere lidstaten. Uit de gegevens in de memorie van toelichting en in het advies van het CBP blijkt dat - voor zover bekend - de meeste lidstaten een maximale termijn hanteren van twaalf maanden. Ondanks een daartoe strekkende vraag van de Raad van State wordt niet duidelijk gemaakt waarom Nederland hierin een stuk verder wil gaan door te kiezen voor een termijn van achttien maanden. Gelden de argumenten die de regering overigens voor deze keuze aandraagt niet of in mindere mate voor andere lidstaten? De voorbeelden die in de reactie op het advies van de Raad van State worden gehanteerd zijn op zichzelf herkenbaar, maar de leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of argumenten als deze voldoende zijn om de keuze voor een termijn van achttien maanden te dragen. Zijn precies dezelfde argumenten immers niet te hanteren om te komen tot een termijn van vierentwintig of zesendertig maanden? Kan de regering bovendien in kwantitatieve zin inzicht geven in de behoefte aan een bewaartermijn met de voorgestelde lengte?

Zoals de regering bekend zal zijn hebben het Actal en het CBP - gewaardeerde adviseurs - in een gezamenlijke brief aan de vaste Kamercommissie voor Justitie (d.d. 12 oktober 2007) de suggestie gedaan om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren naar de meest wenselijke bewaartermijn, dit in aanvulling op het eerdere onderzoek door de Erasmus Universiteit Rotterdam. Bovendien bepleiten beide adviseurs nader onderzoek naar de kosten die het onderhavige wetsvoorstel met zich brengt voor het bedrijfsleven. Graag vernemen de leden van de ChristenUnie-fractie de reactie van de regering op de inhoud van de bedoelde brief.